9 De beslissing
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.6 bewezen is verklaard en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1
medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd
ten aanzien van feit 2
medeplegen van gewoontewitwassen, meermalen gepleegd
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 4 (VIER) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
wijst de vordering tot schadevergoeding van Stichting Vestia toe tot een bedrag van
€ 123.500,-;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met zijn mededaders [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1], in die zin dat indien en voor zover de een betaalt de ander zal zijn bevrijd, om aan Stichting Vestia te betalen een bedrag van € 24.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 november 2018 tot aan de dag der algehele voldoening
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met zijn mededaders [medeverdachte 2] en [medeverdachte 9], [medeverdachte 11] en [medeverdachte 12], in die zin dat indien en voor zover de een betaalt de ander zal zijn bevrijd, om aan Stichting Vestia te betalen een bedrag van € 75.900,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 november 2018 tot aan de dag der algehele voldoening
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met zijn mededader [medeverdachte 2] in die zin dat indien en voor zover de een betaalt de ander zal zijn bevrijd, om aan Stichting Vestia te betalen een bedrag van € 23.600,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 november 2018 tot aan de dag der algehele voldoening
veroordeelt de verdachte tevens hoofdelijk in de proceskosten van Stichting Vestia, begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
bepaalt dat als zijn mededaders geheel of gedeeltelijk aan Stichting Vestia hebben betaald de verdachte niet meer verplicht is om dat deel te voldoen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. L.K. van Zaltbommel, voorzitter,
mr. F.A.M. Veraart, rechter,
mr. J. Snoeijer, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. F. Westhoek en W.H. Ng, griffiers,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 24 december 2021.
Bijlage I: de tenlastegelegde feiten
1.
Hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 26 november 2016 tot en met 7 november 2018 (telkens) te Bergschenhoek en/of Berkel en Rodenrijs en/of Rotterdam en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), meermaals, althans eenmaal, een of meerdere geschrift(en) die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt en/of vervalst, en/of valselijk heeft doen en/of laten opmaken en/of doen en/of laten vervalsen, te weten een of meerdere factu(u)r(en) (telkens) op naam van [bedrijf 3], gericht aan:
‐ [medeverdachte 5] (DOC‐079a en –b; DOC‐085‐1, ‐3, ‐5, ‐9; DOC‐093‐1, en 2); en/of
‐ [medeverdachte 6] (DOC‐085‐7, ‐10 t/m ‐12); en/of
‐ [medeverdachte 7] (DOC‐078a; DOC‐080A, ‐C; DOC‐085‐2, ‐4, en ‐6; DOC‐099‐1 t/m ‐19); en/of
‐ [medeverdachte 8] (DOC‐061‐1, ‐3 en ‐4); en/of
‐ [bedrijf 4] (DOC‐081; DOC‐083; DOC‐183); en/of
‐ [medeverdachte 9] (DOC‐080‐e; DOC‐128‐19a, ‐c, ‐e, ‐g, ‐i, ‐k, ‐m, ‐p; DOC‐128‐24);
althans een of meerdere factu(u)r(en) (telkens) op naam van [bedrijf 3], immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s), (telkens) valselijk in strijd met de waarheid op genoemde factu(u)r(en) werkzaamheden vermeld en/of geschreven en/of opgenomen, en/althans door een ander(en) doen en/of laten vermelden en/of schrijven en/of opnemen, die in werkelijkheid niet en/of niet in die omvang door hem, verdachte, en/of [bedrijf 3] waren verricht, in elk geval niet voor zulk(e) (een) bedrag(en) had(den) plaatsgevonden, (en/of op die factu(u)r(en) genoemde bedrag(en) in werkelijkheid betrekking had(den) op (door)betalingen aan [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 2]), zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
2.
Hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode vanaf 26 november 2016 tot en met 7 november 2018 (telkens) te Bergschenhoek en/of Berkel en Rodenrijs en/of Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal,
a. a) (telkens) van een of meer (grote) geldbedrag(en) van (in totaal) (circa) 644.241,63 euro exclusief BTW, althans 565.567,50 euro (AMB‐140), althans een of meerdere geldbedrag(en), de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding, de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) op genoemde voorwerpen was/waren, en/of heeft verborgen en/of verhuld wie genoemde voorwerpen voorhanden heeft/hebben gehad, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist (en), althans redelijkerwijs moest (en) vermoeden dat bovenomschreven voorwerp (en) ‐ onmiddellijk of middellijk – afkomstig was/waren uit enig misdrijf, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) van het plegen van dat feit een gewoonte heeft/hebben gemaakt,
b) (telkens) een of meer (grote) geldbedrag(en) van (in totaal) (circa) 644.241,63 euro exclusief BTW, althans 565.567,50 euro (AMB‐140), althans een of meerdere geldbedrag(en) heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet, althans van een of meerdere voorwerp(en), te weten vorengenoemd(e) goed(eren) en/of geldbedrag(en) gebruik heeft gemaakt, terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en),althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat bovenomschreven goed(eren) en/of geldbedrag(en) ‐ onmiddellijk of middellijk – afkomstig was/waren uit enig(e) misdrijf/misdrijven, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) van het plegen van dat feit een gewoonte heeft/hebben gemaakt.