5 De beoordeling
Grensoverschrijdende bevoegdheid
5.1.
De in het vonnis in het incident vastgestelde bevoegdheid van de Nederlandse rechter om van de vorderingen van MVSA c.s. kennis te nemen, is in de Europese Unie territoriaal onbeperkt, zodat de rechtbank bevoegd is een bevel of verbod met nevenvorderingen ten aanzien van de winkel van Invert in Antwerpen te geven. Of in deze zaak een dergelijke grensoverschrijdende voorziening moet worden opgelegd, hangt vanzelfsprekend af van de toewijsbaarheid van de desbetreffende vorderingen. De rechtbank zal hierna eerst de op de auteursrechtelijke grondslag gestoelde vorderingen van MVSA beoordelen en daarna toekomen aan de op slaafse nabootsing gegronde vorderingen van Shoebaloo.
MVSA: auteursrechtelijke grondslag
5.2.
De vorderingen van MVSA dienen te worden beoordeeld naar het recht dat van toepassing is op de rechtsverhouding tussen MVSA en Invert c.s. MVSA c.s. heeft zich op het standpunt gesteld dat Nederlands recht van toepassing is, en dat voor zover Belgisch recht van toepassing zou zijn, dit alleen geldt ten aanzien van de vraag of sprake is van inbreuk, en niet ten aanzien van andere (voor)vragen. Invert c.s. meent daarentegen dat Belgisch recht van toepassing is. Hieromtrent overweegt de rechtbank het volgende.
5.3.
De vraag naar het op de rechtsverhouding tussen partijen toepasselijke recht dient te worden beantwoord aan de hand van Rome II3. Ingevolge de in artikel 4 lid 1 Rome II neergelegde hoofdregel is, tenzij in die verordening anders is bepaald, van toepassing het recht van het land waar de schade zich voordoet (lex loci damni), ongeacht in welk land de schadeveroorzakende gebeurtenis zich heeft voorgedaan en ongeacht in welke landen de indirecte gevolgen van die gebeurtenis zich voordoen. Voor inbreuken op intellectuele eigendomsrechten, waaronder auteursrechten (zie de considerans van Rome II onder 26), geldt een bijzondere, dwingendrechtelijke regeling: artikel 8 lid 1 Rome II bepaalt dat de niet-contractuele verbintenis die voortvloeit uit een inbreuk op een intellectueel eigendomsrecht, wordt beheerst door het recht van het land waarvoor de bescherming wordt gevorderd (lex loci protectionis).
5.4.
Met de auteursrechtelijke grondslag voor de door MVSA ingestelde vorderingen, valt haar rechtsverhouding met Invert c.s. onder het toepassingsbereik van artikel 8 lid 1 Rome II. In het onderhavige geval vordert MVSA bescherming voor België, aangezien de schoenwinkel van Invert zich in Antwerpen bevindt en MVSA bescherming verlangt tegen de volgens haar door het interieur van die winkel gemaakte inbreuk op haar auteursrecht. Hieruit volgt naar het oordeel van de rechtbank dat de vorderingen van MVSA beoordeeld moeten worden naar Belgisch recht.
5.5.
Wat betreft de inhoud van het voor deze zaak relevante Belgische recht, stelt de rechtbank voorop dat uit rechtspraak van het Hof van Justitie EU volgt dat het auteursrechtelijke werkbegrip en inbreukbegrip geharmoniseerde begrippen zijn4. Nu Invert c.s. dit expliciet heeft erkend, gaat de rechtbank voorbij aan het betoog van Invert c.s. dat in de praktijk wel degelijk verschillen zouden bestaan tussen het Belgische en het Nederlandse auteursrecht, bijvoorbeeld als het gaat om de hoogte van de drempel voor het werkbegrip.
5.6.
Ter vaststelling of sprake is van een auteursrechtelijke inbreuk in België zal de rechtbank daarom naar communautair recht beoordelen of (i) het ontwerp van de inrichting van de wanden met displays van het interieur van Shoebaloo een werk is, en (ii) Invert c.s. met de wandinrichting van het interieur van Invert daarop inbreuk maakt.
5.7.
Daarbij kan van het makerschap van MVSA worden uitgegaan. Aanvankelijk heeft Invert c.s. hierbij wel vraagtekens geplaatst. Onder randnummer 49 van de conclusie van antwoord wijst Invert c.s. er namelijk op dat uit niets blijkt dat MVSA de maker is van de inrichting van de wanden met displays van het interieur van Shoebaloo. Maar MVSA c.s. heeft vervolgens de onder 3.2 en 3.3 weergegeven verklaringen met bijlagen overgelegd, waaruit volgt dat het basisidee voor het interieurontwerp afkomstig is van de eigenaar van MVSA en verder is vormgegeven door een architect die bij MVSA in dienst is. Invert c.s. heeft nadien één en ander niet meer bestreden. Dat naar Belgisch recht niet van het makerschap van MVSA zou kunnen worden uitgegaan, is overigens gesteld noch gebleken.
5.8.
Om als auteursrechtelijk beschermd werk te kunnen worden aangemerkt, dient allereerst sprake te zijn van een werk van letterkunde, wetenschap of kunst, dat voldoende nauwkeurig en objectief kan worden geïdentificeerd.5 MVSA c.s. heeft ter zitting aangegeven wat zij als zelfstandig werk beschouwt en in deze procedure tegen Invert c.s. inroept, namelijk de inrichting van de wanden met displays van het interieur van Shoebaloo, die volgens de door haar overgelegde verklaringen (zie onder 3.2 en 3.3) zijn geïnspireerd op “de geërodeerde lagen in de slot-canyons van Arizona” en waarvan (de afbeeldingen op) het plafond en de (marmeren) vloer geen onderdeel uitmaken. Nu die inrichting in het interieur van Shoebaloo een op zichzelf staand ontwerp betreft, dat als inkleding op de vloer, tegen de wanden en tot aan het plafond is aangebracht, kan die wandinrichting objectief worden geïdentificeerd en worden afgebakend van (het ontwerp van) de vloer en het plafond. De rechtbank gaat daarom voorbij aan het betoog van Invert c.s. dat voor de vraag wat in auteursrechtelijke zin als werk moet worden aangemerkt, het gehele interieur, dus ook de sterrenhemel en de marmeren vloer, in ogenschouw moet worden genomen.
5.9.
Verder moet het voortbrengsel oorspronkelijk zijn, in die zin dat het een eigen intellectuele schepping van de maker is die de persoonlijkheid van de maker weerspiegelt en tot uiting komt door de vrije creatieve keuzes van de maker bij de totstandkoming van het werk6. Ook een verzameling of bepaalde selectie van op zichzelf niet beschermde elementen kan een (oorspronkelijk) werk zijn in de zin van de Aw.7 Daarbuiten valt in elk geval al hetgeen een vorm heeft die zo banaal of triviaal is, dat daarin geen creatieve arbeid van welke aard ook valt aan te wijzen.8 De keuzes van de maker mogen niet louter een technisch effect dienen of te zeer het resultaat zijn van een door technische uitgangspunten beperkte keuze.9Daarbij verdient opmerking dat deze uitsluiting van auteursrechtelijke bescherming zich niet uitstrekt tot alle elementen die een technische functie bezitten: daarmee zou de industriële vormgeving ten onrechte buiten het bereik van het auteursrecht geplaatst worden.10 Het feit dat het werk voldoet aan technische en functionele eisen laat onverlet dat de ontwerpmarges of keuzemogelijkheden zodanig kunnen zijn dat voldoende ruimte bestaat voor creatieve keuzes van de maker die een werk in auteursrechtelijke zin kunnen opleveren.11Voorts geldt dat de enkele omstandigheid dat het werk of bepaalde elementen daarvan, passen binnen een bepaalde mode, stijl of trend niet betekent dat het werk of deze elementen zonder meer onbeschermd zijn. Onderzocht moet worden of de vormgeving van de (combinatie van de) verschillende elementen zodanig is dat aangenomen kan worden dat met het ontwerp door de maker op een voldoende eigen wijze uiting is gegeven aan de vigerende stijl, trend of mode.12
5.10.
De rechtbank neemt bij de beoordeling daarvan de (combinatie van) elementen die door MVSA c.s. als kenmerkend zijn aangewezen (zie onder 4.3) tot uitgangspunt, met dien verstande dat – gelet op de afbeeldingen die zijn overgelegd van de wandinrichting (zie onder 3.1) en de verklaringen van de architect van MVSA (zie onder 3.3) – de omschrijving van die kenmerken meer concreet als volgt moet worden geduid:
5.10.1.
Uit lagen opgebouwde, golvende wandpanelen.
De wandpanelen bekleden de wanden van de ruimte vanaf de vloer en vormen in het horizontale vlak een doorlopend, ononderbroken geheel. In het verticale vlak zijn de wandpanelen opgebouwd uit gelijkmatige lagen van dezelfde dikte, die op elkaar aansluiten maar zichtbaar zijn door naden tussen de lagen. De bovenste lagen tot aan het plafond vormen een soort omlijsting rondom het plafond. Daaronder golven de lagen van de wandpanelen, ongelijkmatig in diepte, hoogte (variërend van één tot meer lagen gegroepeerd) en plaats van de golven, in en uit.
5.10.2.
In de wandpanelen geïntegreerde in- en uitgolvende displays met een profiel dat vloeiend overgaat in het profiel van de achterliggende wandpanelen.
Door de variatie in diepte van de golven van de lagen, wordt op meerdere plaatsen in de wandpanelen de oppervlakte op en aan de onderzijde van de lagen zichtbaar en ontstaan displays (plateaus). Soms bestaat een display uit een enkele laag; vaker uit twee of drie lagen. Het profiel van deze displays gaat vloeiend over in het profiel van de achterliggende wandpanelen, die kleinere golfbewegingen maken.
5.10.3.
In translucent materiaal uitgevoerde displays met geïntegreerde ledverlichting vanaf de onderzijde.
De oppervlakte van de displays bestaat uit een doorschijnend materiaal, waaronder verlichting is aangebracht, zodat de displays worden opgelicht.
5.10.4.
Een ellipsvormige uitsnijding uit de wandpanelen ter hoogte van de voorpui.
In de etalage van de winkel, zichtbaar vanaf de straat, is een ellipsvormige uitsparing aangebracht in de doorlopende wandpanelen, met in het midden een uit de lagen bestaande zuil.
5.11.
Volgens Invert c.s. heeft het winkelinterieurontwerp geen eigen en oorspronkelijk karakter omdat in het vormgevingserfgoed de meeste elementen al voorkomen en MVSA in wezen bescherming tracht te krijgen voor bestaande stijlen en gangbare vormen. Uit het vormgevingserfgoed heeft Invert c.s. de onder 3.8 weergegeven voorbeelden aangehaald.
5.12.
Uit die voorbeelden uit het vormgevingserfgoed kan echter niet worden afgeleid dat MVSA uitsluitend bestaande stijlen en gangbare vormen heeft verwerkt in het interieur van Shoebaloo. De voorbeelden tonen weliswaar allemaal (deels) uit lagen opgebouwde (wand)inrichtingen, waarbij de meeste ook ruimte bieden voor het uitstallen of plaatsen van producten, maar voor zover daarmee al kan worden gesproken van een bepaalde stijl heeft MVSA daaraan met de combinatie van de (specifieke vormgeving van de) kenmerkende elementen van haar ontwerp op voldoende eigen wijze uiting gegeven. Zo is in geen enkel voorbeeld sprake van wandpanelen die in het verticale vlak bestaan uit gelijkmatige lagen van dezelfde dikte, die op elkaar aansluiten maar zichtbaar zijn door naden, welke lagen ongelijkmatig in diepte, hoogte (variërend van één tot meer lagen gegroepeerd) en plaats van de golven, in en uit golven, laat staan dat daarin displays worden gevormd op de wijze als in het ontwerp van MVSA.
5.13.
Invert c.s. heeft nog aangevoerd dat in het ontwerp van het interieur van Shoebaloo geen, althans weinig, creatieve keuzes zijn gemaakt, omdat de vorm is bepaald door de ruimte van de winkel en het materiaal. Ook de kleurkeuze getuigt niet van creativiteit, aldus Invert c.s. Uit niets blijkt echter, en Invert c.s. heeft dat ook niet onderbouwd, dat het ontwerp niet in een andere ruimte zou kunnen worden toegepast of dat het materiaal het ontwerp heeft bepaald. Materiaal en kleur van de wandpanelen maken overigens ook geen deel uit van de hiervoor vastgestelde kenmerkende trekken van het werk.
5.14.
Verder wijst Invert c.s. erop dat het kenmerk van de van onderaf verlichte displays is bepaald door het beoogde technische effect. Voor het kenmerk van in translucent materiaal uitgevoerde displays met geïntegreerde ledverlichting vanaf de onderzijde geldt weliswaar dat deze (in elk geval mede) een technische functie heeft – namelijk het uitlichten van de op de displays geplaatste waar – maar het gebruikmaken van verlichting en de wijze waarop betreffen in het ontwerp wel degelijk vrije keuzes, die kunnen meewegen in de beoordeling.
5.15.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het ontwerp van het interieur van Shoebaloo voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking komt.
5.16.
Vervolgens ligt de vraag voor of Invert c.s. met het interieur van Invert inbreuk maakt op het aan MVSA toekomende auteursrecht op het interieur van Shoebaloo.
5.17.
MVSA c.s. stelt dat het interieur van Invert een klakkeloze kopie is van het interieur van Shoebaloo, omdat alle afzonderlijke beschermde trekken van het werk van MVSA zijn overgenomen en de totaalindrukken overeenstemmen. Invert c.s. meent dat het interieur van Invert en die van Shoebaloo wel enige gelijkenis vertonen, maar dat dat hooguit wordt veroorzaakt door een aantal overeenkomsten die niet zijn beschermd, zoals het gebruik van de kleur wit en de golvende beweging. Verder meent Invert c.s. dat de totaalindrukken niet overeenstemmen.
5.18.
Naar communautair recht (artikel 2 Arl13) hebben auteurs het uitsluitend recht om (volledige of gedeeltelijke) reproductie van hun werken toe te staan of te verbieden. De bescherming van het recht van de auteur om reproductie toe te staan of te verbieden betreft dus het werk. Daarbij is in aanmerking te nemen dat de op grond van artikel 2 Arl verleende bescherming een ruime omvang toe komt.14
5.19.
In het Nederlands recht is aan het communautair recht op die wijze invulling gegeven dat in de onderhavige zaak van een ongeoorloofde reproductie sprake zou zijn indien in het interieur van Invert auteursrechtelijk beschermde elementen aan het interieurontwerp van MVSA zijn ontleend. Wanneer een mate van overeenstemming aan de orde is die van een zodanige aard en omvang is dat, indien het vermoeden dat ontlening aan de orde is niet wordt ontzenuwd, geoordeeld moet worden dat van een ongeoorloofde reproductie in auteursrechtelijke zin sprake is, geldt een omgekeerde bewijslast, met dien verstande dat degene die als verweer tegen een inbreukvordering stelt dat de gelijkenis van zijn werk met het eerdere werk op toeval en niet op ontlening berust, van die stelling de bewijslast draagt.15 Bij de beantwoording van de vraag of sprake is van overeenstemming in evenbedoelde zin komt het erop aan of het beweerdelijk inbreukmakende werk in zodanige mate de auteursrechtelijk beschermde trekken van het eerdere werk vertoont dat de totaalindrukken die de beide werken maken te weinig verschillen voor het oordeel dat het eerstbedoelde werk als een zelfstandig werk kan worden aangemerkt.16 Invert c.s. heeft niet gesteld dat de criteria voor het beoordelen van de auteursrechtinbreuk naar Belgisch recht wezenlijk anders zijn.
5.20.
Gegeven de afstand van het ontwerp van het interieur van Shoebaloo tot het vormgevingserfgoed en op grond van een vergelijking van beide interieurs, komt de rechtbank tot het oordeel dat van zodanige overeenstemming sprake is dat van een ongeoorloofde reproductie in auteursrechtelijke zin sprake lijkt te zijn. Zoals blijkt uit de onder 3.5 weergegeven afbeeldingen, vertoont het interieur van Invert immers onmiskenbaar de meest kenmerkende elementen van de onder 5.10 genoemde auteursrechtelijk beschermde trekken van het interieurontwerp van Shoebaloo, en in dezelfde combinatie. De wandpanelen van Invert zijn immers op exact dezelfde wijze als het interieur van Shoebaloo opgebouwd en gevormd, met lagen van eenzelfde dikte, eenzelfde groepering en eenzelfde manier van golven, en de displays worden op gelijke wijze gevormd en belicht. Ook in het interieur van Invert is in de etalage van de winkel, zichtbaar vanaf de straat, een (rondvormige) uitsparing aangebracht in de doorlopende wandpanelen. Die overeenkomsten kunnen niet – zoals Invert c.s. betoogt – worden verklaard door de keuze van Invert c.s. voor een al bestaande stijl, nu de interieurs uit het vormgevingserfgoed – voor zover daarin al van een stijl kan worden gesproken, verwezen wordt naar overweging 5.12 – hooguit met elkaar gemeen hebben dat de (wand)inrichtingen uit lagen zijn opgebouwd en, in de meeste gevallen, ook ruimte bieden voor het uitstallen of plaatsen van producten. De uitvoering daarvan is steeds duidelijk anders en in elk geval ook duidelijk anders dan in het interieur van Shoebaloo.
5.21.
Invert c.s. heeft nog aandacht gevraagd voor verschillen in het interieur van beide winkels, bijvoorbeeld in het plafond, de vloer, de kleur van de verlichting en het gebruik van haken voor het ophangen van accessoires, maar die verschillen betreffen niet het beschermde werk, zodat die het voorgaande niet anders maken. Het verschil dat Invert c.s. nog duidt in de afwerking van het einde van de wandpanelen, neemt ook niet weg dat de totaalindrukken zodanig overeenstemmen dat het interieur van Invert niet als een reproductie kan worden aangemerkt.
5.22.
Invert c.s. stelt dat [gedaagde 1] het interieur van de winkel zelf heeft bedacht en in elkaar heeft gezet met een aantal timmerlieden, zonder dat daar officiële ontwerpen of bouwtekeningen voor zijn gemaakt, en dat zij dat interieur eerder dan het interieur van Shoebaloo, dan wel gelijktijdig, hebben gerealiseerd. Voor zover de rechtbank Invert c.s. zo moet begrijpen dat zij stelt dat de gelijkenis van het interieur van Invert met het interieur van Shoebaloo op toeval en niet op ontlening berust, schiet de onderbouwing van die stelling om de volgende redenen tekort.
5.23.
Partijen twisten over het precieze moment van realiseren van het interieur van Invert. Invert c.s. stelt onder verwijzing naar stukken over de ondertekening van de huurovereenkomst op 24 september 2014, foto’s van het productieproces en een factuur voor het aanbrengen van een coating op de vloer, dat het interieur is opgebouwd in de periode van september tot en met november 2014 en dat de winkel van Invert in december 2014 is geopend. MVSA c.s. bestrijdt die stelling, door vraagtekens te plaatsen bij de door Invert c.s. overgelegde stukken en te wijzen op een screenshot van de Instagrampagina van Invert van 8 juni 2015 en een uitlating van een personeelslid van Invert over de openingsdatum van de winkel in juni 2015. Wat daar ook van zij, zelfs als in navolging van de stellingen van Invert c.s. aangenomen wordt dat het interieur van Invert in het najaar van 2014 is gemaakt, brengt dat nog niet mee dat de gelijkenis tussen de winkels op toeval berust. Uit de onder 3.2 en 3.3 weergegeven verklaringen van de directeur van MVSA en de architect volgt immers dat het interieur van Shoebaloo gelijk is aan het interieur van de winkel van Shoebaloo in de Stokstraat in Maastricht, en daar alleen van verschilt wat betreft kleur en vorm van de winkel. De winkel in Maastricht is er al sinds 2012. Bovendien is het interieur van Shoebaloo gerealiseerd voor de opening van de winkel aan het Koningsplein in Amsterdam op 27 november 2014. Niet kan worden uitgesloten dat ook (delen) van dat (in aanbouw zijnde interieur) al voor de bouw van het interieur van Invert voor het publiek zichtbaar zijn geweest.
5.24.
Het voorgaande betekent dat de stelling van Invert c.s. over het tijdstip van de bouw van het interieur van Invert het vermoeden dat ontlening aan de orde is niet kan ontzenuwen. Haar bewijsaanbod te dien aanzien wordt dan ook gepasseerd. Geoordeeld wordt dat met het interieur van Invert van een ongeoorloofde reproductie in auteursrechtelijke zin sprake is.
5.25.
Nu al vanwege ongeoorloofde reproductie grond bestaat voor toewijzing van de vorderingen van MVSA behoeft de door MVSA c.s. gestelde inbreuk door Invert c.s. door openbaarmaking van het inbreukmakende winkelinterieur op haar Instagram-account geen afzonderlijke inhoudelijke bespreking meer. MVSA c.s. heeft aan die specifieke handelingen geen afzonderlijk gevolg of specifieke vordering verbonden en op grond van voorgaande overwegingen bestaat ook vanwege die openbaarmaking grond voor toewijzing van de vorderingen.
Shoebaloo: slaafse nabootsing
5.26.
Shoebaloo heeft zich voor haar vorderingen uitsluitend beroepen op slaafse nabootsing. Bij de in Nederland geldende slaafse nabootsingsleer gaat het om de bescherming van een marktdeelnemer tegen een nabootsing van zijn producten die de consument zal kunnen verwarren met het nagebootste product, waarbij is vereist dat het nagebootste product een eigen gezicht op de relevante markt heeft, dat wil zeggen: zich in uiterlijke verschijningsvorm onderscheidt van andere, gelijksoortige producten op de markt. Dat dit naar Belgisch recht anders is, is gesteld noch gebleken.
5.27.
Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, valt niet in te zien dat Shoebaloo een beroep op slaafse nabootsing toekomt, al omdat Shoebaloo schoenen op de markt brengt, en niet het product waarvoor zij bescherming beoogt te krijgen, haar interieur. Daarbij komt dat MVSA c.s., zeker in het licht van de betwisting van Invert c.s. dat voldaan is aan de voorwaarden van slaafse nabootsing, onvoldoende heeft toegelicht dat met het interieur sprake is van een eigen gezicht op de relevante markt. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat MVSA c.s. voor het eerst op zitting iets heeft gezegd over de voorwaarden waaraan voor slaafse nabootsing voldaan moet zijn, en daaruit wordt niet duidelijk welk object dat eigen gezicht volgens MVSA c.s. zou hebben: alleen het interieur van Shoebaloo met de onder de beoordeling van het auteursrecht vastgestelde beschermde elementen, of de hele winkel? Verder heeft zij niet de relevante markt geduid en het hebben van een eigen gezicht ook niet met stukken onderbouwd.
5.28.
Shoebaloo heeft voor haar vorderingen geen andere grondslag aangevoerd dan slaafse nabootsing, ook niet naar Belgisch recht. De op slaafse nabootsing gegronde vorderingen van Shoebaloo, zowel de gevorderde verklaring voor recht, althans het verbod, als de gevorderde schadevergoeding, liggen hiermee voor afwijzing gereed.
Vordering 1 en 2: afgifte ter vernietiging/verbod
5.29.
Uit het voorgaande volgt dat in beginsel basis bestaat voor toewijzing van de vorderingen van MVSA voor zover die zien op het beëindigen van de inbreuk.
5.30.
De vordering van MVSA tot afgifte in Amsterdam van het interieur van Invert zal niet worden toegewezen, omdat toewijzing daarvan Invert c.s. onnodig met (extra) (vervoers)kosten zal confronteren, terwijl het beëindigen van de inbreuk ook op andere wijze, namelijk door een verbod, kan worden bereikt.
5.31.
Het subsidiair gevorderde verbod is aldus toewijsbaar. Invert c.s. heeft zich op het standpunt gesteld dat een termijn van veertien dagen onredelijk kort is gelet op de grote financiële gevolgen van de sluiting van de winkel. Ook kwalificeert Invert c.s. de hoogte van de dwangsom als onredelijk, mede omdat deze niet is gemaximeerd. De rechtbank ziet aanleiding om het gevorderde inbreukverbod van kracht te laten gaan drie maanden na betekening van dit vonnis, alsmede om de dwangsom te beperken en te maximeren als in het dictum vermeld.
Vordering 3: schadevergoeding
5.32.
Nu is vastgesteld dat Invert c.s. inbreuk heeft gemaakt op de auteursrechten van MVSA op het interieur van Shoebaloo, heeft MVSA in beginsel recht op vergoeding van de door haar geleden schade. Invert c.s. heeft weliswaar betwist dat MVSA schade heeft geleden en aangevoerd dat niet duidelijk is waar MVSA de vergoeding op baseert, maar uit dat wat MVSA c.s. heeft aangevoerd kan genoegzaam worden afgeleid dat MVSA een gederfde licentievergoeding vordert. MVSA wenst immers vergoeding van een bedrag van
€ 37.500,-, zijnde het bedrag dat MVSA aan Shoebaloo in rekening heeft gebracht als licentievergoeding voor het gebruik van het ontwerp van het interieur, en dat zij naar eigen zeggen ook in rekening had kunnen brengen bij Invert c.s. als toestemming voor gebruik was gevraagd. Als auteursrechthebbende heeft zij ook recht op een dergelijke vergoeding voor gebruik.
5.33.
Invert c.s. heeft ter zitting aangevoerd dat de schade haar niet kan worden toegerekend omdat zij niet wist of behoorde te weten dat zij inbreuk maakte. Uit de hiervoor vastgestelde inbreuk en ontlening vloeit echter voort dat de schade van MVSA Invert c.s. kan worden toegerekend.
5.34.
Bij de begroting van de schade van MVSA neemt de rechtbank tot uitgangspunt dat MVSA aanspraak kan maken op een als een forfaitair bedrag vast te stellen schadevergoeding gelijk aan de gebruikelijke licentievergoeding die Invert c.s. verschuldigd zou zijn geweest indien zij om toestemming had gevraagd voor het gebruik van het interieur. De (niet onderbouwde) stelling van Invert c.s. dat abstracte berekening van de voor vergoeding in aanmerking komende concrete schade naar Belgisch recht niet mogelijk is, brengt de rechtbank niet tot een ander oordeel, met name in het licht van artikel 13 lid 1 onder b van de Handhavingsrichtlijn17, waarin is bepaald dat de rechterlijke instanties die de schadevergoeding vaststellen in passende gevallen de schadevergoeding vaststellen als een forfaitair bedrag, op basis van elementen zoals ten minste het bedrag aan royalty’s of vergoedingen dat verschuldigd was geweest indien de inbreukmaker toestemming had gevraagd om het desbetreffende intellectuele-eigendomsrecht te gebruiken.
5.35.
Verder is van belang dat het gevorderde bedrag gelijk is aan de door MVSA bij Shoebaloo in rekening gebrachte licentievergoeding voor het gehele ontwerp, naar het lijkt met inbegrip van allerlei elementen die niet onder het hier relevante beschermingsbereik vallen (zoals het plafond, de vloeren en andere objecten in het ontwerp). De aan Shoebaloo verstrekte licentie is bovendien onbeperkt in tijd, terwijl Invert c.s. haar interieur niet langer zal mogen behouden. De rechtbank zal de aan MVSA toe te kennen schadevergoeding daarom begroten op een bedrag van € 10.000,-.
5.36.
De gevorderde rente over dit bedrag zal als onbestreden worden toegewezen.
5.37.
MVSA vordert verder Invert c.s. te bevelen schriftelijk opgave te doen van de gegevens van alle personen die betrokken zijn (geweest) bij en/of die verantwoordelijk zijn (geweest) voor de vervaardiging en verkoop aan Invert van het inbreukmakende interieur, op straffe van verbeurte van een dwangsom.
5.38.
Voor toewijzing van deze vordering ziet de rechtbank geen grond. Gesteld noch gebleken is dat er een concrete dreiging bestaat van nog meer inbreuken door Invert c.s. Voor begroting van schade zijn de door de onderhavige vordering bedoelde gegevens evenmin nodig. Daarmee ontbeert MVSA bij deze vordering een rechtens relevant belang.
5.39.
MVSA c.s. heeft vanwege het verschil in grondslag voor de vorderingen van MVSA respectievelijk Shoebaloo verzocht om (in het incident en in de hoofdzaak) Invert c.s. te veroordelen in de proceskosten van MVSA op de voet van artikel 1019h Rv en in de proceskosten van Shoebaloo op basis van het liquidatietarief. Invert c.s. heeft enkel verzocht om vergoeding van haar proceskosten op de voet van artikel 1019h Rv, maar zij heeft niet bestreden dat voor de vorderingen van Shoebaloo afgerekend dient te worden op basis van het liquidatietarief. De rechtbank stelt dan ook vast dat de vorderingen van MVSA zijn ingediend ter handhaving van intellectuele eigendomsrechten in de zin van artikel 1019 Rv en de vorderingen van Shoebaloo niet, zodat de proceskosten voor het deel van de zaak dat ziet op de vorderingen van MVSA zal worden begroot conform artikel 1019h Rv en de proceskosten voor het deel van de vorderingen van Shoebaloo volgens het liquidatietarief.
5.40.
Ondanks dat Invert c.s. heeft gesteld dat deze zaak voor de helft ziet op de door Shoebaloo ingestelde vorderingen en voor de andere helft op de vorderingen van MVSA en MVSA c.s. zich in getalsmatig opzicht niet heeft uitgelaten over welk deel van de zaak ziet op de handhaving van intellectuele eigendomsrechten en welk deel niet, vindt de rechtbank aanleiding om op basis van het debat de verdeling vast te stellen op 90% (het deel dat ziet op de handhaving van intellectuele eigendomsrechten) en 10% (het andere deel). Volgens die verdeling zullen de proceskosten hierna worden begroot.
5.41.
Daarbij is nog van belang dat de kostenspecificatie die MVSA c.s. heeft overgelegd naar haar toelichting alleen ziet op de tijd die is besteed aan de op de IE-grondslag gebaseerde vorderingen van MVSA (en dus op 90% van de aan de zaak bestede tijd) en niet op de uren die besteed zijn aan de grondslag van slaafse nabootsing van de vorderingen van Shoebaloo.
5.42.
Nu de incidentele vordering van Invert c.s. tot onbevoegdverklaring bij tussenvonnis is afgewezen en de proceskostenveroordeling in het incident is aangehouden, zal Invert c.s. thans als de in het incident in het ongelijk gestelde partij in de kosten worden verwezen.
5.43.
De kostenspecificatie van MVSA vermeldt voor het incident een bedrag van € 6.151,25 aan kosten. Invert c.s. heeft bezwaar gemaakt tegen de hoogte van dit bedrag. Ten aanzien van de hoogte van de kosten van MVSA zal de rechtbank aansluiting zoeken bij de Indicatietarieven in IE-zaken18. Het incident wordt aangemerkt als normaal volgens de categorie-indeling, waarbij in aanmerking wordt genomen dat de in het incident gevoerde discussie over het toepasselijk recht op grond van de beslissing van de voorzieningenrechter daarover geen onderdeel uitmaakt van het incident. Het bedrag van € 2.500,- volgens de Indicatietarieven vertegenwoordigt echter een gehele IE-zaak, inclusief de niet IE-grondslagen, terwijl de kostenspecificatie van MVSA ziet op 90% van de aan deze zaak bestede tijd. Derhalve zal een bedrag van € 2.250,- (90% van € 2.500,-) aan advocaatkosten als redelijke en evenredige kosten in het incident aan MVSA worden toegewezen.
5.44.
De kosten van Shoebaloo in het incident worden toegewezen conform het liquidatietarief en worden begroot op een bedrag van € 69,50 (10% van 1 punt x tarief III) voor salaris advocaat.
in de hoofdzaak: MVSA - Invert c.s.
5.45.
Invert c.s. zal als de overwegend in het ongelijk gestelde partij in de hoofdzaak worden veroordeeld in de proceskosten van MVSA. De specificatie van de kosten van MVSA in de hoofdzaak bedraagt (exclusief BTW en exclusief griffierecht) in totaal
€ 12.014,01. Invert c.s. heeft ter zitting bezwaar gemaakt tegen de redelijkheid en evenredigheid van deze kosten. De rechtbank acht dit bezwaar ongegrond, omdat deze hoofdzaak op grond van de Indicatietarieven in IE-zaken moet worden aangemerkt als een normale bodemzaak, zodat in beginsel een bedrag van € 15.750,- (90% van 17.500,-) exclusief verschotten en griffierecht voor de proceskosten van MVSA als redelijk en evenredig moet worden beschouwd. De advocaatkosten van MVSA zullen daarom op het opgegeven bedrag van € 12.014,01 worden begroot. Vermeerderd met het door MVSA gevorderde griffierecht van € 964,50 (de helft van het totaal door MVSA c.s. betaalde griffierecht van € 1.929,-) en de betekeningskosten van € 77,75, sluit de begroting van de proceskosten van MVSA op € 13.056,26.
in de hoofdzaak: Shoebaloo - Invert c.s.
5.46.
Shoebaloo zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten van Invert c.s.. Zoals hiervoor al overwogen zullen de kosten van Invert c.s. worden begroot conform het liquidatietarief. De kosten van Invert c.s. worden dan ook begroot op een bedrag van € 139,- (10% van 2 x tarief III) voor salaris advocaat, te vermeerderen met 10% van het door Invert c.s. betaalde griffierecht, oftewel in totaal op een bedrag van € 331,90 (€ 139,- + € 192,90). De gevorderde wettelijke rente daarover is toewijsbaar als na te melden.