Verzekeraar niet gehouden dekking te verlenen op grond van verzuimverzekering.
Arbeidsongeschikte bestuurder voldoet niet aan definitie van werknemer (als bedoeld in verzuimverzekering en WIA en Ziektewet) wegens ontbreken gezagsverhouding. Zij kan namelijk samen met haar echtgenoot beslissen over haar ontslag en aangenomen wordt dat in zo'n geval de echtgenoot meestemt.
zaaknummer / rolnummer: C/09/572919 / HA ZA 19-448
Vonnis van 15 januari 2020
in de zaak van
[eiseres]
te [plaats],
eiseres,
advocaat mr. J.H. Sligchers te Maastricht,
tegen
GOUDSE SCHADEVERZEKERINGEN N.V. te Gouda,
gedaagde,
advocaat mr. A.H.M. van Noort te Den Haag.
Partijen zullen hierna [eiseres] en Goudse genoemd worden.
1 De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
-
de dagvaarding van 11 april 2019, met producties;
-
de conclusie van antwoord, met producties;
-
het tussenvonnis van 4 september 2019, waarin een comparitie van partijen is bevolen;
-
het proces-verbaal van de op 18 november 2019 gehouden comparitie van partijen.
1.2.
Het proces-verbaal van de comparitie van partijen is met instemming van partijen buiten hun aanwezigheid opgemaakt. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld om opmerkingen op het proces-verbaal kenbaar te maken. Goudse heeft hiervan gebruik gemaakt bij brief van 26 november 2019. Het vonnis zal worden gewezen met inachtneming van deze opmerkingen.
1.3.
Ten slotte is een datum bepaald voor het wijzen van vonnis.
2 De feiten
2.1.
[eiseres] is een onderneming die zich onder meer bezighoudt met het uitzenden en detacheren van personeel. Tot 25 januari 2018 waren de heren [A en B] haar bestuurders. De enig aandeelhouder van [eiseres] is [de Holding] (hierna: [de Holding]). De aandelen in deze vennootschap werden tot 25 januari 2018 gehouden door de zojuist genoemde heren [A en B], ieder voor de helft.
2.2.
[eiseres] heeft bij Goudse een ziekteverzuimverzekering afgesloten met ingang van 3 maart 2017 (hierna: de verzuimverzekering), op grond waarvan Goudse dekking moet verlenen als [eiseres] verplicht is om het loon door te betalen van een door arbeidsongeschiktheid uitgevallen werknemer. Op de verzuimpolis zijn de ‘Verzuimverzekering Conventioneel Aanvullende Voorwaarden’ (hierna: Aanvullende Voorwaarden) van toepassing.
In de begrippenlijst van de Aanvullende Voorwaarden is het begrip ‘werknemer’ als volgt gedefinieerd:
‘De persoon die een arbeidsovereenkomst met u heeft, en daardoor verplicht verzekerd is voor de WIA (Wet Werk naar Inkomen en Arbeidsvermogen, rechtbank). Bij een arbeidsovereenkomst moet er een gezagsverhouding zijn. Daarom rekenen wij bijvoorbeeld directeuren-grootaandeelhouders niet tot de werknemers.’
2.3.
Mevrouw [X] (hierna: [X]) was tot 25 januari 2018 in dienst van [eiseres] in de functie van administratief medewerker. Op 8 november 2017 is aan Goudse gemeld dat [X] door ziekte 100 % arbeidsongeschikt is geworden. Hierop heeft Goudse vanaf 8 november 2017 tot 25 januari 2018 dekking verleend aan [eiseres] in verband met de loondoorbetalingsverplichtingen aan [X].
2.4.
De heren [A en B] hebben op 25 januari 2018, ter uitvoering van een zogeheten certificeringsconstructie, hun aandelen in [de Holding] overgedragen aan de – op dezelfde datum opgerichte – stichting [de Stichting] (hierna: de stichting). De stichting heeft hierbij certificaten verstrekt aan de heren [A en B] die corresponderen met de door hen overgedragen aandelen.
2.5.
In de statuten van de stichting is onder meer het volgende bepaald:
‘(…)
ARTIKEL 4
1. Het bestuur van de stichting bestaat uit twee (2) leden(…)
ARTIKEL 7
(…)
5. Iedere bestuurder heeft het recht tot het uitbrengen van één stem. Voorzover deze statuten geen grotere meerderheid voorschrijven worden bestuursbesluiten genomen met volstrekte meerderheid van de geldig uitgebrachte stemmen. (…)’
2.6.
De onderlinge contractuele verhouding tussen de certificaathouders en de stichting is vastgelegd in daartoe bestemde ‘administratievoorwaarden’, neergelegd in een notariële akte van 25 januari 2018. Daarin staat, voor zover van belang, het volgende vermeld:
‘(…)
ARTIKEL 9
1. Slechts het bestuur van de stichting kan tot gehele of gedeeltelijke decertificering van de aandelen besluiten.
Certificaathouders kunnen geen decertificering van de aandelen verlangen, tenzij:
-
alle certificaten van aandelen worden gehouden door één persoon, of;
-
de stichting wordt ontbonden. (…)’
2.7.
Op 25 januari 2018 is [X] benoemd tot algemeen directeur en statutair bestuurder van [eiseres], alsmede tot enig statutair bestuurder van [de Holding]. [X] is ten slotte, ook op 25 januari 2018, benoemd tot bestuurder van de stichting, samen met haar echtgenoot, de heer [C].
3 Het geschil
3.1.
[eiseres] vordert, kort weergeven, dat de rechtbank, bij een voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
I. voor recht verklaart dat [X] vanaf 25 januari 2018 is aan te merken als werkneemster in de zin van de WIA en daarmee behoort tot de kring van verzekerden van de verzuimverzekering van Goudse;
II. voor recht verklaart dat Goudse verplicht is de uitkering vanaf 25 januari 2018 alsnog te voldoen en deze te continueren voor zolang [X] recht heeft op die uitkering op grond van de verzuimverzekering, althans Goudse veroordeelt tot vergoeding van de door [eiseres] geleden schade, nader op te maken bij staat, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen voorziening voor [eiseres];
een en ander met veroordeling van Goudse in de kosten van deze procedure en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke (handels-)rente over dit bedrag.
3.2.
[eiseres] baseert haar vorderingen op de verzuimverzekering die zij bij Goudse heeft afgesloten. Volgens [eiseres] heeft Goudse ten onrechte [X] niet langer aangemerkt als werknemer in de zin van de verzuimverzekering en de WIA en om die reden de uitkering uit hoofde van de verzuimverzekering stopgezet.
3.3.
Goudse voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4 De beoordeling
4.1.
In deze zaak is in geschil of Goudse op grond van de verzuimverzekering dekking moet verlenen vanwege het ziekteverzuim van [X] vanaf het moment dat zij op 25 januari 2018 directeur/statutair bestuurder is geworden van [eiseres]. Partijen zijn het er over eens dat bij de beoordeling van doorslaggevend belang is of [X], ook nadat zij directeur/bestuurder is geworden, werknemer is gebleven in de zin van de verzuimverzekering.
4.2.
De rechtbank volgt Goudse in haar verweer dat [X] per 25 januari 2018 niet langer als werknemer in de zin van de verzuimverzekering kan worden aangemerkt en overweegt daartoe als volgt.
4.3.
In de toepasselijke verzekeringsvoorwaarden (Aanvullende voorwaarden Verzuimverzekering Conventioneel) is het door Goudse gehanteerde begrip ‘werknemer’ als volgt gedefinieerd:
“De persoon die een arbeidsovereenkomst met u heeft, en daardoor verplicht verzekerd is voor de WIA. Bij een arbeidsovereenkomst moet er een gezagsverhouding zijn. Daarom rekenen wij bijvoorbeeld directeuren-grootaandeelhouders niet tot de werknemers.”
Deze definitie sluit aan bij de definitie van werknemer in de WIA en in de WIA wordt vervolgens weer verwezen naar de definitie van werknemer in de Ziektewet. De Ziektewet bepaalt in artikel 6 lid 1 aanhef en onder d dat de arbeidsverhouding van een directeur-grootaandeelhouder niet wordt beschouwd als een dienstbetrekking. Uit de op dit wetsartikel gebaseerde ministeriële regeling van 2 juli 2015 (‘Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 2 juli 2015, 2015-0000160660, tot regeling directeur-grootaandeelhouder 2016’, hierna te noemen: de regeling) en de toelichting daarop blijkt dat de ratio daarvan is, dat er tussen een directeur-grootaandeelhouder en de vennootschap geen sprake kan zijn van een gezagsverhouding. De directeur-grootaandeelhouder kan immers beslissen over zijn eigen ontslag. Artikel 2 lid 2 van de regeling vermeldt verder dat de volgende categorie bestuurders ook wordt aangemerkt als een directeur-grootaandeelhouder:
‘tevens (…) de bestuurder die een zodanige zeggenschap heeft binnen die vennootschap door tussenkomst van een of meer rechtspersonen, waarvan hij bestuurder is, al dan niet met elkaar in een groep verbonden, of door tussenkomst van vennootschappen waarvan hij aandelen houdt, dat hij hierdoor over zijn ontslag kan besluiten’.
Ten slotte vermeldt de toelichting van de regeling dat indien de bestuurder samen met zijn echtgenoot kan beslissen over zijn ontslag, wordt verondersteld dat de echtgenoot in dezelfde zin zal stemmen als hijzelf en dus niet van belang is hoe er daadwerkelijk wordt gestemd.
4.4.
De rechtbank is van oordeel dat [X] niet is aan te merken als werknemer in de zin van de verzuimverzekering omdat er tussen haar en [eiseres] geen sprake is van een gezagsverhouding en zij een zodanige zeggenschap heeft binnen [eiseres] dat zij over haar eigen ontslag kan beslissen. Immers, het orgaan dat beslist over het ontslag van [X] als bestuurder van [eiseres] is de algemene vergadering van aandeelhouders. Als enig aandeelhouder is aan [de Holding] daarom de ontslagbevoegdheid voorbehouden. Het uitoefenen van het stemrecht is de bevoegdheid van de enig bestuurder van [de Holding], te weten [X]. De stichting is als enig aandeelhouder van [de Holding] het orgaan dat beslist over het besluit tot ontslag van [X] als bestuurder van [de Holding]. De stichting wordt op haar beurt vertegenwoordigd door haar eigen bestuur. Het stichtingsbestuur wordt op dit moment gevormd door [X] en haar echtgenoot, de heer [C], waarbij ieder 50 % van het stemrecht heeft. Omdat de regeling ervan uitgaat dat de echtgenoot van [X] in gelijke zin zal stemmen over haar ontslag als bestuurder, is de conclusie dat [X] haar ontslag als bestuurder van [eiseres] kan tegenhouden.
4.5.
Anders dan [eiseres] heeft betoogd, doet aan het voorgaande niet af dat de huidige bevoegdheidsverdeling met betrekking tot het ontslag van [X] als bestuurder van [eiseres] op termijn mogelijk zou kunnen veranderen indien zou worden overgegaan tot decertificering van de aandelen. Terecht heeft Goudse naar voren gebracht dat de vraag of er sprake is van een gezagsverhouding in de zin van de polisvoorwaarden moet worden beoordeeld naar de situatie zoals die nu is. Overigens is het ook maar zeer de vraag of decertificering zonder medewerking van [X] zou kunnen plaatsvinden, hetgeen Goudse gemotiveerd heeft betwist.
4.6.
Dat [eiseres] in verband met het dienstverband van [X] pensioen- en werknemerspremies heeft afgedragen maakt het oordeel niet anders, nu dat niet relevant is voor het antwoord op de vraag of er sprake is van een werknemer in de zin van de polisvoorwaarden.
4.7.
Voor zover [eiseres] zich op het standpunt stelt dat de juiste betekenis van de polisvoorwaarden haar onbekend was, althans niet voldoende duidelijk was, en de door Goudse daaraan gegeven uitleg haar daarom in redelijkheid niet kan worden tegen geworpen, gaat de rechtbank daaraan voorbij. [eiseres] is zelf geen consument en bovendien staat als onvoldoende weersproken vast dat zij is bijgestaan door een professionele assurantietussenpersoon, die had moeten en kunnen weten wat de juiste uitleg van de relevante polisvoorwaarde was. Eventuele onduidelijkheden daarover aan de kant van [eiseres] dienen dan ook onder de gegeven omstandigheden voor haar eigen rekening en risico te blijven. De conclusie is dat Goudse terecht heeft geweigerd nog langer uit te keren, omdat de dienstbetrekking van [X] vanaf 25 januari 2018 niet voldoet aan de vereisten die de verzuimverzekering daaraan stelt. De vorderingen van [eiseres] zullen dan ook alle worden afgewezen.
4.8.
[eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten worden aan de zijde van Goudse begroot op € 1.725, waarvan € 639 aan griffierecht en € 1.086 aan salaris advocaat (2 punten x Tarief II à € 543).
4.9.
Voor veroordeling in de nakosten bestaat geen grond, nu de kostenveroordeling ook voor deze nakosten een executoriale titel oplevert (vgl. HR 19 maart 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL1116, NJ 2011/237). De rechtbank zal, zoals gevorderd, de nakosten begroten conform het daarop toepasselijke liquidatietarief.
5 De beslissing
De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af;
5.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, begroot op € 1.725 aan tot op heden door Goudse gemaakte proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente met ingang van veertien dagen na betekening van dit vonnis en op € 157 aan nog te maken nakosten, te vermeerderen met € 82 in geval van betekening;
5.3.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.J. Hoekstra - van Vliet en in het openbaar uitgesproken op 15 januari 2020.1