In deze zaak tilt de kantonrechter zeer zwaar aan de inhoud van het hiervoor onder 2.10 vermelde rapport (het rapport). Al is Vahon het niet eens met de gevolgtrekkingen die de Minister van Onderwijs aan de inhoud van dat rapport verbindt, de inhoud van dat rapport zelf is inmiddels vastgesteld.
Van de Inspectie mag en moet worden verwacht dat zij het belang van het onderwijs voorop stelt en dat zij juist daarom bij de feitenvaststelling in het rapport en de op die feiten gebaseerde conclusies geen partij kiest in een arbeidsconflict tussen de [functie] van een school, in dit geval [werkneemster] en het bestuur van een school. Dat is in dit geval het bestuur van Vahon, dat in de voor deze zaak relevante periode sterk onder invloed van [betrokkene 2] stond.
In het rapport wordt ondubbelzinnig geconcludeerd dat het bestuur op belangrijke punten ernstig te kort is geschoten. Er wordt in het rapport niet geconcludeerd dat [werkneemster] niet te handhaven is. De minister van Onderwijs heeft voorts aangekondigd de conclusies over te nemen en heeft bij brief van 11 juli 2019 aangekondigd het voornemen te hebben om een aanwijzing te geven strekkende tot het zo snel mogelijk overdragen van de school aan een ander bestuur. Ook van de minister van Onderwijs mag en moet worden verwacht dat hij optreedt in het algemeen belang en dan in het bijzonder van het onderwijs en zich niet laat leiden door subjectieve motieven of drijfveren.
Vahon heeft in de processtukken en tijdens de mondelinge behandeling niet gewezen op specifieke onderdelen van het rapport, waaruit desondanks moet worden afgeleid dat [werkneemster] vanaf eind 2017 zodanige ernstige verwijten treffen wat betreft de uitvoering van haar taak als [functie] bij het reilen en zeilen van de school dat [werkneemster] zou moeten vertrekken.
Omgekeerd is het zo dat uit het rapport voldoende duidelijk en expliciet volgt dat aan het bestuur van de school wel zeer ernstige verwijten zijn te maken waardoor het functioneren van de school zo snel na 2015 weer beneden peil is gezakt.
Op dit punt gekomen, is het van belang om te benadrukken dat het in deze zaak gaat om de beoordeling van de gevolgen van de ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen [werkneemster] en Vahon. Vahon wordt in deze kwestie vertegenwoordigd door het bestuur van de stichting Vahon, zodat in deze zaak in het niet van belang is om de rol van de individuele leden van het bestuur bij de besluitvorming, onder wie gedurende een bepaalde periode [betrokkene 2] , nader te onderzoeken en in de beoordeling te betrekken.
Ten slotte weegt zwaar in het nadeel van Vahon en in het voordeel van [werkneemster] dat de Commissie van beroep funderend onderwijs bij beslissing van 18 januari 2019 de beroepen van [werkneemster] tegen beide schorsingsbesluiten gegrond heeft verklaard en dat Vahon tegen die beslissing geen rechtsmiddel heeft ingesteld.
Dit alles brengt mee dat in deze zaak geoordeeld moet worden dat aan [werkneemster] niet alleen een transitievergoeding toekomt maar ook een billijke vergoeding, omdat de ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen partijen in ernstige mate te wijten is aan het handelen en/of het nalaten van Vahon als werkgever van [werkneemster] .