Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBDHA:2021:10250

Rechtbank Den Haag
17-03-2021
01-11-2021
9996494 20-59676
Arbeidsrecht
Beschikking

arbeidsovereenkomst, opzegging in strijd met artikel 7:671 BW

Rechtspraak.nl
AR-Updates.nl 2021-1381
VAAN-AR-Updates.nl 2021-1381

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats ’s-Gravenhage

RvV/BC

Zaaknummer: 8896494 RP VERZ 20-50676

17 maart 2021

Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:

[verzoekster] ,
wonende te [woonplaats] ,

verzoekster,

gemachtigde: mr. C.F.F. Wilms-aan ’t Goor (CNV Vakmensen).

tegen

1 de vennootschap onder firma [naam vof] ,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,

alsmede haar vennoten:

2. [verweerder 1] ,

3. [verweerder 2] ,

beiden wonende te [woonplaats] ,

verwerende partij,

gemachtigde: M.J. Blom.

Partijen worden hierna aangeduid als “ [verzoekster] ” en “ [naam vof] ”.

1 Procedure

1.1.

De kantonrechter heeft kennis genomen van het verzoekschrift (met producties) dat op 27 november 2020 bij de griffie is ingekomen. Naar aanleiding van het verzoekschrift heeft op 17 februari 2021 een mondelinge behandeling plaatsgevonden. [verzoekster] is op die zitting in persoon verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. [verweerder 1] is in persoon verschenen, mede namens [naam vof] en [verweerder 2] , bijgestaan door M.J. Blom. Van het verhandelde ter zitting zijn door de griffier aantekeningen gemaakt, die zich in het griffiedossier bevinden.

1.2.

Partijen zijn na de zitting in de gelegenheid gesteld om het geschil in der minne op te lossen. Uit de faxbrief van 3 maart 2021 kan de kantonrechter afleiden dat partijen niet tot een vergelijk zijn gekomen. De uitspraak is daarom bepaald op heden.

2 De feiten

2.1.

Op 25 februari 2008 is [verzoekster] bij [naam vof] in dienst getreden als algemeen medewerkster. Haar salaris bedroeg laatstelijk € 1.171,12 bruto per maand.

2.2.

Op 29 juni 2017 heeft [verzoekster] zich ziek gemeld.

2.3.

Per 25 juni 2020 is aan [verzoekster] een WIA-uitkering toegekend.

2.4.

Op 8 september 2020 heeft [naam vof] de arbeidsovereenkomst met [verzoekster] opgezegd per 30 september 2020.

2.5.

[verzoekster] , althans haar gemachtigde, heeft op 26 oktober en 9 november 2020 e-mails verzonden aan [naam vof] . In die e-mails stelt [verzoekster] zich – kort gezegd – op het standpunt dat de arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig is opgezegd.

3 Het geschil

3.1.

[verzoekster] verzoekt de kantonrechter bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad, om [naam vof] te veroordelen:

1. tot betaling aan [verzoekster] van een billijke vergoeding van € 5.000,- bruto;

2. tot betaling aan [verzoekster] van een transitievergoeding van € 5.435,08 bruto;

3. tot betaling aan [verzoekster] van het achterstallige loon ten bedrage van € 34.559,23 bruto, onder gelijktijdige verstrekking van correcte bruto-/netto specificaties;

4. tot betaling aan [verzoekster] van de wettelijke verhoging van 50% over het achterstallige salaris;

5. tot betaling aan [verzoekster] van de wettelijke rente over de hiervoor genoemde bedragen, te berekenen vanaf de datum van dit verzoekschrift tot aan de dag der algehele voldoening;

6. tot vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten ten bedrage van € 875,-;

7. in de kosten van deze procedure, alsmede in de nakosten.

3.2.

Aan dit verzoek legt [verzoekster] het navolgende – samengevat – ten grondslag. Op 8 september 2020 heeft [naam vof] de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst opgezegd. Voor deze opzegging had [naam vof] geen toestemming van het UWV. Ook heeft [verzoekster] met deze opzegging niet (schriftelijk) ingestemd. De door [naam vof] gedane opzegging heeft daarom niet rechtsgeldig plaatsgevonden. [verzoekster] berust weliswaar in het einde van de arbeidsovereenkomst, maar verzoekt wel toekenning van een billijke vergoeding van € 5.000,-. Ook verzoekt [verzoekster] de toekenning van een transitievergoeding. Daarnaast stelt [verzoekster] dat [naam vof] te weinig loon heeft betaald. Het bedrag aan te weinig betaald loon begroot [verzoekster] op een bedrag van € 34.559,23 bruto. Omdat dit loon niet tijdig is voldaan, maakt [verzoekster] aanspraak op de wettelijke verhoging (van 50%) op grond van artikel 7:625 van het Burgerlijk Wetboek (BW).

3.3.

[naam vof] heeft geen verweer gevoerd tegen de toekenning van de transitievergoeding en ook niet tegen de verschuldigdheid en de hoogte van het achterstallige loon. Wel meent [naam vof] dat de verzochte billijke vergoeding dient te worden afgewezen. In dit kader heeft [naam vof] aangevoerd dat de arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig is opgezegd omdat zij niet op de hoogte was van de geldende wet- en regelgeving. Ook verweert [naam vof] zich tegen (de hoogte van) de wettelijke verhoging.

4 De beoordeling

De loonvordering en de wettelijke verhoging

4.1.

Omdat [naam vof] geen (gemotiveerd) verweer heeft gevoerd tegen de verschuldigdheid en de hoogte van het gevorderde bedrag aan achterstallige salaris (ten bedrage van € 34.559,23 bruto), zal de kantonrechter dit bedrag toewijzen. Datzelfde geldt voor de verzochte loonspecificaties.

4.2.

Nu het loon niet, althans niet tijdig, is voldaan (en dit toerekenbaar is aan [naam vof] ), heeft [verzoekster] recht op een bedrag aan wettelijke verhoging. Gelet op de omstandigheden in deze zaak acht de kantonrechter een wettelijke verhoging van 25% in dit geval passend. Bij de hoogte van dit percentage weegt mee dat [verzoekster] weliswaar niet tijdig haar (volledige) loon heeft ontvangen, maar daar tegenover staat dat zij wel een deel van het loon heeft ontvangen. Aan wettelijke verhoging zal daarom een bedrag van € 17.279,62 (bruto) worden toegewezen.

De transitievergoeding en billijke vergoeding

4.3.

Verder heeft [naam vof] geen verweer gevoerd tegen de stelling van [verzoekster] dat de arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig door [naam vof] is opgezegd. Deze stelling is dus in rechte vast komen te staan.

4.4.

Doordat de arbeidsovereenkomst op initiatief van [naam vof] is geëindigd, heeft [verzoekster] op grond van artikel 7:673 BW recht op een transitievergoeding. Tegen de hoogte van de door [verzoekster] verzochte transitievergoeding heeft [naam vof] geen verweer gevoerd, zodat aan transitievergoeding een bedrag van € 5.435,08 bruto zal worden toegewezen.

4.5.

Ten aanzien van de billijke vergoeding is van belang dat de kantonrechter een werknemer op grond van art. 7:681 lid 1 onderdeel a BW een billijke vergoeding kan toekennen als de werkgever heeft opgezegd in strijd met artikel 7:671 BW. Omdat [verzoekster] niet heeft ingestemd met de opzegging en [naam vof] zonder toestemming van het UWV heeft opgezegd, is de opzegging in strijd met artikel 7:671 BW. [naam vof] is daarom een billijke vergoeding aan [verzoekster] verschuldigd.

4.6.

Uit de wetsgeschiedenis van de WWZ volgt dat de hoogte van de billijke vergoeding – naar haar aard – in relatie moet staan tot het ernstig verwijtbare handelen of nalaten van de werkgever, en niet tot de gevolgen van het ontslag voor de werknemer (zie: Kamerstukken II 2013/2014, 33818, nr. 3, p. 32-34 en Kamerstukken II, 2013/2014, 33818, nr. 7, p. 91). Uit het New Hairstyle-arrest van de Hoge Raad van 30 juni 2017 (ECLI:NL:HR:2017:1187) volgt evenwel dat dit niet hoeft te betekenen dat de gevolgen van een beëindiging van het dienstverband bij het bepalen van de omvang van de billijke vergoeding geen rol mogen spelen in een geval waarin de wet een werknemer een aanspraak geeft op zo’n vergoeding omdat de werkgever een ernstig verwijt kan worden gemaakt van de reden dat de arbeidsovereenkomst eindigt. Als ontslag het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever, dan dient de werknemer hiervoor volgens die wetsgeschiedenis te worden gecompenseerd, ook om dergelijk handelen of nalaten van de werkgever te voorkomen. Bij de begroting van de billijke vergoeding komt het aan op alle omstandigheden van het geval. De kantonrechter dient in de motivering van haar oordeel inzicht te geven in de omstandigheden die tot de beslissing over de hoogte van de vergoeding hebben geleid. Uitgaande van het voorgaande zal de kantonrechter de billijke vergoeding vaststellen op een bedrag van € 1.171,12 bruto, waarbij de volgende omstandigheden en schadecomponenten in aanmerking worden genomen.

4.7.

Zoals reeds is overwogen, heeft [naam vof] de arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig opgezegd. Hiervoor dient [verzoekster] gecompenseerd te worden. Er zijn geen richtlijnen voor het bepalen van deze component van de billijke vergoeding. De wetgever heeft dit ook zo gewenst. Alles afwegende acht de kantonrechter in dit geval een bedrag van € 1.171,12 bruto (een maandsalaris) een billijke compensatie voor deze component van de billijke vergoeding.

4.8.

Bij de begroting van de billijke vergoeding is niet van belang dat [naam vof] niet heeft voldaan aan haar verplichting om [verzoekster] te re-integreren. Hiervoor is [verzoekster] immers al gecompenseerd (en [naam vof] gesanctioneerd) door een verlengde loondoorbetalingsverplichting die is opgelegd door het UWV. Ook weegt bij de hoogte van de billijke vergoeding niet mee dat [naam vof] het loon niet tijdig heeft voldaan. Daarvoor is [verzoekster] namelijk gecompenseerd doordat de loonvordering (met wettelijke verhoging) zal worden toegekend. Doordat de loonvordering in deze procedure zal worden toegekend, staat ook vast dat [verzoekster] in het verleden te weinig loon heeft ontvangen. [verzoekster] kan zich met dit oordeel (en de juiste loonspecificaties) richten tot de uitkeringsinstantie met het verzoek om een hogere WIA-uitkering toe te kennen. De gevolgen van een te lage WIA-uitkering kunnen daarom niet, althans niet zonder meer, meewegen bij de begroting van de billijke vergoeding.

4.9.

Op grond van de schadecomponenten die zijn besproken, becijfert de kantonrechter de billijke vergoeding op een bedrag € 1.171,12 bruto. [naam vof] zal worden veroordeeld om dit bedrag aan [verzoekster] te betalen.

De buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente

4.10.

Tegen de verschuldigdheid en de hoogte van de buitengerechtelijke incassokosten en de wettelijke rente heeft [naam vof] geen verweer gevoerd. Deze zullen daarom als onweersproken en op de wet gegrond, worden toegewezen.

De proceskosten

4.11.

[naam vof] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure, alsmede in de nakosten.

5 Beslissing

De kantonrechter:

5.1.

veroordeelt [naam vof] tot betaling aan [verzoekster] (1) van een billijke vergoeding van € 1.171,12 bruto, (2) van een transitievergoeding van € 5.435,08 bruto (3) van het achterstallige loon ten bedrage van € 34.559,23 bruto, (4) van de wettelijke verhoging ten bedrage van € 17.279,62 bruto en (5) van de buitengerechtelijke incassokosten ten bedrage van € 875,-, alle bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 27 november 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;

5.2.

veroordeelt [naam vof] om aan [verzoekster] binnen zeven dagen na de betekening van deze beschikking (nieuwe) salarisspecificaties te verstrekken, waarin het achterstallige salaris van € 34.559,23 bruto is opgenomen;

5.3.

veroordeelt [naam vof] in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van [verzoekster] vastgesteld op € 1.995,- waarvan € 1.496,- (twee punten ad € 748,-) als het aan de gemachtigde van [verzoekster] toekomende salaris;

5.4.

veroordeelt [naam vof] tot betaling aan [verzoekster] van een bedrag van € 100,- aan nalaris, indien en voor zover [verzoekster] daadwerkelijk nakosten maakt, te vermeerderen met de kosten voor de eventuele betekening van deze beschikking;

5.5.

verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;

5.6.

wijst af hetgeen meer of anders is verzocht.

Deze beschikking is gewezen door kantonrechter mr. E.A.W. Schippers en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 maart 2021.

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.