3.1
De Leidsche verzoekt na wijziging ter zitting dat:
a. de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst met inachtneming van de geldende
opzegtermijn van 4 maanden en onder aftrek van de proceduretijd, althans tegen een door
de kantonrechter in goede justitie te bepalen tijdstip, wordt ontbonden op de zogeheten
d-, g- dan wel i-grond;
b. aan [verwerende partij in het inleidende verzoek en verzoekende partij in de voorwaardelijke tegenverzoeken] een transitievergoeding wordt toegekend van € 65.044,= bruto;
c. [verwerende partij in het inleidende verzoek en verzoekende partij in de voorwaardelijke tegenverzoeken] wordt veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van de Leidsche.
3.2
Aan haar verzoek heeft de Leidsche - samengevat - het volgende ten grondslag gelegd. De Leidsche stelt zich primair op het standpunt dat sprake is van een duurzaam verstoorde arbeidsrelatie. Tijdens de met betrekking tot de jaren 2017, 2018 en 2019 gevoerde voortgangs-/plannings-/beoordelingsgesprekken is [verwerende partij in het inleidende verzoek en verzoekende partij in de voorwaardelijke tegenverzoeken] er telkens door zijn leidinggevenden op gewezen dat bepaalde (kern-)competenties zoals (interne) communicatie, het nemen van verantwoordelijkheid en het tonen van initiatief, verbetering behoefde. Naar de mening van de Leidsche heeft [verwerende partij in het inleidende verzoek en verzoekende partij in de voorwaardelijke tegenverzoeken] de gewenste verbetering niet laten zien. De Leidsche benadrukt dat het voor haar organisatie van groot belang is dat [verwerende partij in het inleidende verzoek en verzoekende partij in de voorwaardelijke tegenverzoeken] die altijd de IT-man binnen de organisatie is geweest, actief zijn kennis en kunde met anderen deelt. [verwerende partij in het inleidende verzoek en verzoekende partij in de voorwaardelijke tegenverzoeken] is hier altijd heel terughoudend in geweest. Tijdens het laatste op 13 februari 2020 gevoerde beoordelingsgesprek is [verwerende partij in het inleidende verzoek en verzoekende partij in de voorwaardelijke tegenverzoeken] weggelopen onder de mededeling: “Ik ben 61 jaar, het hele beoordelingsgeouwehoer kan me gestolen worden en ik werk er niet meer aan mee.” En in latere gesprekken heeft [verwerende partij in het inleidende verzoek en verzoekende partij in de voorwaardelijke tegenverzoeken] aangegeven geen vertrouwen meer te hebben in [gemachtigde 1] als leidinggevende en in de Leidsche. Vervolgens is op verzoek van [verwerende partij in het inleidende verzoek en verzoekende partij in de voorwaardelijke tegenverzoeken] [IT-manager] als zijn leidinggevende aangewezen. Echter, aan het verzoek van [IT-manager] om een week later met een uitgewerkt verbeterplan te komen, heeft [verwerende partij in het inleidende verzoek en verzoekende partij in de voorwaardelijke tegenverzoeken] geen gehoor gegeven. [verwerende partij in het inleidende verzoek en verzoekende partij in de voorwaardelijke tegenverzoeken] heeft zich uiteindelijk op 17 maart 2020 ziek gemeld. Dit heeft [verwerende partij in het inleidende verzoek en verzoekende partij in de voorwaardelijke tegenverzoeken] evenwel niet gedaan bij zijn leidinggevende, [IT-manager] , maar bij [gemachtigde 2] . Ook een later e-mailbericht waarin is verzocht om in gesprek te komen en om opnieuw te beginnen met een schone lei, heeft [verwerende partij in het inleidende verzoek en verzoekende partij in de voorwaardelijke tegenverzoeken] niet gericht tot zijn leidinggevende, [IT-manager] , maar tot zijn oude leidinggevende, [gemachtigde 1] . Volgens de Leidsche is er sprake van situatieve arbeidsongeschiktheid als gevolg van een arbeidsconflict. Door de bedrijfsarts is weliswaar na een telefonisch consult nog op 27 mei 2020 geadviseerd om tot een werkbare oplossing te komen, maar een dergelijke oplossing kan niet worden gevonden nu vast staat dat een eerdere mediation niet tot overeenstemming heeft geleid. De Leidsche ziet dan ook geen andere mogelijkheid dan de beëindiging van de arbeidsovereenkomst te verzoeken. De Leidsche stelt zich subsidiair op het standpunt dat er sprake is van disfunctioneren aan de kant van [verwerende partij in het inleidende verzoek en verzoekende partij in de voorwaardelijke tegenverzoeken] . Daarbij benadrukt de Leidsche dat zij zo’n drie jaar bezig is om [verwerende partij in het inleidende verzoek en verzoekende partij in de voorwaardelijke tegenverzoeken] te laten inzien dat hij op bepaalde (kern-)competenties verbeteringen moet laten zien. [verwerende partij in het inleidende verzoek en verzoekende partij in de voorwaardelijke tegenverzoeken] is hier niet in geslaagd en lijkt dit ook eigenlijk niet te willen. Onder deze omstandigheden kan van de Leidsche niet worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Meer subsidiair stelt de Leidsche zich op het standpunt dat er sprake is van de zogeheten combinatiegrond bestaande uit een duurzaam verstoorde arbeidsverhouding en een disfunctioneren aan de kant van [verwerende partij in het inleidende verzoek en verzoekende partij in de voorwaardelijke tegenverzoeken] . Ook in dit verband mag van de Leidsche niet worden gevergd de arbeidsovereenkomst voort te laten duren.
3.4
In dit verband heeft [verwerende partij in het inleidende verzoek en verzoekende partij in de voorwaardelijke tegenverzoeken] in de eerste plaats naar voren gebracht dat via de reflexwerking één van de in artikel 7:670, lid 1, BW opgenomen opzegverboden aan de opzegging van de arbeidsovereenkomst in de weg staat. [verwerende partij in het inleidende verzoek en verzoekende partij in de voorwaardelijke tegenverzoeken] is namelijk wegens ziekte ongeschikt tot het verrichten van zijn arbeid.
Een structureel hoge werkdruk waarvoor hij meermaals tevergeefs aandacht bij de Leidsche heeft gevraagd, is in combinatie met de ontwikkelingen - zowel voorafgaand aan als na het plannings- en beoordelingsgesprek over het jaar 2019 - zodanig stresserend voor hem geweest dat [verwerende partij in het inleidende verzoek en verzoekende partij in de voorwaardelijke tegenverzoeken] zich heeft moeten ziek melden. Verder meent [verwerende partij in het inleidende verzoek en verzoekende partij in de voorwaardelijke tegenverzoeken] dat de arbeidsverhouding tussen partijen niet ernstig en duurzaam is verstoord. Het klopt dat er sprake is van een tussen [verwerende partij in het inleidende verzoek en verzoekende partij in de voorwaardelijke tegenverzoeken] en [gemachtigde 1] bestaand meningsverschil en dat [verwerende partij in het inleidende verzoek en verzoekende partij in de voorwaardelijke tegenverzoeken] het vertrouwen in [gemachtigde 1] als leidinggevende heeft verloren. Maar menings-verschillen kunnen volgens [verwerende partij in het inleidende verzoek en verzoekende partij in de voorwaardelijke tegenverzoeken] worden besproken en zonodig uitgepraat. Naar de mening van [verwerende partij in het inleidende verzoek en verzoekende partij in de voorwaardelijke tegenverzoeken] heeft de Leidsche zich onvoldoende ingespannen om er samen uit te komen. Dit klemt nu het meningsverschil pas recent is ontstaan. Naar zijn zeggen heeft [verwerende partij in het inleidende verzoek en verzoekende partij in de voorwaardelijke tegenverzoeken] nooit uitgesproken dat hij ook geen vertrouwen meer had in de Leidsche. [verwerende partij in het inleidende verzoek en verzoekende partij in de voorwaardelijke tegenverzoeken] meent voorts dat door de Leidsche niet dan wel onvoldoende is aangetoond dat hij disfunctioneerde. In ieder geval kan dit niet uit de beoordelingsverslagen over de jaren 2017 en 2018 worden opgemaakt. In de ogen van [verwerende partij in het inleidende verzoek en verzoekende partij in de voorwaardelijke tegenverzoeken] voert hij zijn werkzaamheden op een goede wijze - dat wil zeggen overeenkomstig zijn functieprofiel - uit. Pas na de in gang gezette cultuuromslag en de wijziging van zijn functieprofiel wordt zijn functioneren door verschillende leidinggevenden lager gewaardeerd. [verwerende partij in het inleidende verzoek en verzoekende partij in de voorwaardelijke tegenverzoeken] heeft het gevoel dat hij niet wordt beoordeeld op de uitvoering van zijn werkzaamheden, maar wordt afgerekend op zijn persoon en zijn karakter. Van een 61-jarige werknemer kan - aldus [verwerende partij in het inleidende verzoek en verzoekende partij in de voorwaardelijke tegenverzoeken] - niet worden verwacht dat hij transformeert van een introvert persoon naar een meer extravert persoon. Wel heeft [verwerende partij in het inleidende verzoek en verzoekende partij in de voorwaardelijke tegenverzoeken] naar zijn zeggen vanaf 2017 geprobeerd pro-actiever te zijn en zijn kennis meer met anderen te delen. Als er al sprake is van disfunctioneren aan zijn kant, dan meent [verwerende partij in het inleidende verzoek en verzoekende partij in de voorwaardelijke tegenverzoeken] dat hij hiervan niet tijdig in kennis is gesteld en onvoldoende in de gelegenheid is gesteld om zijn volgens de Leidsche tekortschietende functioneren te verbeteren. Van begeleiding is geen sprake geweest. De twee gesprekken met [gemachtigde 1] kunnen niet als zodanig worden gezien. Zonodig is [verwerende partij in het inleidende verzoek en verzoekende partij in de voorwaardelijke tegenverzoeken] (alsnog) bereid om aan de hand van een op te stellen verbeterplan en met begeleiding van een externe begeleider/coach zijn vaardigheden en/of competenties te verbeteren. Onder de door hem aangehaalde omstandigheden kan volgens [verwerende partij in het inleidende verzoek en verzoekende partij in de voorwaardelijke tegenverzoeken] de arbeidsovereenkomst niet op de g- grond, de d-grond dan wel op de i-grond worden ontbonden. Ook dient het verzoek te worden afgewezen omdat de Leidsche zich niet heeft ingespannen om al dan niet met behulp van scholing hem elders in haar organisatie te herplaatsen. Ook heeft de Leidsche niet onderzocht of [verwerende partij in het inleidende verzoek en verzoekende partij in de voorwaardelijke tegenverzoeken] mogelijk geplaatst kan worden bij de Goudse Verzekeringen N.V. (hierna: de Goudse) die naar het zich laat aanzien binnen afzienbare tijd de Leidsche zal overnemen.
in de voorwaardelijke tegenverzoeken
3.5
[verwerende partij in het inleidende verzoek en verzoekende partij in de voorwaardelijke tegenverzoeken] verzoekt na wijziging ter zitting dat bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad:
voor zover de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden op de g- of d-grond
a. een transitievergoeding aan hem wordt toegekend van € 76.897,84, althans een door de
kantonrechter in goede justitie te bepalen bedrag;
b. een billijke vergoeding aan hem wordt toegekend van € 1.010.849,20, althans een door de
kantonrechter in goede justitie te bepalen bedrag;
c. bij het bepalen van de einddatum rekening wordt gehouden met de opzegtermijn zonder
aftrek van de proceduretijd, althans de einddatum te stellen op 31 december 2020, althans
op een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen dag;
d. de Leidsche wordt veroordeeld tot betaling van de wettelijke rente over voormelde
bedragen/vergoedingen vanaf het tijdstip van opeisbaarheid;
e. de Leidsche wordt veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van [verwerende partij in het inleidende verzoek en verzoekende partij in de voorwaardelijke tegenverzoeken] ;
voor zover de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden op de i-grond
a. een transitievergoeding aan hem wordt toegekend van € 76.897,84, althans een door de
kantonrechter in goede justitie te bepalen bedrag;
b. een billijke vergoeding aan hem wordt toegekend van € 1.010.849,20, althans een in goede
justitie te bepalen bedrag
c. een vergoeding ex artikel 7:671b, lid 8, BW aan hem wordt toegekend van € 38.447,42,
althans een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen vergoeding;
d. bij het bepalen van de einddatum rekening te houden met de opzegtermijn zonder aftrek
van de proceduretijd, althans de einddatum te stellen op 31 december 2020; althans op een
door de kantonrechter in goede justitie te bepalen dag;
e. de Leidsche wordt veroordeeld tot betaling van de wettelijke rente over voormelde
bedragen/vergoedingen vanaf het tijdstip van opeisbaarheid;
f. de Leidsche wordt veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van [verwerende partij in het inleidende verzoek en verzoekende partij in de voorwaardelijke tegenverzoeken] .
3.6
Aan zijn verzoek heeft [verwerende partij in het inleidende verzoek en verzoekende partij in de voorwaardelijke tegenverzoeken] - mede onder verwijzing naar wat hij onder 3.4 naar voren heeft gebracht - samengevat het volgende ten grondslag gelegd. Indien de verzochte ontbinding op de g- of d-grond wordt toegewezen, dan meent [verwerende partij in het inleidende verzoek en verzoekende partij in de voorwaardelijke tegenverzoeken] dat hem een transitievergoeding toekomt van € 76.894,84 bruto. Hierbij dient volgens [verwerende partij in het inleidende verzoek en verzoekende partij in de voorwaardelijke tegenverzoeken] te worden uitgegaan van een bruto maandloon van € 13.841,07, en niet van - zoals de Leidsche doet - € 11.886,26. Wordt de ontbinding op de i-grond toegewezen, dan komt - aldus [verwerende partij in het inleidende verzoek en verzoekende partij in de voorwaardelijke tegenverzoeken] - hem naast de transitievergoeding ook nog een vergoeding op grond van artikel 7:671b, lid 8, BW toe van € 38.447.42. Voorts is [verwerende partij in het inleidende verzoek en verzoekende partij in de voorwaardelijke tegenverzoeken] van mening dat hem bij een ontbinding van de arbeidsovereenkomst ook een billijke vergoeding van € 1.010.849,20 bruto toekomt. Er is namelijk sprake van ernstig verwijtbaar handelen dan wel nalaten aan de kant van de Leidsche. Uit de in de stukken en ter zitting geschetste gang van zaken kan worden opgemaakt dat de Leidsche na zijn weglopen uit het op 23 februari 2020 gehouden plannings- en beoordelingsgesprek in sneltreinvaart heeft aangestuurd op een vertrek van [verwerende partij in het inleidende verzoek en verzoekende partij in de voorwaardelijke tegenverzoeken] . Zo heeft de Leidsche - in strijd met goed werkgeverschap - niets gedaan met zijn op 23 maart 2020 per e-mail gedane toenaderingspoging. Sterker nog, [verwerende partij in het inleidende verzoek en verzoekende partij in de voorwaardelijke tegenverzoeken] ontvangt als reactie een sommatiebrief voor informatie waarin hem ook nog de nodige onterechte verwijten worden gemaakt. In de ogen van [verwerende partij in het inleidende verzoek en verzoekende partij in de voorwaardelijke tegenverzoeken] was de Leidsche ook tijdens de mediation volledig gericht op zijn vertrek. Ook het in de probleem-analyse d.d. 27 mei 2020 door de bedrijfsarts gegeven advies om tot een werkbare oplossing te komen, heeft de Leidsche naast zich neergelegd. Hiermee heeft de Leidsche ook de op haar rustende re-integratieverplichtingen ernstig veronachtzaamd. Opvallend is dat de dag na het advies van de bedrijfsarts de Leidsche met haar ontbindingsverzoek komt dat kennelijk al klaar lag. Bij [verwerende partij in het inleidende verzoek en verzoekende partij in de voorwaardelijke tegenverzoeken] bestaat het vermoeden dat de door de Leidsche voor het ontslag aangevoerde gronden vals zijn en louter aangevoerd met het oogmerk om een onwerkbare situatie te creëren en het ontslag te bewerkstelligen. Mogelijk heeft de stellingname van de Leidsche te maken met de op handen zijnde overname door de Goudse. [verwerende partij in het inleidende verzoek en verzoekende partij in de voorwaardelijke tegenverzoeken] is een dure kracht met de nodige gezondheidsperikelen. De Leidsche zal de onderneming willen verkopen met zo min mogelijk personeel. Meerdere collega’s van [verwerende partij in het inleidende verzoek en verzoekende partij in de voorwaardelijke tegenverzoeken] zouden al gedwongen zijn te vertrekken. [verwerende partij in het inleidende verzoek en verzoekende partij in de voorwaardelijke tegenverzoeken] maakt aanspraak op een billijke vergoeding als compensatie voor het verwijtbare handelen en/of nalaten aan de kant van de Leidsche en als inkomstenderving. Volgens [verwerende partij in het inleidende verzoek en verzoekende partij in de voorwaardelijke tegenverzoeken] zijn voor hem de gevolgen van een eventuele ontbinding van de arbeidsovereenkomst erg groot. [verwerende partij in het inleidende verzoek en verzoekende partij in de voorwaardelijke tegenverzoeken] gaat er vanuit dat hij zonder het ontbindingsverzoek tot zijn pensioen bij de Leidsche had kunnen doorwerken.
Mede gelet op zijn lichamelijke en psychische gesteldheid alsmede zijn leeftijd valt - zeker in deze door Corona beheerste tijden - in alle redelijkheid niet te verwachten dat [verwerende partij in het inleidende verzoek en verzoekende partij in de voorwaardelijke tegenverzoeken] nog ander werk op hetzelfde niveau zal vinden. Als de arbeidsovereenkomst per 1 oktober 2020 wordt ontbonden, dan zal [verwerende partij in het inleidende verzoek en verzoekende partij in de voorwaardelijke tegenverzoeken] - na aftrek van een 2 jaar durende WW-uitkering - een totaalbedrag van € 1.010.849,20 bruto aan inkomsten en pensioenbijdragen derven. [verwerende partij in het inleidende verzoek en verzoekende partij in de voorwaardelijke tegenverzoeken] wenst dit laatste bedrag als billijke vergoeding te ontvangen. En omdat er naar zijn mening sprake is van ernstig verwijtbaar handelen en/of nalaten aan de kant van de Leidsche dient - aldus [verwerende partij in het inleidende verzoek en verzoekende partij in de voorwaardelijke tegenverzoeken] - de volledig geldende opzegtermijn van 4 maanden zonder aftrek van de proceduretijd in acht te worden genomen.