Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBDHA:2021:15109

Rechtbank Den Haag
07-10-2021
10-01-2022
9399005 / EJ VERZ 21-84604
Arbeidsrecht
Beschikking

Afwijzing verzoek ontbinding arbeidsovereenkomst – Werknemer heeft niet ernstig verwijtbaar gehandeld. Niet melden privérelatie levert niet een zodanig ernstig verwijt op dat dit moet leiden tot het einde van de arbeidsovereenkomst

Rechtspraak.nl
AR-Updates.nl 2022-0048
VAAN-AR-Updates.nl 2022-0048

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Zittingsplaats Gouda

Zaaknummer: 9399005 EL VERZ 21-84604

Beschikking van de kantonrechter d.d. 7 oktober 2021 in de zaak van:

de publiekrechtelijke rechtspersoon De Staat der Nederlanden,

zetelende te Den Haag,

verzoekende partij,

hierna te noemen: DJI,

gemachtigde: mr. E. Bergsma,

tegen

[verweerder] ,

wonende te [woonplaats] ,

verwerende partij,

hierna te noemen: [verweerder] ,

gemachtigde: mr. H.C. Uittenbogaart.

1 Het verloop van de procedure

De kantonrechter heeft kennis genomen van de navolgende stukken, uit welke stukken tevens het verloop van de procedure blijkt:

- het verzoekschrift, ingekomen ter griffie van deze rechtbank op 18 augustus 2021;

- het verweerschrift;

- het faxbericht met bijlage d.d. 14 september 2021 van mr. Bergsma;

- de pleitnota van mr. Bergsma;

- de pleitnotities van mr. Uittenbogaart;

- de aantekeningen die de griffier heeft gemaakt tijdens de mondelinge behandeling van deze zaak op 16 september 2021.

2 De beoordeling

2.1

DJI verzoekt in deze procedure, bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad, de tussen haar en [verweerder] bestaande arbeidsovereenkomst op de kortst mogelijke termijn te ontbinden, met veroordeling van [verweerder] in de kosten van de procedure.

2.2

DJI legt het volgende aan haar verzoek ten grondslag. [verweerder] , geboren op [geboortedatum] 1996, is op 1 september 2019 in de functie van complexbeveiliger in dienst getreden bij DJI tegen een bruto salaris ad € 2.291,53 bruto per maand, te vermeerderen met emolumenten. Sinds 1 september 2020 geldt haar arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Op haar overeenkomst is de CAO Rijk van toepassing. [verweerder] is op 24 december 2020, nadat zij een heftig BHV inzet had gehad, ziek uitgevallen. In maart 2021 werkte zij in het kader van haar re-integratie voor 50%. Op 12 maart 2021 had zij dienst. Haar leidinggevende, [leidinggevende] , heeft op die datum met haar gesproken. Hij wilde weten hoe het met haar re-integratie ging. Hij wilde ook met haar spreken omdat hij van de HR-adviseur had vernomen dat zij op 1 maart 2021 had gesolliciteerd naar de functie van Penitentiair Inrichtingswerker voor de afdeling Beheers Problematische Gedetineerden en de Afdeling Intensief Toezicht bij de PI Alphen aan den Rijn, locatie Maatschapslaan. Dit is een zwaardere functie dan de functie die [verweerder] thans heeft, op een lastige afdeling. Het verbaasde [leidinggevende] dat zij, als beginnend complexbeveiliger, lopende een re-integratietraject, naar deze functie had gesolliciteerd. Toen hij haar naar haar sollicitatie vroeg, antwoordde zij tot zijn verbazing dat zij wel in september 2020, maar niet op 1 maart 2021 naar die functie had gesolliciteerd. [verweerder] dacht dat haar collega, [collega] , namens haar had gesolliciteerd. Hoe hij aan haar CV en motivatiebrief kwam, kon zij niet vertellen. Wel zei zij dat zij een “makkelijk” wachtwoord heeft voor haar account. [verweerder] heeft hier vervolgens niet verder over willen spreken, omdat dit ten koste van haar re-integratie ging. [leidinggevende] heeft besloten dit verder uit te zoeken. Hij heeft op 6 april 2021 met [collega] gesproken. Tijdens dit gesprek heeft [collega] hem gezegd dat hij met [verweerder] een relatie had gehad, welke hij recentelijk had verbroken. Op de vraag of hij uit naam van [verweerder] had gesolliciteerd, antwoordde hij ontkennend. Hij dacht dat zij hem valselijk had beschuldigd omdat hij de relatie met haar had verbroken. Vervolgens heeft [leidinggevende] vastgesteld dat [collega] op 1 maart 2021, op het moment van indiening van de sollicitatie, niet aan het werk was voor DJI, zodat hij op 1 maart 2021 niet uit naam van [verweerder] heeft kunnen solliciteren, omdat werknemers van DJI alleen intern kunnen solliciteren via hun DJI-account en zij daartoe alleen toegang hebben vanuit een DJI-locatie. Op 8 april 2021 heeft [leidinggevende] opnieuw met [verweerder] gesproken. Tijdens dit gesprek was ook de vertrouwenspersoon van [verweerder] aanwezig. Tijdens dit gesprek volhardde [verweerder] aanvankelijk in het verhaal dat [collega] uit haar naam had gesolliciteerd. [collega] had volgens haar haar huissleutel en haar inloggegevens stonden thuis in haar agenda. Pas nadat [leidinggevende] haar voorhield dat [collega] niet uit haar naam gesolliciteerd kon hebben, heeft zij, na overleg met haar vertrouwenspersoon, erkend dat zij zelf had gesolliciteerd. Op de vraag van [leidinggevende] , of zij een relatie heeft gehad met [collega] , heeft zij op 8 april 2021 ontkennend geantwoord. [leidinggevende] heeft haar op die datum gezegd dat hij alles wil uitzoeken en intern gaat overleggen over het vervolg, omdat [verweerder] meerdere malen heeft gelogen en een collega valselijk heeft beschuldigd. [verweerder] werd op bijzonder verlof gezet. Op 15 april 2021 heeft zij van DJI een vaststellingsovereenkomst ontvangen, welke zij niet heeft willen accepteren. Vervolgens heeft DJI Bureau Integriteit opdracht gegeven om onderzoek te doen. Gedurende dit onderzoek bleef zij geschorst. Tijdens het onderzoek van Bureau Integriteit heeft [verweerder] het standpunt ingenomen dat er sprake was van een misverstand. Zij meende dat [leidinggevende] haar aansprak op haar sollicitatie van september 2020, terwijl het om de sollicitatie van 1 maart 2021 bleek te gaan. Bureau Integriteit heeft, aan de hand van onder meer de in de DJI e-mailbox van [verweerder] aangetroffen e-mailberichten tussen haar en [collega] (in de periode van 21 maart 2020 tot en met 18 maart 2021), verder vastgesteld dat zij met [collega] wel een relatie heeft gehad en dat zij haar leidinggevende(n) daarover onjuist heeft geïnformeerd. De relatie die zij met [collega] heeft gehad, heeft in september en december 2020 tot incidenten geleid tussen haar en de partner van [collega] , [partner] , eveneens werkzaam in de PI te Alphen aan den Rijn. Het incident van september 2020 heeft [verweerder] aan haar (toenmalige) leidinggevende gemeld. Op de vraag of zij een relatie had met [collega] heeft zij (ook) toen ontkennend geantwoord. Het rapport van Bureau Integriteit is op 8 juli 2021 aan [verweerder] toegezonden en op 15 juli 2021 is daarover met haar gesproken. Bij die gelegenheid heeft DJI haar gemeld dat er geen basis meer was voor de voortzetting van de arbeidsovereenkomst. [verweerder] heeft de in de Ambtenarenwet 2017 voorgeschreven ambtseed afgelegd. Zij heeft onder meer beloofd zich te gedragen zoals een goed ambtenaar betaamt, dat zij zorgvuldig, onkreukbaar en betrouwbaar zal zijn en niets zal doen dat het aanzien van het ambt kan schaden. Op grond van artikel 6 van de Ambtenarenwet moet zij zich houden aan de wet en de aan haar functie verbonden eisen en moet zij zich gedragen zoals een goed ambtenaar betaamt. [verweerder] had zich verder te houden aan de Gedragscode Integriteit Rijk en de Gedragscode Dienst Justitiële Dienst (DJI), zoals opgenomen in het personeelsreglement. Aan een ambtenaar zoals [verweerder] mogen extra hoge integriteitseisen worden gesteld. De justitiabelen zijn volledig afhankelijk van degenen die hen moeten bewaken. [verweerder] dient het goede voorbeeld te geven aan degenen die zich niet aan de wetten en regels hebben gehouden. De gedragingen die [verweerder] heeft vertoond, zijn haar ernstig te verwijten. Zij heeft, ofschoon zij daartoe verplicht was, niet aan haar leidinggevende gemeld dat zij een relatie had met een van haar collega’s. Het hebben van een privérelatie met een collega is op zich niet verboden, maar het kan wel risico’s opleveren, een goede uitvoering van het werk belemmeren en de onderlinge verhoudingen verstoren. De melding van een dergelijke relatie aan de leidinggevende is noodzakelijk, zodat hij/zij de risico’s kan inschatten. De meldplicht heeft alles te maken met de waarborging van de veiligheid binnen een PI. Het niet melden van een privérelatie levert een integriteitsschending op. Op grond van hoofdstuk 15 van de CAO Rijk kan DJI een werknemer hiervoor een straf opleggen. Indien [verweerder] enkel had nagelaten haar privérelatie met [collega] te melden, dan had zij, net zoals [collega] , een berisping gekregen. Nu zij daarover heeft gelogen, kan in redelijkheid niet van DJI worden gevergd om de arbeidsrelatie met haar voort te zetten. [verweerder] heeft verder gelogen over haar sollicitatie van 1 maart 2021. Het opzettelijke verstrekken van onjuiste of gemanipuleerde informatie tolereert DJI niet. Omdat [verweerder] ernstig verwijtbaar heeft gehandeld, is herplaatsing niet aan de orde en is er geen basis voor de toekenning van enigerlei vergoeding. Met de ten aanzien van [verweerder] geldende opzegtermijn is in dit geval geen rekening te houden.

2.3

[verweerder] verzoekt om bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad, DJI niet ontvankelijk te verklaren in haar verzoek, althans om dat af te wijzen. Voor zover het verzoek wel toewijsbaar zou zijn, dient DJI veroordeeld te worden om aan haar te betalen een billijke vergoeding ad € 50.000,= alsmede de transitievergoeding. Hieraan legt [verweerder] het volgende ten grondslag. Zij is als gevolg van haar werkzaamheden uitgevallen met heftige psychische klachten. Gedurende haar arbeidsongeschiktheid, op 12 maart 2021, heeft haar werkgeefster haar gevraagd naar haar interne sollicitatie. [verweerder] was op dat moment labiel. Het gesprek verliep snel en ging van de hak op de tak; er werd gestrooid met data. Hierover is verwarring ontstaan. In het zogenaamde gespreksverslag – het e-mailtje van [leidinggevende] d.d. 12 maart 2021 – is dit een eigen leven gaan leiden. Het e-mailtje eindigde met de geruststellende mededeling dat er zou worden ingezet op haar re-integratie. [verweerder] heeft daarop haar akkoord gegeven. Vervolgens is DJI haar op basis van dit berichtje gaan beschuldigen van leugens. Nadat DJI haar een vaststellingovereenkomst had aangeboden, welke zij niet heeft geaccepteerd, heeft DJI Bureau Integriteit onderzoek laten doen. Bureau Integriteit heeft geconcludeerd dat [verweerder] uit rancune een collega heeft beschuldigd van het solliciteren uit haar naam, en een liefdesrelatie niet heeft gemeld. [verweerder] betwist dat zij een collega uit rancune heeft beschuldigd. Zij is niet uit zichzelf begonnen over de sollicitatie. Zij is op 12 maart 2021 benaderd door haar leidinggevende, [leidinggevende] . [leidinggevende] heeft haar tijdens het gesprek eerst zenuwachtig gemaakt door kritiek uit te oefenen op haar negatieve houding op het werk, terwijl zij op dat moment gedeeltelijk arbeidsongeschikt was ten gevolge van een arbeidsincident en daardoor juist klachten had als depressiviteit en concentratieverlies. Vervolgens is hij haar om onduidelijke redenen vragen gaan stellen over haar interne sollicitatie. [leidinggevende] liet haar weten dat zij volgens hem ongeschikt was voor de functie waarnaar zij had gesolliciteerd. De stelling van DJI, dat zij een liefdesrelatie niet heeft gemeld, is niet juist, nu van een dergelijke relatie geen sprake is geweest. De liefde die zij voelde, is onbeantwoord gebleven. Ook [collega] heeft niet gemeld dat hij een relatie zou hebben met [verweerder] . Hij heeft aangegeven dat hij niet stil had gestaan bij de meldplicht vanwege de aard van de relatie. Overigens is [verweerder] van oordeel dat de liefde bij uitstek een privéaangelegenheid is en dat privacy een grondrecht is en dus zwaarder weegt dan de gedragscode waar DJI zich op beroept. Binnen de PI is bovendien sprake van zeer veel (niet-gemelde) relaties, zodat een strenge toepassing van de gedragscode op dat punt te willekeurig zou zijn. [verweerder] heeft steeds goed gefunctioneerd bij DJI. Zij doet haar werk graag en mist haar collega’s. Zij is integer en onkreukbaar. Dit blijkt onder andere uit de melding die zij heeft gedaan op 23 september 2019 van een poging tot omkoping. [verweerder] heeft roerige tijden achter de rug, zowel privé als op het werk. Op school is zij heftig gepest. Zij had weinig vriendinnen. Haar vader heeft haar in contact gebracht met een meisje waarmee zij vriendin werd. Later bleek dat haar vader deze vriendschap had gearrangeerd omdat hij een relatie had met de moeder van dit meisje. Haar ouders zijn gescheiden en [verweerder] heeft het gevoel dat dit haar schuld is. Op het werk was de druk hoog. Op 24 december 2020 had [verweerder] dienst op de meldkamer van de PI. Haar werd gemeld dat er een bewusteloze gedetineerde was aangetroffen in zijn cel. [verweerder] is daar als BHV’er direct op afgegaan. Zij trof een man aan met braaksel op het gezicht, die in zijn broek had gepoept en geplast. [verweerder] nam de leiding bij het reanimeren. Tijdens het reanimeren kwam er plotseling een grote hoeveelheid bloed uit de mond van de man. Achteraf bleek dat hij een maagbloeding had gehad. De man is overleden. Er bleek geen familie te zijn aan wie dit gemeld kon worden. Dit gebeuren heeft [verweerder] erg aangegrepen. Zij heeft, ook met medicatie, nachten lang niet kunnen slapen. Op de eerste werkdag na het incident, ging het niet goed op het werk. Op advies van haar leidinggevende heeft zij zich ziek gemeld. In de probleemanalyse van de bedrijfsarts d.d. 23 februari 2021 zijn de problemen als volgt omschreven: Energetische beperking, concentratie en aandacht nemen af in de loop van de dag, omgaan met conflicten, omgaan met deadlines en productiepieken, teveel prikkels tegelijkertijd zoveel mogelijk vermijden evenals acute situaties. Met deze klachten had [verweerder] op 12 maart 2021 onverminderd te kampen. [verweerder] is van oordeel dat DJI ten opzichte van haar onzorgvuldig heeft gehandeld. Voor het geval haar arbeidsovereenkomst zou moeten eindigen heeft zij recht op de transitievergoeding en op een billijke vergoeding ad € 50.000,=.

2.4

De kantonrechter overweegt het volgende.

2.5

Op grond van hetgeen partijen hebben aangevoerd en de in het geding gebrachte producties staat het volgende vast:

a. [verweerder] , geboren op [geboortedatum] 1996, is op 1 september 2019 in de functie van complexbeveiliger in dienst getreden bij DJI tegen een bruto salaris ad € 2.291,53 bruto per maand, te vermeerderen met emolumenten; sinds 1 september 2020 geldt haar arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd; op deze overeenkomst is de CAO Rijk van toepassing; in het Personeelsreglement van DJI is als Bijlage VIII de Gedragscode DJI opgenomen; daarin is onder meer bepaald:

(…) Het opzettelijk verstrekken van onjuiste of gemanipuleerde informatie wordt niet getolereerd, evenals het opzettelijke verzwijgen van informatie waarvan u redelijkerwijs kunt aannemen dat die voor een collega of de dienst belangrijk is.

(…)

Daarnaast heeft u bij DJI een meldplicht in de volgende situaties:

Als u een privérelatie met een collega aangaat of heeft. Dit is in beginsel niet verboden, maar het kan wel risico’s opleveren, een goede uitvoering van uw werkzaamheden belemmeren en onderlinge verhoudingen verstoren. Meld dit aan uw direct leidinggevende, die de risico’s kan inschatten.

b. op 10 september 2020 heeft [verweerder] gesolliciteerd naar de functie van Medior Penitentiair Inrichtingswerker;

c. op 24 december 2020 was [verweerder] in de avonduren als BHV’r in de PI Alphen aan den Rijn betrokken bij een inzet waarvan in het BHV melding formulier als volgt melding is gedaan:

Omstreeks 19:21 werd ploegleider opgeroepen omdat ged.(…) niet reageerde tijdens de uurs controle.toen de verkeners en genoeg personeel aanwezig waren is de deur geopend Ged. Is uit cel gehaald zijn luchtwegen zijn vrij gemaakt van braaksel. Collega’s en M.D. zijn gaan (19:25)reanimeren en AED is aan gesloten. Ambulance is gebeld 19:32 is de 1e ambu gearriveerd en 2e om 19:34. Toen de ambu aankwam is er al 10 minuten gereanimeerd .om 19:39 kwam er tijdens de reanimatie heel veel bloed uit de mond van de gedetineerde.de ambu broeder gaf aan dat er gestopt kon worden met reanimeren ged. Heeft het niet gehaald

d. [verweerder] heeft zich de eerste werkdag na dit incident ziek gemeld; in de probleemanalyse van de bedrijfsarts d.d. 23 februari 2021 heeft zij de problematiek van [verweerder] als volgt omschreven:

Energetische beperking, concentratie en aandacht nemen af in de loop van de dag, omgaan met conflicten, omgaan met deadlines en productiepieken, teveel prikkels tegelijkertijd zoveel mogelijk vermijden evenals acute situaties.

in haar brief d.d. 23 maart 2021 heeft de bedrijfsarts aan DJI het volgende geschreven over het vervolgconsult van 13 april 2021:

Vandaag sprak ik uw medewerker op het telefonische spreekuur.

Gisteren sprak ik haar, met aansluitend een drie gesprek met u, waarin een aantal zaken besproken zijn.

Ze heeft hervat in werkzaamheden, op dit moment heeft zij opgebouwd naar 3 x 6 uur per week in passende werkzaamheden. Dit verloopt redelijk goed, echter, anders dan verwacht nemen de beperkingen nog onvoldoende af en is de belastbaarheid nog niet voldoende om de werkzaamheden op te gaan bouwen. Voor nu is het advies om deze uren (3 x 6) nog enige tijd te continueren en nu nog niet op te gaan bouwen. Met haar behandelaar heeft zij besproken dat er een aanvullende behandeling zal komen, het is nog niet duidelijk wanneer dat kan starten. (…)

(…) Naast de eerder genoemde beperkingen is het van belang dat zij regelmatig een korte werkonderbreking kan nemen, als dat voor haar nodig is. (…)

e. op 12 maart 2021 heeft de direct leidinggevende van [verweerder] , [leidinggevende] , met haar gesproken; in zijn e-mailbericht d.d. 18 maart 2021 heeft hij dit gesprek als volgt bevestigd:

Op vrijdag 12 maart kwam ik even bij je werken op je post. Het viel mij inderdaad op dat je jezelf erg negatief uit tijdens het uitvoeren van je werk. Hierop zijn we even samen gaan zitten in een aparte ruimte. Ik heb je tijdens dit gesprek meegegeven dat het mij opvalt dat je erg negatief bent tijdens het uitvoeren van je werkzaamheden. Je reageert gefrustreerd op belletjes etc. Ik merkte aan mijzelf dat ik het vervelend vond voor mijzelf, voor jou en voor de andere collega die op dat moment ook aanwezig was. We hebben gesproken over deze negatieve uitlating dat het jezelf en de omgeving beïnvloed. Ik heb hierover mijn zorgen uitgesproken en je meegegeven hier op te letten en hier bewust van te worden.

(…)

Tot slot heb ik je gevraagd of je gesolliciteerd hebt voor PW-er voor de BPG & afdeling AIT PI Alphen aan den Rijn Maatschapslaan. Hierop reageerde je verbaasd en vertelde je dat dit september 2020 betrof. Toen ik je vertelde dat het om 1 maart ging en dat ik je motivatie brief en CV langs heb zien komen. Hierop vertelde jij dat je dit niet zelf kon zijn en dat je dacht dat [collega] dit gedaan moest hebben. Ik reageerde hier verbaasd op en ik heb je laten merken dat ik dit heel bijzonder vond. Ik heb je gevraagd hoe hij dan aan jouw CV en motivatiebrief kwam. Dit wist je ook niet. Ook vertelde je dat je een ‘makkelijk’ wachtwoord hebt voor je account. (…) Ik heb je gevraagd hier melding van te maken omdat ik dit serieuze beschuldigingen vond. Hierop vertelde je dat je dat niet wilde want dat zou ten kostte gaan van je re-integratie. We hebben toen besloten het gesprek op dat moment te parkeren en ons inderdaad te richten op de re-integratie.

Kun je mij laten weten of je akkoord gaat met mijn gespreksverslag?

f. in haar e-mailbericht d.d. 18 maart 2021 heeft [verweerder] hierop als volgt gereageerd:

Op het negatieve zijn, is dat soms logisch aangezien dat bij depressie hoort. Ik kan daar weinig aan doen. (...) Verder heb ik er niks op aan te merken. En ga ik er mee akkoord. Hoop alleen wel dat over me depressie / deze gespreksverslagen wel gewoon alleen bij jou blijft, want ik heb liever niet iedereen weet dat ik daar last van heb (…).

g. op 8 april 2021 hebben [leidinggevende] en de HR Adviseur van DJI gesproken met [verweerder] en haar vertrouwenspersoon; tijdens dit gesprek heeft [verweerder] erkend, althans niet langer weersproken dat zij zelf op 1 maart 2021 had gesolliciteerd voor PW-er voor de BPG & afdeling AIT PI Alphen aan den Rijn Maatschapslaan; voorts heeft zij tijdens dat gesprek desgevraagd verklaard dat zij in 2020 contacten heeft onderhouden met een collega, [collega] ; volgens het verslag van dat gesprek heeft zij daarover onder meer gezegd: [collega] vond mij leuk, het ging toen slecht met [partner] (vrouw van [collega] ). Ik kreeg liefdesverklaringen en ben zelfs ten huwelijk gevraagd Ik heb aangegeven geen behoefte aan kinderen te hebben en heb hem tig keer afgewezen. We zijn niet meer dan vrienden.

h. DJI heeft [verweerder] , ter beëindiging van de arbeidsrelatie tussen partijen, een vaststellingsovereenkomst aangeboden; zij heeft deze overeenkomst niet geaccepteerd; vervolgens heeft DJI door Bureau Integriteit een onderzoek laten doen naar de sollicitatie van [verweerder] d.d. 1 maart 2021 en naar de verhouding tussen haar en [collega] ; in het rapport van Bureau Integriteit d.d. 1 juli 2021 is geconcludeerd dat [verweerder] [collega] valselijk heeft beschuldigd namens haar op 1 maart 2021 te hebben gesolliciteerd en dat sprake is geweest van een privérelatie tussen haar en [collega] , welke zij niet aan haar leidinggevenden heeft gemeld en waarover zij haar leidinggevenden verschillende keren onjuist heeft geïnformeerd.

2.6

Bij de beoordeling van deze zaak staat voorop dat [verweerder] , als ambtenaar, zich dient te gedragen zoals een goed ambtenaar betaamt, zorgvuldig, onkreukbaar en betrouwbaar moet zijn en niets mag doen dat het aanzien van het ambt zal schaden. Voorop staat verder dat zij zich dient te houden aan (onder meer) de Gedragscode Dienst Justitiële Inrichtingen. Nu vast staat dat [verweerder] haar direct leidinggevende, tijdens de gesprekken die hij op 12 maart en 8 april 2021 met haar heeft gevoerd, ten onrechte heeft voorgehouden dat niet zij, maar [collega] op 1 maart 2021 uit haar naam had gesolliciteerd naar een andere functie bij de PI Alphen aan den Rijn, heeft in beginsel te gelden dat zij zich niet als goed ambtenaar heeft gedragen, doordat zij haar leidinggevende hierover onjuiste informatie heeft gegeven. Voor zover juist is dat [verweerder] in 2020 een privérelatie heeft onderhouden met [collega] – op basis van de in het geding gebrachte producties is niet met voldoende zekerheid vast te stellen wat hiervan zij; tegenover Bureau Integriteit heeft [verweerder] verklaard: We waren aan het daten en ik heb het niet de stempel ‘relatie’ gegeven – geldt verder dat zij die relatie, in strijd met haar verplichtingen, niet aan haar direct leidinggevende heeft gemeld en dat zij daar, ondanks de vragen die haar daarover zijn gesteld, niet open over is geweest. Haar stelling dat zij de relatie niet heeft behoeven te melden omdat dit een privéaangelegenheid is, volgt de kantonrechter niet, omdat affectieve relaties op de werkvloer de onderlinge verhoudingen op de werkvloer kunnen verstoren en de goede uitvoering van de werkzaamheden kunnen belemmeren, hetgeen tot onveilige situaties kan leiden. Een werkgever als DJI heeft bij de hier aan de orde zijnde meldplicht een redelijk belang.

2.7

Bij de beantwoording van de vraag of de zojuist bedoelde feiten tot het oordeel moeten leiden dat [verweerder] zodanig ernstig verwijtbaar heeft gehandeld dat van DJI in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsrelatie te laten voortduren, neemt de kantonrechter het volgende in aanmerking. Uit het verslag dat [leidinggevende] heeft gegeven van het gesprek dat hij op 12 maart 2021 met [verweerder] heeft gevoerd, blijkt dat hij haar tijdens haar dienst, kennelijk zonder vooraankondiging, heeft aangesproken, omdat hij het vervelend vond voor zichzelf, voor haar en voor haar collega dat je erg negatief bent tijdens het uitvoeren van je werkzaamheden. Gelet op de door de bedrijfsarts vastgestelde beperkingen waar [verweerder] toentertijd mee had te kampen (Energetische beperking, concentratie en aandacht nemen af in de loop van de dag, omgaan met conflicten, omgaan met deadlines en productiepieken, teveel prikkels tegelijkertijd zoveel mogelijk vermijden evenals acute situaties), is het aannemelijk dat hij haar hiermee in het nauw heeft gebracht en dat het lastig voor haar moet zijn geweest om daar tijdens het gesprek adequaat op te reageren. Uit hetgeen DJI in haar verzoek heeft aangevoerd blijkt dat het [leidinggevende] haar tijdens hetzelfde gesprek vervolgens heeft aangesproken op haar interne sollicitatie d.d. 1 maart 2021, omdat [leidinggevende] verbaasd was dat zij, als beginnend complexbeveiliger, lopende een re-integratietraject, had gesolliciteerd naar een functie die (veel) zwaarder is dan de functie die zij vervult. Dit moet [verweerder] hebben verrast, omdat zij er niet op heeft behoeven te rekenen dat hij dit zou doen (het was niet aan hem om dat te doen; het was aan de sollicitatiecommissie om te beoordelen of zij zich voor de functie kwalificeerde). Het is aannemelijk dat [leidinggevende] haar hiermee verder in het nauw heeft gebracht, zodanig dat zij, geconfronteerd met zijn (impliciete) oordeel over haar capaciteiten, is gaan ontkennen dat zij naar die zwaardere functie had gesolliciteerd, en uit nood heeft verzonnen dat niet zij, maar [collega] namens haar heeft gesolliciteerd. De ontsnappingsroute die zij heeft gekozen, is uiteraard niet de juiste, maar, in aanmerking nemende dat van een (gedeeltelijk) arbeidsongeschikte werknemer minder mag worden verwacht dan van een (volledig) arbeidsgeschikte werknemer, kan dit niet tot het oordeel leiden dat zij hiermee ernstig verwijtbaar heeft gehandeld. Met betrekking tot het niet melden van een privérelatie is in aanmerking te nemen dat enkel het niet melden van een dergelijke relatie, afgaande op hetgeen DJI hierover in haar verzoek heeft aangevoerd, niet leidt tot ontslag, maar tot een berisping. Voor zover juist is dat [verweerder] in 2020 een privérelatie heeft gehad met [collega] , levert het feit dat zij deze relatie niet heeft gemeld en zij daar niet (dadelijk) open over is geweest, in de gegeven omstandigheden niet een zodanig ernstig verwijt op dat dit moet leiden tot het einde van haar arbeidsovereenkomst. Daarbij is niet alleen van belang dat [verweerder] in de ten deze relevante periode niet (volledig) arbeidsgeschikt was, maar ook dat dit – voor zover er een relatie is geweest – een privékwestie betreft, waarover het, mede in aanmerking nemende dat de partner van [collega] ook op de PI Alphen aan den Rijn werkt(e), met derden moeilijk communiceren is. Van belang is hierbij ook dat niet is gebleken dat er als gevolg van de (eventuele) privérelatie problemen zijn ontstaan op de werkvloer.

2.8

Op grond van het vorenstaande wordt het verzoek van DJI afgewezen. DJI wordt om die reden veroordeeld in de kosten van de procedure.

3 Beslissing

De kantonrechter:

- wijst het verzoek af;

- veroordeelt DJI in de kosten van de procedure, welke kosten tot op heden worden vastgesteld op een bedrag ad € 747,= voor salaris gemachtigde.

Deze beschikking is gegeven door kantonrechter mr. M. Nijenhuis en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 oktober 2021.

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.