Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBDHA:2020:1460

Rechtbank Den Haag
24-02-2020
24-02-2020
09/767107-19
Strafrecht
Eerste aanleg - meervoudig

De verdachte wordt veroordeeld voor het witwassen van geldbedragen van ruim zes miljoen euro, waarvan het overgrote deel in een bed in een door haar bewoonde woning werd aangetroffen. Naar het oordeel van de rechtbank kan worden vastgesteld dat de verdachte wist dat dit geldbedrag zich in haar woning bevond en dat zij hier ook de beschikkingsmacht over had. De verdachte wordt vrijgesproken van het witwassen van een drietal voertuigen en een geldbedrag van € 1.806,05. De rechtbank legt de verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden op.

Rechtspraak.nl

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht

Meervoudige strafkamer

Parketnummer: 09/767107-19

Datum uitspraak: 24 februari 2020

Tegenspraak

(Promisvonnis)

De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1963 te [geboorteplaats] ,

[adres 1] .

1 Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzittingen van 11 juni 2019, 6 september 2019, 29 november 2019 (alle pro forma), 3 februari 2020 (inhoudelijke behandeling) en 10 februari 2020 (sluiting onderzoek).

De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. M.A. Visser, en van hetgeen de verdachte en haar raadsman, mr. A.J.M. van Roy, naar voren hebben gebracht.

De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 3 februari 2020 medegedeeld dat hij voornemens is een ontnemingsvordering als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht aanhangig te maken.

2 De tenlastelegging

Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting op 29 november 2019 - tenlastegelegd dat:

zij, op of omstreeks 5 maart 2019, te 's-Gravenhage, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen en/of alleen, van een of meer voorwerp(en), te weten:

  • -

    een of meerdere geldbedrag(en), te weten (van in het totaal) 6.018.600 EURO, en/of

  • -

    een of meerdere geldbedrag(en), te weten 9436,05 EURO en/of

  • -

    een of meer voertuigen, te weten een Opel type Vivaro, gekentekend [kenteken 1] en/of een Opel type Vivaro, gekentekend [kenteken 2] en/of een Mercedes type A, gekentekend [kenteken 3] ,

de werkelijke aard en/of herkomst en/of vindplaats en/of rechthebbende van één of meerdere bovenvermelde voorwerpen heeft verborgen en/of verhuld, en/of één of meerdere voornoemde voorwerpen/geldbedragen heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of daarvan gebruik heeft gemaakt, terwijl zij en/of haar mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat die voorwerpen/geldbedragen - onmiddellijk en/of middellijk - (geheel en/of gedeeltelijk) afkomstig waren uit enig misdrijf.

3. Waardering van het bewijs 1

3.1

Inleiding

Op 20 april 2018 is het strafrechtelijk onderzoek [onderzoeksnaam] gestart, welk onderzoek zich richtte op witwassen door - onder andere - het verhuren van zogenoemde spookwoningen. In het kader van dit onderzoek is op 5 maart 2019 binnengetreden in tientallen woningen, waaronder de woning van de verdachte [verdachte] aan de [adres 2] in Den Haag. In het hoofdbord van het bed in de hoofdslaapkamer van deze woning is tijdens de doorzoeking een geldbedrag van € 6.018.600,- aangetroffen, verpakt in 32 pakketten, waaronder 5.365 coupures van € 500,00.2 Op de rugzijde van de tape van de verpakking van één van deze pakketten met geld is een dactyloscopisch spoor van medeverdachte [medeverdachte] aangetroffen.3

In de woning aan de [adres 2] is voorts in een bruine portemonnee een bedrag van € 1.806,05 en in een ladekast in de slaapkamer een bedrag van € 7.630,- aangetroffen.4 Verder zijn in de woning autosleutels aangetroffen, behorend bij de in de bij de woning behorende parkeergarage aangetroffen Opel Vivaro [kenteken 1] , Opel Vivaro [kenteken 2] Mercedes [kenteken 3] .5

Uit de subjectscan (iCOV) van [verdachte] is gebleken dat haar inkomen in de periode van 2013 tot en met medio 2018 circa € 16.000,- per jaar bedroeg, dat zij nauwelijks beschikt over banktegoeden en/of spaargeld en dat zij geen erfenissen of schenkingen heeft ontvangen.6

Uit de subjectscan (iCOV) van [medeverdachte] over de periode van 2013 tot en met medio 2018 is gebleken dat hij alleen in 2016 en 2017 een beperkt inkomen heeft genoten, nauwelijks banktegoeden bezit en geen schenkingen of erfenissen heeft ontvangen.7

[verdachte] heeft verklaard dat zij niet wist dat het in haar bed verstopte geldbedrag in de woning aanwezig was. Het bedrag in haar portemonnee had ze van [medeverdachte] gekregen om raambekleding te kopen voor de woning aan de [adres 3] in Den Haag. Het geld in de ladekast was haar eigen spaargeld, wat ze had verdiend met het op naam zetten van auto’s, met verkoopactiviteiten via Marktplaats en was deels afkomstig uit zwart ontvangen looninkomsten. Ook [medeverdachte] heeft verklaard geen wetenschap te hebben gehad van de aanwezigheid van het geld in de woning.

[verdachte] wordt vervolgd voor het medeplegen van witwassen van een bedrag van € 6.018.600,- (feit 1, 1e gedachtestreepje) en het witwassen van een geldbedrag van € 9.436,05 en de drie genoemde auto’s (feit 1, 2e en 3e gedachtestreepje).

3.2

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft, overeenkomstig zijn op schrift gestelde requisitoir, gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat de verdachte de aan haar tenlastegelegde feiten heeft begaan.

Op specifieke standpunten van de officier van justitie zal de rechtbank hierna – voor zover relevant – nader ingaan.

3.3

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft, overeenkomstig zijn op schrift gestelde pleitnota, bepleit dat de verdachte van het tenlastegelegde moet worden vrijgesproken.

Op specifieke standpunten van de raadsman zal de rechtbank hierna – voor zover relevant – nader ingaan.

3.4

Het oordeel van de rechtbank

3.4.1

Het aangetroffen bedrag van € 6.018.600,- (eerste gedachtestreepje)

Uit de bewijsmiddelen volgt dat in de woning waar [verdachte] verbleef een contant geldbedrag van ruim zes miljoen euro is aangetroffen. Het contant aanwezig hebben van een zodanig groot contant geldbedrag rechtvaardigt, behoudens bijzondere omstandigheden, op zichzelf reeds het vermoeden dat dit geld van misdrijf afkomstig is. [verdachte] ontkent echter dat zij wist dat het geld in de woning aanwezig was.

Wetenschap van [verdachte] van het aangetroffen geld

Bij de beoordeling van dit punt stelt de rechtbank voorop dat het op zichzelf reeds onaannemelijk is dat de eigenaar van zes miljoen euro in contanten dit bewaart in de woning van een persoon die zich niet bewust is van de aanwezigheid daarvan. Dit brengt immers risico’s mee (zoals het risico dat de bewoner de sloten vervangt, verhuist of het bed waarin het geld is verstopt verkoopt), waarvan uiterst onwaarschijnlijk is dat deze door de eigenaar van het geld zullen worden genomen.

Voorts heeft als algemene ervaringsregel te gelden dat een bewoner van een woning, behoudens contra-indicaties, kennis heeft van de goederen die zich in die woning bevinden. Dat geldt zeker voor de onderhavige woning, nu dit een appartement is op de elfde verdieping van een flatgebouw, dit een zeer overzichtelijke woning is en bovendien een woning waar anderen niet gemakkelijk ongemerkt toegang toe kunnen krijgen.

Gebleken is dat twee van de in het bed aangetroffen briefjes van € 500,00 door De Nederlandsche Bank nog op 17 oktober 2018 respectievelijk 17 december 2018 zijn gesorteerd en geregistreerd voordat deze weer in omloop zijn gebracht.8 Het kan dan ook niet anders dan dat in ieder geval dat laatste biljet na 17 december 2018 in de woning van [verdachte] terecht is gekomen.

Voorts stelt de rechtbank vast dat alle geldpakketten op dezelfde wijze waren verpakt. Het geld zat in plastic of in plastic zakjes, met daaromheen tape. Er waren verschillende kleuren tape: zwart, grijs en lichtbruin. Alle pakketten zaten in het hoofdbord van het bed in de slaapkamer. In de achterzijde van het hoofdbord waren gaten gemaakt waardoor de holle ruimte van het hoofdbord, waarin de geldpakketten lagen, toegankelijk was. De achterzijde van het hoofdbord was afgedekt met stof. Dat moest worden opengesneden om de gaten te kunnen zien.9

Op basis van deze uiterlijke verschijningsvorm en de moeite en tijd die ermee gemoeid moet zijn geweest de pakketten in het bed te verstoppen, gaat de rechtbank ervan uit dat alle geldpakketten tegelijkertijd – en dus na 17 december 2018 – in het bed zijn verstopt.

Blijkens een aangetroffen huurovereenkomst, huurde [verdachte] met ingang van 1 september 2017 de woning aan [adres 2] .10 [verdachte] heeft ten tijde van de doorzoeking verklaard dat ze alleen in de woning woont.11 [verdachte] stond niet ingeschreven op [adres 2] , maar betaalde wel sinds 1 april 2018 de water- en energierekeningen voor dit adres.12 Niet duidelijk is geworden door wie en op welke wijze huur is betaald voor deze woning.

Uit de gegevens van het telefoonnummer ( [telefoonnummer] ) dat op naam stond van [verdachte] kan worden opgemaakt dat zij vanaf 7 september 2018 tot en met 5 maart 2019 vrijwel dagelijks aanwezig was op [adres 2] .13 Uit camerabeelden blijkt dat [verdachte] in de periode van 11 februari 2019 tot en met 4 maart 2019 elke dag in de woning aan [adres 2] aanwezig was en daar ook (nagenoeg) elke nacht verbleef. Voorts blijkt uit de beelden dat [verdachte] gedurende de periode van 11 februari 2019 tot en met 4 maart 2019 altijd in de woning aanwezig was als er derden in de woning kwamen.14

De rechtbank leidt uit het voorgaande af dat op het moment dat het geld in het bed van [verdachte] is verstopt, in ieder geval dus op een tijdstip na 17 december 2018, zij de enige bewoner was van [adres 2] . Voorts is niet gebleken dat er in de laatste maand van de periode tussen 17 december 2018 en de ontdekking van het geld andere personen in haar woning zijn geweest zonder dat [verdachte] daar bij aanwezig was. [verdachte] heeft ook niet verklaard dat zij gemerkt heeft dat in de periode na 17 december 2018 anderen zonder haar weten in haar woning zijn geweest. De enige keer dat zij zegt dat zoiets heeft plaatsgevonden, is in augustus 2018 geweest, maar dat ligt vóór de periode waarop het geld naar het oordeel van de rechtbank in het bed is verstopt.

De raadsman van [verdachte] heeft nog gewezen op de mogelijkheid dat iemand buiten het zicht van de camera’s via een andere toegangsdeur en het trappenhuis met het geld naar de woning is gegaan en het daar heeft verstopt. Aan de raadsman kan worden toegegeven dat dit theoretisch inderdaad mogelijk is, maar dat maakt nog niet waarschijnlijk dat het zo gegaan is. Dit veronderstelt namelijk dat iemand met tassen vol geld stiekem achter een flatbewoner aan naar binnen loopt, weet hoe je buiten het zicht van de camera naar de woning van [verdachte] kan komen en ook weet dat [verdachte] niet thuis is en – gelet op de tijd die met het verstoppen gemoeid moet zijn geweest – ook voorlopig niet thuis zal komen. De rechtbank acht dit alternatieve scenario dan ook hoogst onwaarschijnlijk.

Gelet op al het voorgaande acht de rechtbank de verklaring van [verdachte] dat zij van niks wist niet geloofwaardig, zodat de rechtbank er gelet op de hierboven genoemde algemene ervaringsregel, van uit gaat dat [verdachte] wel wetenschap heeft gehad van het aanwezig zijn van genoemd geldbedrag in haar bed.

De door de raadsman in zijn pleitnota genoemde acht feiten en omstandigheden waaruit het tegendeel zou moeten blijken, overtuigen de rechtbank allerminst en leiden dan ook niet tot een ander oordeel. De rechtbank wil daar enkel over opmerken dat het feit dat geen DNA van [verdachte] op één van de geldpakketten is aangetroffen, niks zegt over de wetenschap van [verdachte] dat die pakketten er waren. Het is immers zeer wel denkbaar dat zij de geldpakketten niet zelf heeft ingepakt of in het bed heeft verstopt. Ook het feit dat het geld pas met de grootste mogelijke moeite door een geldhond is gevonden, zegt niks over de wetenschap die [verdachte] reeds vanaf de aanvang van de aanwezigheid van het geld in haar woning heeft gehad. Het zou hooguit betekenis kunnen hebben bij de beantwoording van de vraag of [verdachte] had kunnen weten of vermoeden dat het geld in haar woning aanwezig was in het scenario dat het geld door een ander zonder medeweten van [verdachte] aldaar is verstopt. Zoals reeds overwogen, acht de rechtbank dat scenario echter niet aannemelijk.

De overtuiging van de rechtbank dat [verdachte] wetenschap had van de aanwezigheid van het geld in haar woning wordt versterkt door de volgende feiten en omstandigheden, die erop wijzen dat zij over (meer) geldbedragen beschikte die, gelet op haar iCOV gegevens, niet te verklaren zijn en dat zij zich leende voor dubieuze praktijken. De rechtbank wijst op het volgende:

 [verdachte] heeft in de periode van 2 januari 2012 tot en met 23 april 2019 in totaal € 60.125,- contant op haar bankrekeningen gestort, het grootste deel (€ 57.755,-) in de periode van september 2015 tot en met augustus 2018. Er is geen verklaring voor het aanzienlijke bedrag aan contante stortingen. Uit de bankmutaties blijkt verder dat [verdachte] regelmatig betalingen deed voor [medeverdachte] . Zij heeft twee voertuigen voor hem op naam gehad en betaalde hiervoor de kosten. Zij betaalde huur voor een pand waarvan [medeverdachte] heeft verklaard dat hij dit huurde [adres 4] , waarbij [verdachte] ook als huurder op de huurovereenkomst stond vermeld) en zij betaalde € 4.000,- aan de opa van het kind van [medeverdachte] .15

 Uit administratieve bescheiden die zijn aangetroffen en inbeslaggenomen in [adres 2] , blijkt dat [verdachte] veel grote uitgaven heeft gedaan in de periode van augustus 2017 tot en met januari 2018 voor reizen, persoonlijke verzorging en investeringen. In een in haar woning aangetroffen kasboek staat onder andere een uitgave van € 15.000,- voor “ [naam 2] ” en “6.500 euro investering lief”.16

 Op 27 februari 2017 heeft [verdachte] een Mercedes ( [kenteken 4] ) contant aangeschaft voor een bedrag van € 20.950,- en op haar naam gezet.17 [verdachte] heeft verklaard dat ze dit voor [medeverdachte] heeft gedaan.18

 Op 28 februari 2017 is een Mercedes ( [kenteken 5] ) voor € 9.450,- contant gekocht en op naam gezet van de moeder van [verdachte] , die niet over een rijbewijs beschikt. [verdachte] is als bestuurder van deze Mercedes gezien op 23 januari 2019 en de sleutel van deze auto is in [adres 2] gevonden.19

 Op het nachtkastje naast het bed van [verdachte] op [adres 2] is een PGP-telefoon aangetroffen, die zeer waarschijnlijk in gebruik is geweest bij [verdachte] .20 Het is de rechtbank ambtshalve bekend dat dergelijke telefoons voornamelijk in het criminele milieu worden gebruikt.

 In de woning aan [adres 5] , waar [medeverdachte] is aangetroffen en aangehouden, is een prepaid currency card aangetroffen op naam van [verdachte] die vermoedelijk in gebruik was bij [medeverdachte] .21

 In de woning aan [adres 2] zijn verschillende stukken en correspondentie van augustus 2018 tussen [verdachte] en ene [naam 1] gevonden over de aanschaf van onroerend goed in Spanje. Het zou gaan om een villa van € 600.000,- en een appartement van € 300.000,-.22

[verdachte] heeft over de meeste van deze feiten en omstandigheden geen verklaring willen afleggen. Dat is uiteraard haar goed recht, maar het versterkt wel het totaalbeeld dat de rechtbank van [verdachte] uit het dossier en de bewijsmiddelen heeft gekregen en sterkt de rechtbank, zoals gezegd, in haar overtuiging dat [verdachte] wel degelijk wetenschap had van het geldbedrag in het hoofdeinde van haar bed.

Gelet op al het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat [verdachte] op de hoogte is geweest van het aangetroffen geldbedrag in haar bed en - gezien de feitelijke situatie dat zij hoofdbewoonster was van de woning en daar ook vaak alleen verbleef - ook de beschikkingsmacht over dit geld heeft gehad.

Wetenschap van en beschikkingsmacht over het aangetroffen geld van [medeverdachte]

Uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat ook [medeverdachte] in verband kan worden gebracht met de woning aan [adres 2] en met [verdachte] . Er zijn sterke aanwijzingen dat [medeverdachte] en [verdachte] een affectieve relatie hebben (gehad). Zo blijkt uit de camerabeelden dat [medeverdachte] in de periode van 11 februari 2019 tot en met 5 maart 2019 in ieder geval zeven keer in of voor de woning aan de [adres 2] is geweest en er ten minste één keer heeft overnacht. Op al deze momenten was [verdachte] reeds in de woning aanwezig.23 In de aangetroffen agenda van [verdachte] staat op de datum [datum] "Lief jarig" vermeldt; [medeverdachte] is geboren op [datum] 1960.24 In een aangetroffen telefoon van [verdachte] blijkt uit veel chats tussen [verdachte] en [medeverdachte] dat ze elkaar aanspreken met "schat", "lief”, "lieffie", “pop” en “schatje” en wordt vaak de emoticon "kus" gebruikt. Ze spreken ook af, zowel bij hem als bij haar en een enkele keer in een hotel. [verdachte] houdt [medeverdachte] op de hoogte van al haar doen en laten.25

Ook is in [adres 2] een telefoon aangetroffen die zeer waarschijnlijk in gebruik is geweest bij [medeverdachte] .26 Daarnaast zijn op verschillende plekken in [adres 2] (waaronder het washok/de kast en onder het logeerbed) veel administratieve bescheiden van [medeverdachte] aangetroffen. Zo is onder andere een belastingaanslag op naam van [bedrijfsnaam] voor de woningen [adres 6] , [adres 2] en [adres 6] aangetroffen. Het adres [adres 2] is met de hand onderstreept. Op het tweede blad van de aanslag zijn de bij [adres 2] vermelde aanslagbedragen onder elkaar geschreven en opgeteld (tot een bedrag van € 563,88).27 Ook is een handgeschreven notitie aangetroffen met de adressen “ [adres 5] , [adres 2] en [adres 3] ” met bijbehorende huurbedragen erop.28 In het vonnis inzake [medeverdachte] van heden heeft de rechtbank bewezenverklaard dat [medeverdachte] voor de woningen aan de [adres 5] en de [adres 3] de huur heeft betaald en zich aan het witwassen van contante bedragen waarmee hij de huurbetalingen van deze woningen heeft gedaan heeft schuldig gemaakt. Bedoelde notitie vormt een aanwijzing dat [medeverdachte] ook verantwoordelijk was voor de huurbetaling van [adres 2] en, in combinatie met de aangetroffen belastingaanslag, voor de betaling van de belastingaanslag voor [adres 2]

Ten slotte is op de rugzijde van de tape van de verpakking van één van de geldpakketten een vingerafdruk van [medeverdachte] aangetroffen. Deze vingerafdruk wijst er naar het oordeel van de rechtbank zonder meer op dat [medeverdachte] betrokken is geweest bij het inpakken van ten minste één van de geldpakketten. Het alternatieve scenario, dat hij de tape mogelijk heeft aangeraakt in een bouwmarkt of ergens anders, acht de rechtbank niet aannemelijk, te meer niet nu tape in een bouwmarkt in een verpakking zal zitten en er dus geen vingerafdruk op de tape kan worden achtergelaten. De verdachte heeft zich verder op zijn zwijgrecht beroepen en dus geen andere verklaring gegeven voor de aanwezigheid van zijn vingerafdruk op de tape.

De overtuiging van de rechtbank dat ook [medeverdachte] wetenschap had van de aanwezigheid van het geld in de woning en ook de beschikkingsmacht daarover had, wordt nog verder versterkt door de volgende feiten en omstandigheden die erop wijzen dat [medeverdachte] over (meer) onverklaarbare geldbedragen beschikte, dan wel zich inliet met dubieuze praktijken. De rechtbank wijst op het volgende:

 De reeds hiervoor bij [verdachte] weergegeven financiële verwevenheid tussen [verdachte] en [medeverdachte] , waarbij [verdachte] tevens auto’s van [medeverdachte] , een prepaid currency card en een huurovereenkomst voor de [adres 4] voor [medeverdachte] op haar naam had gezet en betalingen voor hem deed.

  • -

    [medeverdachte] heeft voor ten minste drie andere woningen de huurbetalingen gedaan en daarmee geld witgewassen (zie vonnis [medeverdachte] ).

  • -

    [medeverdachte] heeft zich ook schuldig gemaakt aan het witwassen van een Rolex horloge, geldbedragen uit een fictief dienstverband en huurbetalingen voor een Porsche Macan (zie vonnis [medeverdachte] ).

  • -

    [medeverdachte] is aangehouden in de woning aan [adres 5] . In die woning zijn sleutels van zeven verschillende auto’s gevonden, allemaal op naam van iemand anders dan [medeverdachte] .29

 In [adres 5] zijn twee PGP-telefoons aangetroffen, waarvan er één op het nachtkastje naast het bed van [medeverdachte] lag en aan stond.30 Het is de rechtbank ambtshalve bekend dat dergelijke telefoons voornamelijk in het criminele milieu worden gebruikt.

 Tussen de administratieve bescheiden van [medeverdachte] die zijn aangetroffen op [adres 2] zaten diverse aantekeningen die zeer waarschijnlijk zien op de groothandel in verdovende middelen (bijvoorbeeld berekeningen waarvan het sterke vermoeden bestaat dat daaruit naar voren komt dat op enig moment voor een bedrag van € 3.257.000,- aan cocaïne voorhanden is geweest dan wel verkocht is).31 Op de aantekeningen komen ook de getallen 23.000 en 24.000 voor, die zouden kunnen duiden op de kiloprijs voor cocaïne. Verder worden de kleuren zwart, grijs en koper vermeld. In dit verband merkt de rechtbank op dat de 32 geldpakketten gewikkeld waren in zwarte tape, grijze tape en in koperkleurige, lichtbruine tape.32

De rechtbank concludeert op grond van al het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, dat [medeverdachte] een (al dan niet affectieve) relatie met [verdachte] had, geregeld op [adres 2] aanwezig was en daar ook persoonlijke eigendommen had liggen, financiële betrokkenheid had bij [adres 2] en ook met [verdachte] een financiële verwevenheid had, waarbij [verdachte] bereid bleek om [medeverdachte] bij een deel van zijn financiële handel en wandel te ondersteunen. Nu voorts een vingerafdruk van [medeverdachte] op één van de geldpakketten is aangetroffen, gevoegd bij de overige genoemde bevindingen, acht de rechtbank bewezen dat ook [medeverdachte] wist van het op [adres 2] aangetroffen geldbedrag en dat hij daar beschikkingsmacht over had.

Beoordelingskader witwassen

De rechtbank stelt vast dat zich in het dossier geen bewijs bevindt op grond waarvan een rechtstreeks verband kan worden gelegd tussen het geldbedrag van zes miljoen euro en een concreet aan te duiden misdrijf. Niettemin kan bewezen worden geacht dat dit geldbedrag ’uit enig misdrijf’ afkomstig is, indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het geldbedrag uit enig misdrijf afkomstig is. Als uit het door het Openbaar Ministerie aangedragen bewijs feiten en omstandigheden kunnen worden afgeleid die van dien aard zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen, mag van een verdachte worden verlangd dat deze een verklaring geeft voor de herkomst van het geldbedrag. Indien de verdachte een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring heeft gegeven over de herkomst van het geldbedrag, dan ligt het vervolgens op de weg van het Openbaar Ministerie om nader onderzoek te doen naar de, uit de verklaringen van de verdachte blijkende, alternatieve herkomst van het geldbedrag. Uit de resultaten van een dergelijk onderzoek zal moeten blijken dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat het betreffende geldbedrag een legale herkomst heeft en dat dus een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden.

Gelet op de hoogte van het aangetroffen bedrag, de omstandigheid dat het om contant geld gaat, het aantreffen van veel coupures van € 500,00, de wijze waarop het geld was verpakt en de plaats waar het geld was opgeborgen, bezien tegen de achtergrond van de minimale legale inkomsten van [verdachte] en [medeverdachte] en het ontbreken van spaargelden op beider bankrekeningen, is de rechtbank van oordeel dat zonder meer het vermoeden gerechtvaardigd is dat het geld een illegale herkomst heeft. Daarom mag van [verdachte] en [medeverdachte] worden verlangd dat zij een concrete en min of meer verifieerbare verklaring geven voor de herkomst van het geld.

Nu [verdachte] en [medeverdachte] geen enkele verklaring hebben gegeven voor de herkomst van het geld, was er voor het Openbaar Ministerie ook geen reden tot het verrichten van nader onderzoek. Dit alles brengt de rechtbank tot het oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat het geldbedrag van € 6.018.600,- – middellijk of onmiddellijk – uit enig misdrijf afkomstig is en dat [verdachte] en [medeverdachte] hiervan wetenschap hebben gehad. De rechtbank acht dan ook bewezen dat zij zich tezamen en in vereniging schuldig hebben gemaakt aan het witwassen van dit geldbedrag.

3.4.2

De overige witwasverdenkingen (tweede en derde gedachtestreepje)

Toetsingskader witwassen

Voor het toetsingskader van witwassen verwijst de rechtbank naar het onder 3.4.1 overwogene.

De voertuigen

De rechtbank zal de verdachte vrijspreken van het tenlastegelegde witwassen van een drietal voertuigen. Ten aanzien van de in de tenlastelegging genoemde voertuigen, die niet op naam van de verdachte stonden, kan enkel worden vastgesteld dat ze in de parkeergarage stonden die bij het complex hoort waarin zich ook [adres 2] bevindt en dat van elke auto één autosleutel in [adres 2] aanwezig was. Deze feiten en omstandigheden zijn niet van dien aard dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen. De verdachte zal daarom in zoverre van witwassen worden vrijgesproken.

De geldbedragen

Voorts zijn in de woning aan [adres 2] bedragen van € 1.806,05 (in een portemonnee) en € 7.630,- (in een ladekast in de slaapkamer) aangetroffen. Gelet op de omvang van de geldbedragen, bezien in combinatie met de aangetroffen zes miljoen euro en de overige reeds genoemde onverklaarbare geldstromen die bij de verdachte worden waargenomen, is naar het oordeel van de rechtbank het vermoeden gerechtvaardigd dat het geld een illegale herkomst heeft. Daarom mag van de verdachte worden verlangd dat zij een concrete en min of meer verifieerbare verklaring geeft voor de herkomst van dit geld.

De verdachte heeft verklaard dat zij het bedrag in haar portemonnee van [medeverdachte] had gekregen om raambekleding te kopen voor de woning aan [adres 3] in Den Haag. De rechtbank acht deze verklaring van de verdachte concreet, verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk. Nu niet is gebleken dat het Openbaar Ministerie nader onderzoek heeft gedaan naar deze verklaring van de verdachte, kan niet met voldoende mate van zekerheid worden uitgesloten dat het betreffende geldbedrag een legale herkomst heeft. De verdachte zal dan ook worden vrijgesproken van het witwassen van het bedrag van € 1.806,05.

Ten aanzien van het geld in de ladekast heeft de verdachte verklaard dat het om eigen spaargeld gaat, dat is verdiend met het op haar naam zetten van auto’s van anderen en met verkoopactiviteiten via Marktplaats. Ter terechtzitting heeft ze verklaard dat een deel ook afkomstig is uit zwart ontvangen looninkomsten. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verdachte door het enkel noemen van deze bronnen van inkomsten niet een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring gegeven over de herkomst van het geldbedrag. De verdachte heeft immers niet - al dan niet middels documenten - toegelicht hoeveel geld met de onderscheiden genoemde activiteiten is verdiend en zonder enige toelichting zijn de Marktplaats verkopen ook niet na te gaan. Er was voor het Openbaar Ministerie dan ook geen reden tot het verrichten van nader onderzoek naar de herkomst van het geld. Dit alles brengt de rechtbank tot het oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat het geldbedrag van € 7.630,- - middellijk of onmiddellijk - uit enig misdrijf afkomstig is en dat de verdachte hiervan wetenschap heeft gehad.

3.5

De bewezenverklaring

De rechtbank verklaart bewezen dat de verdachte:

op 5 maart 2019 te ’s-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander en/of alleen, van voorwerpen, te weten:

  • -

    een geldbedrag van in totaal 6.018.600 EURO, en

  • -

    een geldbedrag van 7.630 EURO,

de werkelijke aard en herkomst en/of vindplaats en rechthebbende heeft verborgen en verhuld en voornoemde geldbedragen voorhanden heeft gehad, terwijl zij en/of haar mededader wist(en) dat die geldbedragen - onmiddellijk en/of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf.

Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten en omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

4 De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5 De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die haar strafbaarheid uitsluiten.

6 De strafoplegging

6.1

De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.

6.2

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft zich, gelet op zijn pleidooi tot integrale vrijspraak, niet uitgelaten over de strafmaat.

6.3

Het oordeel van de rechtbank

Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.

De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het (medeplegen van) witwassen van geldbedragen van in totaal ruim zes miljoen euro. Door zo te handelen heeft de verdachte eraan meegewerkt dat opbrengsten van misdrijven aan het zicht van justitie worden onttrokken. Dit is zeer kwalijk, omdat op deze manier de onderliggende criminaliteit wordt gefaciliteerd. Daarnaast vormt het witwassen van crimineel geld ook een ernstige bedreiging van de legale economie en tast het de integriteit van het financiële en economische verkeer aan, omdat de inkomsten uit misdrijven middels witwasconstructies in het legale betalingsverkeer worden gebracht.

Gelet op de ernst van het feit en de omvang van het witgewassen geldbedrag kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden volstaan met een andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.

Voor witwassen bestaat geen specifiek LOVS-oriëntatiepunt. Wel is het oriëntatiepunt voor fraude van toepassing verklaard op witwassen, indien dit in een frauduleuze context heeft plaatsgevonden. Hoewel in deze strafzaak niet kan worden gesproken van witwassen in frauduleuze context, ziet de rechtbank toch aanleiding om aansluiting te zoeken bij het oriëntatiepunt voor fraudedelicten. Witwassen wordt immers, net als fraudedelicten, ernstiger en strafwaardiger naarmate de bedragen waar het om gaat hoger worden en de maximale strafbedreiging op witwassen (in dit geval zes jaar) is zelfs hoger dan die bij de meeste fraudedelicten. De gedachte dat de als uitgangspunt op te leggen straffen voor het witwassen van een geldbedrag en het door fraude verkrijgen van hetzelfde geldbedrag in dezelfde orde van grootte moeten liggen, vindt ook steun in de praktijk in het Verenigd Koninkrijk, waar een gedetailleerd systeem aan straftoemetingsrichtlijnen bestaat, en de tabellen met de als uitgangspunt op te leggen straffen voor witwassen en fraude identiek zijn, voor zover de bedragen overeenstemmen.

In het geval van de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van ruim zes miljoen euro, is op basis van het LOVS-oriëntatiepunt voor fraude als uitgangspunt een straf voorgeschreven in de orde van grootte van 24 maanden tot het strafmaximum, in dit geval een gevangenisstraf voor de duur van zes jaar.

Naar het oordeel van de rechtbank is niet gebleken van persoonlijke omstandigheden die in het voordeel van de verdachte mee moeten worden gewogen bij het bepalen van de hoogte van die gevangenisstraf. De rechtbank is zich bewust van de media-aandacht die door deze strafzaak is ontstaan. Dat de tenlastegelegde en bewezenverklaarde feiten een zekere vorm van media-aandacht met zich brengen, acht de rechtbank echter voorzienbaar en inherent aan de aard en inhoud van dergelijke zaken. Er is naar het oordeel van de rechtbank niet gebleken dat de verdachte door de media-aandacht op zodanige, de ernst van de feiten te boven gegane wijze, in haar persoonlijke levenssfeer is geschaad dat dit op de straf matigend zou moeten werken.

Al het voorgaande in acht nemend, komt de rechtbank tot de slotsom dat oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden (met aftrek van het voorarrest), zoals ook door de officier van justitie geëist, in dit geval passend en geboden is.

7 De voorlopige hechtenis

7.1

De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat de schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte bij einduitspraak wordt opgeheven.

7.2

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft verzocht het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte op te heffen. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de verdachte zich tijdens de schorsing heeft gehouden aan alle schorsingsvoorwaarden en dat de verdachte, ondanks dat de negen maanden voorlopige hechtenis haar zwaar zijn gevallen, na de schorsing een positieve wending aan haar leven heeft gegeven. Zo heeft de verdachte haar financiële problemen onder controle gebracht en kan zij binnenkort aan de slag bij haar nieuwe baan.

7.3

Het oordeel van de rechtbank

De voorlopige hechtenis van de verdachte is met ingang van 2 december 2019 onder voorwaarden geschorst tot de einduitspraak. Hoewel de rechtbank vaststelt dat de verdachte inderdaad de schorsingsvoorwaarden niet heeft overtreden en het te prijzen valt dat de verdachte de draad na de schorsing weer heeft opgepakt, ziet de rechtbank in het feit dat een lange onvoorwaardelijke gevangenisstraf wordt opgelegd voor een ernstig en lucratief strafbaar feit geen aanleiding de voorlopige hechtenis van de verdachte op te heffen. Nu de voorlopige hechtenis tot de uitspraak van heden was geschorst, herleeft de voorlopige hechtenis van rechtswege. Gegeven de onderhavige veroordeling, ziet de rechtbank in voornoemde persoonlijke omstandigheden van de verdachte geen aanleiding om de voorlopige hechtenis opnieuw te schorsen.

8 De inbeslaggenomen goederen

8.1

De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen geldbedragen van € 6.018.600,, € 7.630,- en € 1.806,05 verbeurd te verklaren. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd de 41 op de beslaglijst genoemde horloges te onttrekken aan het verkeer, omdat het niet om originele merk horloges gaat, maar om vervalsingen.

8.2

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft aangegeven dat de verdachte in haar verhoor van 12 april 2019 afstand heeft gedaan van het geldbedrag van € 6.018.600,- en dat de verdachte ook reeds afstand heeft gedaan van de 41 horloges die volgens haar ‘nep’ zijn. De raadsman heeft verzocht van de overige op de beslaglijst genoemde geldbedragen de teruggave aan de verdachte te gelasten.

8.3

Het oordeel van de rechtbank

Nu de verdachte ter terechtzitting van 3 februari 2020 afstand heeft gedaan van het inbeslaggenomen geldbedrag van € 6.018.600, zoals vermeld op de beslaglijst, kan een beslissing van de rechtbank te dien aanzien achterwege blijven.

Het in beslag genomen en nog niet teruggegeven geldbedrag van € 7.630,-, volgens de verdachte aan haar toebehorend, is vatbaar voor verbeurdverklaring, nu het een voorwerp is waarmee het bewezenverklaarde is begaan. De rechtbank zal daarom dit geldbedrag verbeurd verklaren. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte.

Het geldbedrag van € 1.806,05 zal aan de verdachte worden teruggegeven, nu zij wordt vrijgesproken van het witwassen van dit geldbedrag.

De 41 inbeslaggenomen horloges zullen worden onttrokken aan het verkeer. Het ongecontroleerde bezit van deze vervalsingen is in strijd met de wet (artikel 337 Sr).

9 De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen (bijkomende) straffen zijn gegrond op de artikelen 33, 33a, 36b, 36d, 47, 57 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.

Deze voorschriften zijn toegepast zoals zij rechtens golden dan wel gelden.

10 De beslissing

De rechtbank:

verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard, en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:

medeplegen van witwassen

en

witwassen;

verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;

verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;

veroordeelt de verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 48 (achtenveertig) maanden;

bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de haar opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;

stelt vast dat de schorsing van de voorlopige hechtenis is opgeheven;

verklaart verbeurd het op de beslaglijst onder 44 genummerde voorwerp, te weten:

44. Geld Euro

7630,- euro IBN 05-03-2019;

verklaart onttrokken aan het verkeer de op de beslaglijst onder 2 tot en met 42 genummerde voorwerpen, te weten:

2. 1.00 STK Horloge El goud

ROLEX

met zilver kleurig handje;

3. 1.00 STK Horloge Kl: zilver

ROLEX

Rolex Oyster Perpetual;

4. 1.00 STK Horloge Kl: zilver

ROLEX

zilver/goudkleurig bandje met blauw wit klokje;

5. 1.00 STK Horloge Kl: zilver

ROLEX;

6. 1.00 STK Horloge Kl: zilver

ROLEX

zilver/bronskleurig;

7. 1.00 STK Horloge Kl: zilver

ROLEX

zilver/bronskleurig bandje zwart klokje;

8. 1.00 STK Horloge Kl: zilver

ROLEX 16710;

9. 1.00 STK Horloge Kl: zilver

ROLEX

zilver/goudkleurig met regenboogkleuren;

10. 1.00 STK Horloge Kl: zilver

ROLEX;

11. 1.00 STK Horloge Kl: zilver

ROLEX

zilverkleurig bandje zwart klokje;

12. 1.00 STK Horloge Kl: zilver

ROLEX

zilver/goudkleurig met zwarte rand om klokje;

13. 1.00 STK Horloge Kl: zilver

ROLEX 16233

zilver/goudkleurig met blauwe rand om klok;

14. 1.00 STK Horloge Kl: zilver

ROLEX;

15. 1.00 STK Horloge Kl: goud

CARTIER

serienummer 247143NX4010;

16. 1.00 STK Horloge Kl: zilver

CARTIER

serienummer [nummer] met randje diamanten;

17. 1.00 STK Horloge Kl: zilver

CARTIER

serienummer [nummer] ;

18. 1.00 STK Horloge Kl: goud

CARTIER

serienummer [nummer] ;

19. 1.00 STK Horloge Kl: goud

CARTIER

serienummer [nummer] ;

20. 1.00 STK Horloge Kl: goud

CARTIER

serienummer [nummer] ;

21. 1.00 STK Horloge Kl: zilver

ROGER DUBUIS

zwart bandje;

22. 1.00 STK Horloge Kl: koper

ROGER DUBUIS

serienummer [nummer] ;

23. 1.00 STK Horloge Kl: brons

ROGER DUBUIS

met zwart bandje;

24. 1.00 STK Horloge Kl: zilver

ROGER DUBUIS

serienummer [nummer] met zwart bandje;

25. 1.00 STK Horloge 1C:goud

AUDEMARS PIGUET

met zwart bandje;

26. 1.00 STK Horloge Kl: zilver

AUDEMARS PIGUET

serienummer [nummer] ;

27. 1.00 STK Horloge Kl: koper

AUDEMARS PIGUET

serienummer [nummer] ;

28. 1.00 STK Horloge Kl: zilver

AUDEMARS PIGUET

serienummer [nummer] ;

29. 1.00 STK Horloge Kl: zwart

HUBLOT;

30. 1.00 STK Horloge Kl: goud

HUBLOT

met diamanten en zwart bandje;

31. 1 00 STK Horloge Kl: koper

HUBLOT

serienummer [nummer] met zwart bandje;

32. 1.00 STK Horloge Kl: zilver

HUBLOT

serienummer [nummer] met zwart bandje;

33. 1.00 STK Horloge Kl: koper

HUBLOT;

34. 1.00 STK Horloge Kl: goud

HUBLOT

met zwart bandje;

35. 1.00 STK Horloge Kl: zwart

HUBLOT

serienummer [nummer] ;

36. 1.00 STK Horloge Kl: brons

HUBLOT

serienummer [nummer] ;

37. 1.00 STK Horloge Kl: zilver

BREITLING

serienummer [nummer] met zwart bandje;

38. 1.00 STK Horloge Kl: zilver

BREITLING

serienummer [nummer] met zwart bandje;

39. 1.00 STK Horloge Kl: grijs

RICHARD MILLE

met zwart bandje;

40. 1.00 STK Horloge Kl: zilver

PATEK PHILIPPE

serienummer [nummer] ;

41. 1.00 STK Horloge Kl: goud

FRANCK MULLER

serienummer [nummer] , met zwart bandje;

42. 1.00 STK Horloge Kl: zilver

FRANCK MULLER

met zwart bandje;

gelast de teruggave aan de verdachte van het op de beslaglijst onder 45 genummerde geldbedrag, te weten:

45. Geld Euro

1806.05 euro IBN 05-03-2019.

Dit vonnis is gewezen door

mr. G.P. Verbeek, voorzitter,

mr. S.M. van der Schenk, rechter,

mr. L. Kelkensberg, rechter,

in tegenwoordigheid van mr. S. van Holsteijn, griffier,

en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 24 februari 2020.

1 Tenzij hierna anders wordt vermeld, wordt in de voetnoten verwezen naar pagina’s van een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en), en – waar het om tapgesprekken gaat – naar een geschrift. Het betreft steeds pagina’s van het proces-verbaal met het onderzoeksnummer DHRBB19006, van de politie eenheid Den Haag, Team Opsporing (onderzoek ‘ [onderzoeksnaam 2] ’). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van de dossiers:- Algemeen dossier (AD) - Ambtshandelingen (AMB);- Beslagdossier (BD); - Persoonsdossier (V).

2 AMB-008 en AMB-013.

3 Proces-verbaal forensisch onderzoek woning ( [adres 2] 's-Gravenhage) en proces-verbaal resultaat onderzoek dactyloscopische sporen met bijlage.

4 BD IBN.04 en bijgevoegde KVI’s.

5 AMB-010.

6 AMB-004.

7 AMB-046.

8 AMB-075

9 AMB-010, AMB-012 en de foto’s op bijlage 2 bij AMB-011.

10 AMB-123.

11 AMB-011

12 AMB-001 en AMB-002.

13 AMB-065.

14 AMB-042.

15 AMB-028 en AMB-048.

16 AMB-088.

17 AMB-073.

18 V004.3 p. 6.

19 AMB-073 en AMB-010.

20 AMB-034 en AMB-062.

21 AMB-070.

22 AMB-079.

23 AMB-035.

24 AMB-029.

25 AMB-027.

26 AMB-040.

27 AMB-031 en AMB-037.

28 AMB-126.

29 AMB-067.

30 BD IBN08, pv van doorzoeking ter inbeslagneming.

31 AMB-037, p. 5-9.

32 AMB-037, p. 5.

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.