Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBDHA:2021:2028

Rechtbank Den Haag
02-03-2021
08-03-2021
8744906 / EJ VERZ 20-85283
Arbeidsrecht
Beschikking

Bij tussenbeschikking heeft de kantonrechter geoordeeld dat het gegeven ontslag op staande voet ten onrechte is gegeven, omdat werkgever geen dringende reden had. Werknemer heeft daardoor aanspraak op de gefixeerde schadevergoeding, de transitievergoeding en een billijke vergoeding. In de eindbeschikking worden deze vergoedingen toegewezen. Bij eindbeschikking is voorts nog een bedrag aan niet-genoten vakantiedagen toegekend.

Rechtspraak.nl
AR-Updates.nl 2021-0309
VAAN-AR-Updates.nl 2021-0309

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Zittingsplaats Gouda

PF
zaaknummer 8744906 / EJ VERZ 20-85283

Beschikking d.d. 2 maart 2021 in de zaak van:

[verzoeker],

wonende te [woonplaats 1] ,

verzoekende partij,

gemachtigde: mr. R. Meijers,

tegen

[verweerder 1] v.o.f.,

gevestigd te [plaats] ,
en
[verweerder 2] ,
en
[verweerder 3] ,
beiden wonende te [woonplaats 2] ,

verwerende partij,

procederende in de persoon van [verweerder 2] .

Partijen worden aangeduid als “ [verzoeker] ” en (gezamenlijk en in enkelvoud) “ [verweerder 1] ”.

1. Verdere procedure

De kantonrechter heeft na de tussenbeschikking van 1 december 2020 kennis genomen van:

  • -

    de akte uitlating partijen zijdens [verzoeker] ;

  • -

    de reactie hierop zijdens [verweerder 1] .
    2. Verdere beoordeling
    2.1 In de tussenbeschikking heeft de kantonrechter [verzoeker] in de gelegenheid gesteld om te onderbouwen en te specificeren op welke bedragen hij naast de billijke vergoeding, de transitievergoeding en de gefixeerde schadevergoeding nog aanspraak maakt na de door [verweerder 1] verrichte betaling.
    2.2 In zijn akte heeft [verzoeker] aangegeven nog aanspraak te maken op een bedrag van € 1.157,18 bruto aan vakantiegeld, € 599,07 bruto aan vergoeding van niet-genoten vakantiedagen en € 414,22 bruto aan loon over de maand juli 2020. Voorts maakt [verzoeker] aanspraak op de wettelijke verhoging over deze bedragen.
    [verweerder 1] heeft verweer gevoerd en gesteld dat [verzoeker] geen aanspraak meer heeft op uitbetaling van enig bedrag.
    De kantonrechter zal hierna op de diverseposten ingaan.
    2.3 Het vakantiegeld.
    Onder randnummer 44 van het verzoekschrift heeft [verzoeker] aangegeven dat hij het verschuldigde vakantiegeld heeft berekend over het bedrag dat hij aan loon heeft uitgekeerd gekregen. Daarnaast heeft hij aanspraak gemaakt op vakantiegeld over de openstaande vakantiedagen, over openstaande overuren en over het achterstallige loon over de maand juli 2020.
    [verweerder 1] heeft hierover opgemerkt dat de door [verzoeker] uitgevoerde berekening niet overeenstemt met artikel 69 van de cao. Zij heeft daaraan toegevoegd dat artikel 61 van de cao niet van toepassing is, omdat dat artikel alleen geldt in geval van logistieke dienstverlening en hiervan geen sprake is bij haar onderneming (een transportbedrijf).
    Naar het oordeel van de kantonrechter is het standpunt van [verweerder 1] juist. Enkel artikel 69 van de cao is in het onderhavige geval van toepassing. Bij haar berekening heeft [verweerder 1] laten zien dat zij dit artikel correct heeft toegepast over het reguliere loon. Bij de bespreking van de vergoeding van niet-genoten vakantiedagen zal de kantonrechter ingaan op het vakantiegeld dat daarover verschuldigd is. De conclusie is dat [verzoeker] geen aanspraak meer heeft op vakantiegeld als zodanig.
    2.4 Vergoeding voor niet-genoten vakantiedagen.
    [verzoeker] heeft een bedrag gevorderd van € 3.072,16 bruto en gesteld dat [verweerder 1] de onderbouwing niet heeft weersproken. [verweerder 1] heeft slechts € 2.473,09 bruto uitbetaald, zodat een bedrag van € 599,07 bruto resteert, aldus [verzoeker] .
    [verweerder 1] heeft gesteld dat op basis van het vakantieoverzicht dat zij bij haar verweerschrift heeft overgelegd [verzoeker] aanspraak had op een vergoeding van 20,93 dagen. Op basis daarvan heeft zij [verzoeker] betaald.
    De kantonrechter is van oordeel dat [verzoeker] in zijn akte ten onrechte niet is ingegaan op het door [verweerder 1] overgelegde vakantieoverzicht en zonder nadere motivering heeft vastgehouden aan het door hem genoemde overzicht in het verzoekschrift, welk overzicht uitkwam op nog 26 openstaande vakantiedagen. Gelet hierop zal de kantonrechter als onvoldoende weersproken uitgaan van de door [verweerder 1] overgelegde vakantieregistratie en de daarop vermelde 20,93 openstaande vakantiedagen. Uit de berekening van [verweerder 1] blijkt echter niet dat [verweerder 1] rekening heeft gehouden met de vakantietoeslag over het uurloon, terwijl deze wel verschuldigd is. Gelet hierop heeft [verzoeker] nog aanspraak op een bedrag van € 197,85 bruto.
    2.5 Het loon over de maand juli 2020.
    [verzoeker] stelt dat hij aanspraak heeft op een bedrag van € 414,22 bruto over deze maand. Hij heeft dat berekend door 5/31 van het maandloon te nemen.
    [verweerder 1] heeft aangevoerd dat dit een onjuiste berekening is. Uitgegaan dient te worden van werkdagen en niet van alle kalenderdagen. Alsdan komt het salaris uit op € 334,98 en dat bedrag is uitbetaald bij de eindafrekening.
    De kantonrechter is met [verweerder 1] van oordeel dat bij de berekening van het salaris over de maand juli 2020 uitgegaan dient te worden van gewerkte tijd en de (gemiddelde) werkdagen. De berekening van [verzoeker] is derhalve niet correct. De berekening van [verweerder 1] volgend uit de al eerder in de procedure overgelegde eindafrekening is voor het overige niet betwist, zodat aangenomen dient te worden dat deze juist is en [verzoeker] op dit punt niets meer van [verweerder 1] heeft te vorderen.
    2.6 Slotsom.
    Het voorgaande brengt mee dat [verzoeker] nog een bedrag van € 197,85 als vergoeding voor niet-genoten vakantiedagen heeft te vorderen. De kantonrechter ziet aanleiding om de wettelijke verhoging hierover te matigen tot 10%, derhalve tot € 19,79. In totaal heeft [verzoeker] dan te vorderen € 217,64 bruto.
    Uit de tussenbeschikking volgt dat [verzoeker] daarnaast aanspraak heeft op een billijke vergoeding van € 1.500,00 bruto, een gefixeerde schadevergoeding van € 4.346,10 bruto en een transitievergoeding van € 1.460,24 bruto.
    De gevorderde rente is met inachtneming van het bepaalde in artikel 6:119 en 7:686a BW toewijsbaar als hierna te melden.
    Daarnaast zal [verweerder 1] worden veroordeeld tot verstrekking van een bruto/netto specificatie van voornoemde bedragen. De kantonrechter ziet geen aanleiding om daarbij een dwangsom op te leggen, nu [verweerder 1] over eerder uitgekeerde bedragen ook bruto/netto specificaties heeft verstrekt en niet aannemelijk is dat dit thans niet zal geschieden.
    De buitengerechtelijke incassokosten zullen worden toegewezen met inachtneming van de in deze beschikking toewijsbaar geachte hoofdsom aan achterstallig salaris. Toewijsbaar is daarom een bedrag van € 29,68.
    Tenslotte zal [verweerder 1] als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. De nakosten, voor zover gemaakt, worden begroot op een half salarispunt tot een maximum van € 124,00.
    3. Beslissing
    De kantonrechter:
    - veroordeelt [verweerder 1] aan [verzoeker] te betalen een bedrag van € 217,64 bruto, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 6 juli 2020 tot aan de dag van algehele voldoening;
    - veroordeelt [verweerder 1] aan [verzoeker] te betalen een bedrag van € 4.346,10 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 6 juli 2020 tot aan de dag van algehele voldoening;
    - veroordeelt [verweerder 1] aan [verzoeker] te betalen een bedrag van € 1.460,24 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 6 augustus 2020 tot aan de dag van algehele voldoening;
    - veroordeelt [verweerder 1] aan [verzoeker] te betalen een bedrag van € 1.500,00 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na deze beschikking tot aan de dag van algehele voldoening;
    - veroordeelt [verweerder 1] om aan [verzoeker] een schriftelijke bruto/netto specificatie te verstrekken van de hiervoor vermelde bedragen;
    - veroordeelt [verweerder 1] aan [verzoeker] te betalen een bedrag van € 29,68;
    - veroordeelt [verweerder 1] in de proceskosten aan de zijde van [verzoeker] tot op heden begroot op een bedrag van € 1.107,00, waaronder begrepen een bedrag van € 747,00 voor salaris van de gemachtigde van [verzoeker] en een bedrag van € 124,00 aan nakosten, voor zover gemaakt;
    - verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
    - wijst het meer of anders verzochte af.
    Deze beschikking is gegeven door kantonrechter mr. P.M. Frinking en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 2 maart 2021.

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.