[eiser] ,
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij,
gemachtigde: mr. C.P.R.M. Dekker,
toevoeging verleend d.d. 26 juni 2019 met kenmerk [toevoeging] ,
1. Procedure
Op 14 oktober 2020 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden, waarbij zijn verschenen [eiser] in persoon, bijgestaan door mr. Dekker, [betrokkene 1] namens Envido c.s., bijgestaan door mr. Mahieu en [betrokkene 2] namens G4S, bijgestaan door mrs. Miguel en Koster. Daarbij heeft mr. Dekker spreekaantekeningen overgelegd. Van het verhandelde ter zitting zijn door de griffier aantekeningen gemaakt, die zich in het griffiedossier bevinden. Vervolgens is de uitspraak van dit vonnis bepaald op heden.
3 Vordering, grondslag en verweer
In de hoofdzaak
3.1
[eiser] vordert bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
Primair
-
een verklaring voor recht dat artikel 95b cao niet van toepassing is, waardoor [eiser] van rechtswege in dienst is getreden bij G4S;
-
G4S te veroordelen tot het aanbieden van een arbeidsovereenkomst aan [eiser] en [eiser] toe te laten tot het werk onder de verplichting om [eiser] het aan hem toekomende loon volgens de cao particuliere beveiliging te betalen;
-
G4S te veroordelen tot betaling van het achterstallige salaris vanaf februari 2018 ter grootte van € 67.860,25 vermeerderd met de wettelijke verhoging;
Subsidiair, voor zover artikel 95b cao wel van toepassing wordt verklaard:
een verklaring voor recht dat [eiser] nog steeds in dienst is bij Envido 4;
een verklaring voor recht dat Envido 4 onrechtmatig jegens [eiser] heeft gehandeld;
Envido c.s. te veroordelen tot vergoeding van de door [eiser] geleden schade, nader op te maken bij staat;
Envido c.s. hoofdelijk te veroordelen tot betaling van het achterstallige salaris van € 67.860,25;
Envido te verplichtingen om [eiser] te herplaatsen binnen de eigen organisatie door het aanbieden van een arbeidsovereenkomst en [eiser] zijn salaris te betalen;
Envido dan wel Envido 4 te verplichten om de afmelding van [eiser] bij Nationale Nederlanden te herstellen per de datum van afmelding en op eerste vordering van Nationale Nederlanden de verschuldigde premies te voldoen, een en ander of straffe van een dwangsom van € 1.000,- per dag voor iedere dag dat Envido hier niet aan voldoet, met een maximum van € 50.000,-;
met veroordeling van G4S en Envido c.s. in de kosten van deze procedure.
3.2
[eiser] legt aan deze vordering, naast voormelde feiten, het navolgende ten grondslag. HTM heeft gecommuniceerd dat alle werknemers van Envido 4 bij G4S in dienst treden. Dat betekent dat [eiser] van rechtswege is overgegaan naar G4S. De heraanbesteding leidt tot een overgang van onderneming van Envido 4 naar G4S, waardoor [eiser] ook mee over had moeten gaan. Artikel 4 lid 1 van de Richtlijn 2001/23/EG van 12 maart 2001 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgeving der lidstaten betreffende het behoud van de rechten van de werknemers bij overgang van ondernemingen, vestigingen of onderdelen van ondernemingen of vestigingen (hierna: de richtlijn) bepaalt immers dat een overgang van onderneming in principe geen reden is voor ontslag, tenzij sprake is van een ontslag om economische, technische of organisatorische redenen (ETO-redenen), die wijzigingen voor de werkgelegenheid met zich meebrengen. In het geval van [eiser] staat vast dat hij, indien geen sprake was geweest van een overgang van onderneming, bij Envido 4 in dienst zou zijn gebleven en daar weer aan het werk was gegaan. Artikel 95b cao is dan ook in strijd met de richtlijn, zodat het buiten toepassing dient te blijven. Toepassing van artikel 95b is naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid in dit geval bovendien onaanvaardbaar. [eiser] heeft zich, toen duidelijk werd dat hij geen WIA-uitkering kreeg, beschikbaar gesteld voor het verrichten van werkzaamheden. Envido 4 heeft bezwaar aangetekend tegen de beslissing van het UWV en daarmee [eiser] verhinderd om terug te keren. Daarmee heeft Envido 4 hem de mogelijkheid ontnomen om aan de voorwaarden van artikel 95b cao te voldoen. Indien [eiser] was opgeroepen om te komen werken, had hij zonder problemen over kunnen gaan naar G4S. Indien artikel 95b toch van toepassing wordt verklaard, dan verzoekt [eiser] voor recht te verklaren dat hij nog steeds in dienst is bij Envido 4. [eiser] heeft Envido ook in rechte betrokken, nu zij 100 % aandeelhouder en bestuurder is van Envido 4 en zodoende mee kan werken aan herplaatsing. De houding van Envido 4 gedurende het hele proces is onrechtmatig, waardoor [eiser] schade heeft geleden en nog schade lijdt. Door dit handelen van Envido 4 heeft [eiser] salaris misgelopen en hij moet een voorschot terugbetalen aan het UWV. De pensioenverzekering is opgezegd, dus deze dient te worden hersteld. Over 2018 bedraagt de schade € 31.760,25, inclusief vakantiegeld, te vermeerderen met loonsverhogingen conform de cao. Over 2019 bedraagt de schade € 36.100,- inclusief vakantiegeld en loonsverhoging. [eiser] voelt zich bovendien beschadigd door de tegenwerking die hij heeft ondervonden. Hij wil daarvoor een schadevergoeding, nader op te maken bij staat.
3.3
G4S en Envido c.s. hebben gemotiveerd verweer gevoerd, waarop hierna – voor zover van belang – zal worden ingegaan.
3.4
G4S vordert in de vrijwaring dat Envido 4 wordt veroordeeld om aan G4S te voldoen alles waartoe G4S in de hoofdzaak jegens [eiser] wordt veroordeeld, met veroordeling van Envido 4 in de kosten van de procedure.
3.5
G4S legt hieraan – naast voormelde feiten – het volgende ten grondslag. Indien G4S wordt veroordeeld tot het door [eiser] primair gevorderde, dan dient Envido 4 de kosten die daarmee gepaard gaan te dragen op grond van een ongerechtvaardigde verrijking dan wel onrechtmatige daad. De verplichting tot betaling van het loon rustte en rust nog steeds op Envido 4, als werkgever van [eiser] . De vordering tot betaling van het achterstallige salaris ziet op de periode waarin Envido 4 werkgever van [eiser] was. Indien G4S wordt veroordeeld tot betaling van het salaris, zal Envido 4 worden verrijkt. G4S wordt hierdoor benadeeld. Envido 4 heeft ook onrechtmatig gehandeld door het salaris van [eiser] niet te betalen, terwijl zij wist dat zij hiertoe wel gehouden was. Dit handelen van Envido 4 heeft tot onduidelijkheid over de situatie van [eiser] geleid, waardoor zowel [eiser] als G4S onnodig op kosten zijn gejaagd. Indien Envido 4 het salaris tijdig had voldaan, dan zou G4S niet het risico lopen veroordeeld te worden tot betaling van dat salaris. Bovendien heeft Envido 4 onrechtmatig gehandeld, door niet aan de op haar rustende informatieplicht te voldoen. Envido 4 had G4S in moeten lichten over de omstandigheid dat [eiser] , ondanks dat hij niet werkzaam was op het project HTM, wel claimde daar werkzaam te moeten zijn.
3.6
Envido 4 heeft gemotiveerd verweer gevoerd, waarop hierna – voor zover van belang – zal worden ingegaan.
4 Beoordeling
In de hoofdzaak
4.1
Tussen partijen is allereerst in geschil bij wie [eiser] nu feitelijk in dienst is, G4S of Envido 4. [eiser] en Envido 4 stellen zich op het standpunt dat [eiser] in dienst is getreden, dan wel had moeten treden, bij G4S. Envido 4 voert hiertoe aan dat artikel 95b cao niet van toepassing is, omdat G4S en HTM de daarbij behorende procedures niet hebben gevoerd. Voor zover dit artikel wel van toepassing is, geldt dat [eiser] langer dan 26 weken arbeidsongeschikt was, zodat de beperking in lid 3 van dat artikel voor [eiser] niet geldt. G4S heeft dit betwist en voert ten verwere aan dat, voor zover al sprake is van een overgang van onderneming, [eiser] niet tot het relevante onderdeel van die onderneming behoorde, aangezien [eiser] ’s band met het onderdeel van de onderneming dat overging naar G4S ten tijde van de overgang duurzaam was verbroken. [eiser] kon niet meer gekwalificeerd worden als een daar werkzame werknemer, aangezien hij als sinds 6 februari 2016 geen werkzaamheden voor HTM verrichtte. HTM heeft bovendien aangegeven dat [eiser] niet meer welkom was bij HTM, zodat er ook geen uitzicht was dat [eiser] daar zou terugkeren. [eiser] voldeed niet aan de voorwaarden uit artikel 95b cao, zodat G4S niet verplicht was om [eiser] een arbeidsovereenkomst aan te bieden, aldus G4S.
4.2
[eiser] voert aan dat artikel 95b cao niet van toepassing is, omdat dit artikel in strijd is met de richtlijn. Dit verweer slaagt niet. Het doel van de richtlijn is (onder meer) om werknemers bij een verandering van ondernemer te beschermen, in het bijzonder om het behoud van hun rechten veilig te stellen. Naar het oordeel van de kantonrechter is artikel 95b cao niet in strijd met deze doelstelling. Dit artikel heeft in beginsel immers ook tot doel de werknemers te beschermen bij de overgang van een bedrijfsonderdeel naar een andere onderneming. Er is ook geen sprake van een ontslag van [eiser] wegens de overgang van de beveiligingsactiviteiten bij HTM van Envido 4 naar G4S. Indien hierna wordt geoordeeld dat [eiser] niet in dienst is gekomen van G4S, en bij G4S ook geen verplichting bestond om hem een arbeidsovereenkomst aan te bieden, is de conclusie dat [eiser] nog in dienst is van Envido 4. De cao voorziet bovendien ook, in bijvoorbeeld artikel 95b lid 8, in de mogelijkheid dat een werknemer in dienst blijft van de latente partij, in dit geval Envido 4. Dat G4S en Envido 4 van mening verschillen over bij wie [eiser] feitelijk in dienst is, maakt op zichzelf nog niet dat daarmee de cao-bepaling in strijd is met de richtlijn. Er is geen sprake van dat [eiser] tussen wal en schip valt, nu hij ofwel in dienst is getreden bij G4S ofwel bij Envido 4. De discussie die G4S en Envido 4 hieromtrent voeren, ontslaat hen niet van hun eventuele verplichtingen jegens [eiser] in de tussenliggende periode. Er is dus geen sprake van dat een arbeidsongeschikte werknemer vanwege de overgang van onderneming wordt ontslagen. Dit kan anders zijn, indien met de overgang van de activiteiten de latente partij feitelijk ophoudt te bestaan, maar gesteld noch gebleken is dat daar in dit geval sprake van is. [eiser] stelt zelf bij dagvaarding immers dat Envido 4 hem had kunnen herplaatsen binnen de onderneming.
4.3
Envido 4 stelt zich nog op het standpunt dat artikel 95b cao niet van toepassing is, omdat G4S en HTM zich niet aan de regels omtrent heraanbesteding hebben gehouden. Wat daar verder ook van zei, tussen partijen is niet in geschil dat de beveiligingsactiviteiten bij HTM feitelijk over zijn gegaan van Envido 4 naar G4S. Artikel 95b cao is opgesteld ten behoeve van de werknemer, niet van de latente partij. Een geschil tussen G4S en Envido 4 over de wijze waarop dit de overgang heeft plaatsgevonden, regardeert de werknemer niet en maakt niet dat artikel 95b cao buiten toepassing moet blijven. Het artikel voorziet erin regels op te stellen bij de beëindiging van een bepaalde opdracht en de overgang daarvan naar een ander bedrijf. Die omstandigheden hebben zich hier ook feitelijk voorgedaan, nu G4S feitelijk de beveiligingsactiviteiten van Envido 4 heeft overgenomen.
4.4
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat artikel 95b cao in het onderhavige geval van toepassing is. De vraag of G4S [eiser] een arbeidsovereenkomst had moeten aanbieden, dan wel of [eiser] van rechtswege in dienst is getreden bij G4S, dient dus ook aan de hand van dit artikel te worden beantwoord.
4.5
Naar het oordeel van de kantonrechter voldoet [eiser] niet aan de voorwaarden die artikel 95b lid 3 cao stelt aan de verplichting voor de verwervende partij om een werknemer van de latente partij een arbeidsovereenkomst aan te bieden. Zelfs als wordt aangenomen dat [eiser] op de datum van de overgang, zijnde 19 mei 2019, volledig arbeidsgeschikt was, dan voldoet [eiser] niet aan de voorwaarde dat hij minimaal 1 jaar onafgebroken werkzaam moet zijn geweest op het object, zijnde HTM. Ook indien Envido 4 [eiser] volledig hersteld had gemeld per 10 juli 2018, zijnde de datum waarop [eiser] zich bereid heeft verklaard zijn werkzaamheden te hervatten, is het bovendien onwaarschijnlijk dat hij weer als beveiliger zou zijn ingezet op het project HTM. HTM heeft immers bij
e-mail van 4 september 2018 duidelijk aangegeven dat [eiser] niet meer welkom was bij HTM, ook niet in de toekomst. [eiser] heeft niets aangevoerd waaruit blijkt dat hij toch weer werkzaamheden zou zijn gaan verrichten voor HTM, indien hij op 10 juli 2018 weer aan het werk had kunnen gaan. Het enkele feit dat HTM op haar website in een nieuwsbericht heeft aangegeven dat alle werknemers van Envido 4 mee overgaan naar G4S, maakt nog niet dat [eiser] daarmee van rechtswege is overgegaan. Dit betreft immers slechts een algemeen bericht dat niet specifiek is gericht aan [eiser] . Bovendien is HTM geen partij bij de arbeidsovereenkomst, zodat [eiser] alleen om die reden al geen rechten kan ontlenen aan (zeer algemene) mededelingen vanuit HTM. Dat een oud collega van [eiser] , voor zover dit al vast zou komen te staan, wel is overgegaan naar G4S, terwijl hij of zij niet aan de voorwaarden van artikel 95b cao voldeed, maakt niet dat [eiser] daarmee aldus ook over had moeten gaan. [eiser] heeft ter zitting toegelicht dat deze oud collega qua uren en diensten niet voldeed aan artikel 95b cao. Dit is een geheel andere situatie dan [eiser] , zodat [eiser] geen rechten kan ontlenen aan diens situatie. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat op G4S geen verplichting rustte om aan [eiser] een arbeidsovereenkomst aan te bieden. Dit leidt er ook toe dat de primaire vordering van [eiser] zal worden afgewezen.
4.6
Nu [eiser] niet in dienst is getreden van G4S, en bij G4S ook geen verplichting bestond [eiser] een arbeidsovereenkomst aan te bieden, is [eiser] in dienst gebleven bij Envido 4. De onder 3.1.d. gevorderde verklaring voor recht zal dan ook worden toegewezen.
4.7
Voorts staat ter beoordeling of Envido 4 gehouden is het salaris van [eiser] door te betalen en zo ja, vanaf welk moment. Envido 4 voert ten verwere aan dat [eiser] al twee jaar arbeidsongeschikt was en dat het niet de verwachting was dat hij in zijn functie zou terugkeren. Dat het UWV oordeelt dat er geen sprake is van arbeidsongeschiktheid in de zin van de WIA, zegt niets over de geschiktheid van [eiser] voor de functie van beveiliger. Gelet op de aard van de beperkingen, de twee jaar durende arbeidsongeschiktheid, het oordeel van de bedrijfsarts en het feit dat HTM hem niet meer wilde terugnemen, moet worden geconcludeerd dat [eiser] voor zijn functie als beveiliger niet meer geschikt was. Van een verplichting tot loondoorbetaling is dus geen sprake, aldus Envido 4. De kantonrechter overweegt als volgt. Het UWV heeft geoordeeld dat [eiser] 0 % arbeidsongeschikt is voor de maatgevende arbeid. De maatgevende arbeid is blijkens het arbeidsdeskundig rapport zijn functie als beveiliger. Dat het UWV dit alleen heeft gebaseerd op de eigen stelling van [eiser] blijkt niet uit het rapport. Daarin is immers duidelijk vermeld dat de verzekeringsarts heeft gekeken naar informatie van de behandelaars van [eiser] . Indien Envido 4 van mening was dat het deskundigenoordeel in het kader van de WIA onvoldoende zegt over de geschiktheid van [eiser] voor zijn eigen functie, dan had het op haar weg gelegen om hieromtrent een nader deskundigenoordeel bij het UWV aan te vragen. Dit heeft zij nagelaten. Zij heeft simpelweg geweigerd om de betermelding van [eiser] te accepteren en heeft zich vervolgens, ten onrechte, op het standpunt gesteld dat [eiser] in dienst is getreden bij G4S. De bedrijfsarts heeft weliswaar geoordeeld dat [eiser] ongeschikt is voor de functie van beveiliger, maar dit lijkt vooral te zijn gebaseerd op een – overigens niet in het geding gebrachte – rapport van Psyon waaruit zou moeten worden geconcludeerd dat de kans op recidief hoger dan wel reëel moet worden geacht en het feit dat een eerdere poging tot re-integratie is mislukt. De bedrijfsarts zegt daarbij ook dat de een groot deel van de beperkingen sterk zijn afgenomen en dat [eiser] geschikt is voor gangbare arbeid, zodat op Envido 4 de verplichting rustte om in ieder geval te onderzoeken of ze voor Envido 4 passende arbeid konden vinden dan wel creëren. Envido 4 kan zich niet simpelweg op het standpunt stellen dat [eiser] niet geschikt is voor de functie van beveiliger en vervolgens niets meer doen. Envido 4 stelt dat er geen passende functie voor [eiser] aanwezig is, maar heeft dit verder niet toegelicht, laat staan onderbouwd. Envido 4 is ook na twee jaar arbeidsongeschiktheid verantwoordelijk voor de re-integratie van [eiser] en is in beginsel gehouden om, indien [eiser] is hersteld, [eiser] weer tewerk te stellen en het loon door te betalen. Dat HTM [eiser] niet meer terug wilde hebben, maakt nog niet dat [eiser] dan op geen enkel moment überhaupt meer geschikt zou kunnen zijn voor de functie van beveiliger. Nu het UWV heeft geoordeeld dat [eiser] volledig arbeidsgeschikt is en Envido 4 niets heeft ingebracht dat op het tegendeel wijst, had Envido 4 [eiser] op 10 juli 2018 weer tewerk moeten stellen. [eiser] heeft dan ook recht op doorbetaling van zijn salaris, nu het feit dat hij niet heeft gewerkt niet aan [eiser] te wijten is.
4.8
Envido 4 voert daarnaast aan dat de loonvordering slechts kan gelden voor de periode vanaf 10 juli 2018. Dit verweer slaagt niet. Envido 4 heeft ter zitting verklaard dat [eiser] zich vlak voor de termijn van twee jaar beter heeft gemeld, maar dat zij deze betermelding niet heeft geaccepteerd, omdat de bedrijfsarts van oordeel was dat [eiser] nog altijd arbeidsongeschikt was. Doordat Envido 4 deze betermelding, naar nu blijkt ten onrechte, niet heeft geaccepteerd, heeft [eiser] een WIA-uitkering moeten aanvragen. Het feit dat dit – naar de mening van - Envido 4 te laat is gebeurd is derhalve aan haar weigering te wijten, en kan niet aan [eiser] worden tegengeworpen. De kantonrechter ziet ook geen aanleiding om de loonvordering te matigen. Het enkele feit dat [eiser] enige tijd heeft gewacht met het instellen van zijn loonvordering is daartoe onvoldoende. Envido 4 had immers ook aan de op haar rustende verplichtingen kunnen voldoen en op deze manier kunnen voorkomen dat de loonvordering opliep. Uit niets blijkt daarnaast dat [eiser] gedurende deze periode andere inkomsten – uit arbeid – heeft gehad. Envido 4 heeft de juistheid van het door [eiser] gevorderde bedrag op zichzelf niet betwist, zodat de vordering onder 3.1.g. jegens Envido 4 zal worden toegewezen. De hoofdelijke veroordeling van Envido B.V. zal echter worden afgewezen. Envido B.V. is niet de werkgever van [eiser] en [eiser] heeft ook niet gesteld op grond waarvan zij toch gehouden zou zijn het salaris van [eiser] te voldoen.
4.9
[eiser] vordert daarnaast een verklaring voor recht dat Envido c.s. zich onrechtmatig jegens [eiser] hebben gedragen. Dit is door Envido c.s. betwist. Voor zover deze verklaring voor recht betrekking heeft op Envido B.V., zal deze worden afgewezen. Envido B.V. is niet de werkgever van [eiser] en [eiser] heeft niet gesteld waar haar onrechtmatig handelen dan uit zou moeten bestaan. De vordering jegens Envido 4 zal worden toegewezen. Envido 4 heeft immers onrechtmatig jegens [eiser] gehandeld door zijn betermelding niet te accepteren en niet te voldoen aan de op haar rustende verplichtingen uit de arbeidsovereenkomst.
4.10
De door [eiser] gevorderde schadevergoeding, nader op te maken bij staat, zal worden afgewezen. [eiser] heeft deze vordering in het geheel niet toegelicht, laat staan onderbouwd. De enkele stelling van [eiser] dat hij zich door de tegenwerking die hij van Envido 4 heeft ondervonden beschadigd voelt, is onvoldoende om aan te nemen dat [eiser] hierdoor ook schade heeft geleden, anders dan het achterstallige loon dat hiervoor reeds is toegewezen.
4.11
De kantonrechter begrijpt de vordering van [eiser] tot herplaatsing aldus dat [eiser] vordert dat Envido 4 hem weder tewerk stelt. Deze vordering zal worden toegewezen. De vordering tot doorbetaling van het salaris zal slechts tot 1 februari 2021 worden toegewezen, nu op dit moment niet kan worden vastgesteld dat [eiser] ook in de toekomst recht heeft op uitbetaling van dit salaris en dat Envido 4 dit op dat moment niet zal voldoen.
4.12
Tegen de vordering onder 3.1.i. is door Envido 4 geen verweer gevoerd, zodat deze als niet betwist zal worden toegewezen, met dien verstande dat ook deze slechts jegens Envido 4, en niet jegens Envido B.V., zal worden toegewezen en dat de gevorderde dwangsom zal worden vastgesteld op een bedrag van € 500,- per dag, met een maximum van € 25.000,-.
4.13
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure tegen G4S. Envido 4 zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van [eiser] . [eiser] heeft geprocedeerd op basis van een toevoeging. Eisende partijen met een toevoeging betalen een lager griffierecht. Verder worden in dat geval de kosten van de deurwaarder voor het uitbrengen van het exploot en/of advertentiekosten van rijkswege vergoed. Die kosten zijn dus niet voor rekening van de eisende partij. Deze partij heeft aan de deurwaarder slechts de in het exploot opgenomen kosten voor verschotten hoeven voldoen (artikel 40 lid 1 van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000). Gelet op het voorgaande wordt de Envido 4 slechts veroordeeld tot betaling van het lagere griffierecht, de verschotten en ten slotte tot vergoeding van het – hierna in het dictum vast te stellen – salaris van de gemachtigde. Deze vergoeding voor het salaris moet door de gemachtigde worden verrekend met de op grond van de Wet op de rechtsbijstand aan de gemachtigde toegekende vergoeding.
4.14
Nu de vorderingen jegens G4S in de hoofdzaak worden afgewezen, kan de vordering in vrijwaring onbesproken blijven.
5 Beslissing
De kantonrechter:
In de hoofdzaak
- verklaart voor recht dat [eiser] nog steeds in dienst is bij Envido 4;
- verklaart voor recht dat Envido 4 jegens [eiser] onrechtmatig heeft gehandeld;
- veroordeelt Envido 4 om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser] te voldoen een bedrag van € 67.860,25 aan achterstallig salaris over 2018 en 2019 en veroordeelt Envido 4 voorts om [eiser] voor de periode 1 januari 2020 tot 1 februari 2021 het salaris te betalen;
- veroordeelt Envido 4 om [eiser] binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis weder tewerk te stellen;
- veroordeelt Envido 4 om binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis de afmelding van [eiser] bij Nationale Nederlanden te herstellen per de datum van afmelding en op eerste vordering van Nationale Nederlanden de verschuldigde premies te voldoen, een en ander op straffe van een dwangsom van € 500,- per dag voor iedere dag dat Envido 4 hier niet aan voldoet, met een maximum van € 25.000,-;
- veroordeelt Envido 4 in de kosten van deze procedure aan de zijde van [eiser] , tot op heden aan de zijde van [eiser] vastgesteld op € 1.582,25 waarvan € 1.496,- als het aan de gemachtigde van eisende partij toekomende salaris;
- veroordeelt [eiser] in de proceskosten aan de zijde van G4S, tot op heden aan de zijde van G4S vastgesteld op € 1.496,- als het aan de gemachtigde van G4S toekomende salaris;
- verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door kantonrechter mr. E.A.W. Schippers en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 februari 2021.