RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats ’s-Gravenhage
CB/cd
Rolnr.: 8687998 RL EXP 20-13653
6 april 2021
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser]
,
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij in conventie,
gedaagde partij in reconventie,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mevr. mr. D.E. van der Wiel (Koerselman Advocaten),
(toevoeging afgegeven onder nummer [toevoeging] )
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Competa Codepamoja B.V.,
statutair gevestigd te ’s-Gravenhage en kantoorhoudende te Rijswijk,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: Competa,
gemachtigde: mevr. mr. A.I. Mekes (La Gro Geelkerken advocaten),
3 De vordering in conventie en in reconventie
3.1
In conventie vordert [eiser] , voor zover [mogelijk] uitvoerbaar bij voorraad: (I.) te verklaren voor recht dat tussen partijen een arbeidsovereenkomst heeft bestaan; (II.) Competa te veroordelen tot betaling aan [eiser] tegen behoorlijk bewijs van kwijting het brutoloon ten bedrage van € 6.395,76 vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf datum verschuldigdheid tot aan de dag van betaling; (III.) Competa te veroordelen tot betaling tegen behoorlijk bewijs van kwijting van de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 [BW] te[n] bedrage van € 3.197,88, althans tot enig door de kantonrechter in goede justitie te betalen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf datum van verzuim tot aan de dag van betaling; (IV.) Competa te veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten à
€ 1.041,90 inclusief 21% btw, aangezien [eiser] niet btw-plichtig is, althans tot enig door de kantonrechter in goede justitie te bepalen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf datum verschuldigdheid tot aan de dag van betaling; (V.) Competa te veroordelen in de kosten van het geding, waaronder griffierecht, verschotten en salaris gemachtigde, te voldoen binnen zeven dagen na dagtekening van het vonnis – en voor het geval voldoeding niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening en alsdan te vermeerderen met de nakosten ten [bedrage] van € 131,--.
3.2
Aan deze vordering legt [eiser] ten grondslag dat hij in de periode dat hij bij Competa werkzaam was dezelfde werkzaamheden verrichtte als de andere full-time werknemers van Competa. Daarbij stelt hij dat een traineeship niet is gelijk te stellen met een stage (in het kader van een opleiding). Zijn traineeship kwalificeert als een volwaardige baan en daarmee als een arbeidsovereenkomst in de zin van artikel 7:610 BW. In dat licht heeft hij voor zijn werkzaamheden recht op (tenminste) het minimumloon en daarmee nog op een nabetaling van € 6.395,76 bruto.
3.3
In reconventie vordert Competa bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar te verklaren bij voorraad: [eiser] te veroordelen, tegen behoorlijk bewijs van kwijting, aan haar te voldoen een bedrag van € 4.209,00 bruto, welk bedrag nog dient te worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 december 2018 (einddatum traineeship), danwel een door de kantonrechter in redelijkheid te bepalen datum, tot op de dag der algehele voldoening, alsmede [eiser] te veroordelen in de kosten van de procedure, waaronder begrepen een vergoeding voor rechtsbijstand van Competa, onder bepaling dat betaling van de proces- en nakosten binnen zeven dagen na dagtekening van het te wijzen vonnis dient plaats te vinden, bij gebreke waarvan [eiser] hierover vanaf de achtste dag na het te wijzen vonnis de wettelijke rente verschuldigd is.
3.4
Aan haar vordering in reconventie legt Competa ten grondslag dat in artikel 3 van de HTC een terugbetalingsregeling van de stagevergoeding is opgenomen. Competa stelt dat [eiser] zonder goede reden zijn traineeship heeft beëindigd, waardoor hij de ontvangen stagevergoeding terug moet betalen.
5 De beoordeling
5.1
In deze procedure moet in conventie de vraag worden beantwoord of de HTC een arbeidsovereenkomst is in de zin van artikel 7:610 BW, zoals [eiser] stelt, of dat de HTC niet als een arbeidsovereenkomst kan worden beschouwd, met name omdat het element ‘arbeid’ aan de overeenkomst ontbreekt, zoals Competa stelt.
5.2
In deze procedure ligt ook de vraag voor of partijen zelf kunnen bepalen of overeenkomen of hun rechtsverhouding als een arbeidsovereenkomst heeft te gelden of dat hun rechtsverhouding als een arbeidsovereenkomst heeft te gelden, ongeacht hun (partij)bedoeling(en). Van de zijde van Competa wordt niet ontkend dat uit het recente arrest van de Hoge Raad van 6 november 2020 (ELCI:NL:HR:2020:1746, Re-integratiebedrijf gemeente Amsterdam) voortvloeit dat de partijbedoeling geen rol (meer) speelt bij de vraag of een overeenkomst moet worden aangemerkt als een arbeidsovereenkomst, maar Competa meent dat in de fase voor deze kwalificatie de partijbedoeling nog wel degelijk relevant kan zijn. De kantonrechter zal die stelling hierna in zijn overwegingen betrekken.
5.3
Bij de beoordeling van de in rechtsoverweging 5.1 benoemde vraag stelt de kantonrechter allereerst voorop dat de werkzaamheden, die [eiser] bij Competa verrichtte niet in het kader waren van enige opleiding en/of studie bij een onderwijsinstelling of opleidingsinstituut. Die overweging is van belang, omdat een stage in het kader van een studie of opleiding vaak een vereiste is om een diploma of opleidingscertificaat te kunnen behalen. In dat geval moeten als ‘beloning’ voor de werkzaamheden in het kader van een stage gezien worden de studiepunten, die vereist zijn voor het behalen van het diploma of opleidingscertificaat. In dit geval staat vast, althans wordt door Competa niet betwist, dat [eiser] al een diploma behaald had, zodat de werkzaamheden van [eiser] bij Competa niet in het kader van enige opleiding bij een onderwijsinstelling of opleidingsinstituut plaatsvonden.
5.4
De Hoge Raad heeft zich eerder, in het arrest van 9 oktober 2015 (ECLI:NL:HR:2015:
3019, Logidex), uitgelaten over de vraag of een stageovereenkomst (ook) aan te merken is als een arbeidsovereenkomst. Omdat dit arrest van belang is voor de beoordeling van het voorliggende geschil zal de kantonrechter enkele overwegingen van de Hoge Raad uit die zaak citeren. In zijn rechtsoverwegingen 3.3.3 en 3.3.4 zegt de Hoge Raad: Stageovereenkomsten vertonen dikwijls kenmerken van een arbeidsovereenkomst. Soms kan een stagiair immers alleen de noodzakelijke ervaring opdoen door in het kader van zijn opleiding arbeid te verrichten die vergelijkbaar is met de arbeid van een gewone werknemer. Afhankelijk van de omstandigheden van het geval kan dan ook in bepaalde situaties naast een stageovereenkomst tevens sprake zijn van een arbeidsovereenkomst1. (Kamerstukken II 1976-1977, 14 450, nrs. 1-2, p. 24; Kamerstukken II 1993-1994, 23 778, nr. 3, p. 140).
Bij de hiervoor in 3.3.2 bedoelde toetsing heeft als maatstaf te gelden of de werkzaamheden van de stagiair naar de bedoeling van partijen zozeer zijn gericht op het uitbreiden van eigen kennis en ervaring van de stagiair, zulks mede met het oog op de voltooiing van zijn opleiding, dat van een overeenkomst waarbij de ene partij zich verbindt voor de andere arbeid te verrichten niet kan worden gesproken (vgl. HR 29 oktober 1982, ECLI:NL:HR:1982:AC0442, NJ 1983/230 (Hesseling/Ombudsman)). Daaruit volgt dat het erop aankomt of het verrichten van de werkzaamheden van de stagiair in overwegende mate in het belang is van de opleiding die deze volgt.
5.5
Met name uit de laatste zin van het citaat volgt dat een stageovereenkomst vaak juist geen arbeidsovereenkomst is, omdat de verrichtte werkzaamheden in overwegende mate in het belang zijn van de gevolgde opleiding. Zoals reeds in rechtsoverweging 5.3 aan de orde is geweest is in het voorliggende geval geen sprake van enige opleiding van [eiser] .
5.6
In het citaat wordt verwezen naar een eerdere uitspraak van de Hoge Raad, die van 29 oktober 1982 (Hesseling/Ombudsman). In deze zaak was sprake van een leerovereenkomst, een overeenkomst waarbij de verrichtte werkzaamheden primair waren gericht op het vergroten van de eigen kennis en het opdoen van werkervaring. Uit die uitspraak vloeit voort dat zodra het primaire doel van de arbeidsprestatie verschuift naar een (actieve) bijdrage aan de verwezenlijking van het primaire doel van de onderneming, (…) men niet langer [kan] volhouden dat sprake is van een stageovereenkomst2. Maar ook in die zaak ging het om een stageovereenkomst in het kader van een bepaalde beroepsopleiding. Dat bracht annotator Stein tot de volgende opmerking in zijn noot onder het arrest: [men] dient (…) te onderscheiden de stageovereenkomst, die met een volledig opgeleide beroepsbeoefenaar wordt gesloten. Een zodanige overeenkomst zal in het algemeen aan de bepalingen betreffende de arbeidsovereenkomst niet3 onttrokken zijn. Dat past bij het boven ontwikkelde criterium van de inzetbaarheid, want zo er al beperkingen te dien aanzien mochten bestaan, liggen deze niet besloten in het karakter van de overeenkomst patroon/stagiair, doch uitsluitend in het gemis aan ervaring van laatstgenoemde4.
5.7
In de zaak van Hesseling/Ombudsman had de rechtbank (die toen nog in hoger beroep oordeelde over uitspraken van de kantonrechter) als belangrijk argument meegewogen dat een stagiair in het kader van een opleiding beperkt inzetbaar is, omdat de stageverlener zich veelal heeft te houden aan bepaalde regelingen, voorschriften en/of vereisten vanuit de onderwijsinstelling. Die overwegingen heeft de Hoge Raad bekrachtigd.
5.8
Naar het oordeel van de kantonrechter vertoont de HTC veel overeenkomsten met de leerovereenkomst, zoals door annotator Stein wordt bedoeld, namelijk een leerovereenkomst van een volledig opgeleide beroepsbeoefenaar, die weliswaar tijdens de stage aan zijn of haar eigen ontwikkeling en kennisvergroting kan werken, maar die zonder beperkingen inzetbaar is voor de stageverlener en daarbij een bijdrage levert aan het primaire doel van de onderneming. De kantonrechter zich aan bij Stein die betoogt dat een relevante factor is of het gaat om een stage na de opleiding en of de stageverlener de stagiaire al dan niet onbeperkt kan inzetten voor het primaire doel van de onderneming. Daarbij geldt dat Competa het nodige moet aanvoeren ter onderbouwing van haar standpunt dat de stage voornamelijk gericht was op de persoonlijke ontwikkeling van [eiser] .
5.9
In het licht van het voorgaande is mede van belang dat daarbij betrokken wordt welke werkzaamheden hij bij Competa verrichtte, of hij daarbij (on)beperkt inzetbaar was en of hij werkzaamheden verrichtte die een gemis aan (praktijk)ervaring moesten wegnemen. Het gaat dus niet uitsluitend om al dan niet productieve inzet van [eiser] in de zin dat hij voor Competa werkzaamheden verrichte, die Competa aan haar klanten kan doorbelasten en/of dat [eiser] specifiek voor bepaalde klanten is ingezet. Indien Competa [eiser] werkzaamheden liet verrichten om hem inzetbaar te maken voor haar klanten is dat ook gericht op de eigen bedrijfsactiviteiten. De zin in de aanhef van de HTC lijkt het laatste overigens ook te suggereren: Competa invests in the Trainee with the goal of providing an Employment Agreement after this Traineeship.
5.10
Tegenover de nadere onderbouwing, die [eiser] in zijn akte/nadere conclusie van 12 januari 2021 heeft gegeven over zijn (dagelijkse) werkzaamheden tijdens zijn Traineeship zet Competa – samengevat – in haar antwoordakte/nadere conclusie5 van 9 maart 2021 vooral dat [eiser] geen werkzaamheden heeft verricht waartegenover een gebruikelijke commerciële tegenprestatie staat, dat de resultaten van zijn activiteiten niet naar de opdrachtgevers van Competa zijn gegaan, dat geen diepgaande beoordeling van het werk van [eiser] heeft plaatsgevonden en er geen wezenlijke interactie plaatsvond met de vaste werknemers van Competa. Overigens lijkt de stelling dat de resultaten van zijn activiteiten niet naar opdrachtgevers zijn gegaan weer in strijd met een bepaling uit artikel 1 van de HTC: Our goal is to develop your technical and soft skills to let you work with/or at our customers projects.
5.11
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft Competa met deze argumenten onvoldoende weerlegd dat [eiser] deelnam aan de gebruikelijke dagelijkse activiteiten, zoals die op het kantoor van Competa plaatsvonden. Wellicht staat het gemis aan ervaring van [eiser] eraan in de weg dat de resultaten van zijn werkzaamheden één-op-één en zelfs na screening bij de klanten van Competa terecht zijn gekomen. Maar dat neemt niet weg dat Competa niet in voldoende mate ontkracht heeft dat [eiser] deelnam aan de normale dagelijkse activiteiten, zoals die bij Competa werden uitgevoerd, en dat daarmee Competa wel degelijk ook een eigen doel nastreefde, namelijk [eiser] klaarstomen om hem na de traineeship als volwaardig werknemer te kunnen inzetten.
5.12
Naar het oordeel van de kantonrechter kan het voorgaande niet los worden gezien van de bepalingen van de HTC, waarvan relevante delen in rechtsoverweging 2.2 zijn weergegeven en die naar het oordeel van de kantonrechter mede wijzen in de richting van een arbeidsovereenkomst. Deze bepalingen zijn:
- -
In de aanhef van de HTC staat dat van de trainee wordt verwacht dat hij hard werkt en het beste van hemzelf geeft: smart thinking, resourcefullness, ownership of your work, and professionalism. Van de trainee wordt dus verwacht dat hij in feite al zijn competenties aan Competa geeft;
- -
In de aanhef staat ook dat de trainee wordt aangeboden de (in-house) cursus Software Developer te volgen en dat Competa (op deze wijze) in de trainee investeert met het doel om na de traineeship een arbeidsovereenkomst aan te kunnen bieden. Dit duidt erop dat het Competa erom te doen is de trainee in te zetten voor de eigen bedrijfsactiviteiten en hem daarop tijdens de traineeship voor te bereiden. Het gaat Competa er bij het aanbieden van de traineeship dus ook om het gemis aan ervaring van de trainee te reduceren;
- -
Uit artikel 1 blijkt dat Competa verwacht dat de trainee 40 uur per week de (in-house) cursus Software Developer volgt. Competa heeft daarbij onvoldoende duidelijk gemaakt of en in hoeverre deze cursus ook buiten Competa voor de trainee nuttig kan zijn;
- -
Gedurende de traineeship heeft de trainee recht op (pro rata) 26 vakantiedagen per jaar. Bij ziekte wordt de trainee geacht zich ziek te melden. Dat zijn mede elementen die passen bij een arbeidsovereenkomst. Bovendien is het aantal vakantiedagen in zekere zin een wassen neus, want tijdens vakantie ontvangt de trainee geen dagvergoeding (die wordt alleen betaald per day in the office);
- -
Volgens artikel 2 worden op de dagvergoeding de gebruikelijke sociale lasten en (loon)belasting in mindering gebracht. Zo blijkt ook uit de overgelegde loonstroken dat wage tax (loonbelasting) in mindering wordt gebracht.
5.13
Naast het voorgaande wil de kantonrechter nog opmerken dat de HTC een trainee weinig speelruimte laat in het geval Competa na ommekomst van de traineeperiode een ‘echte’ arbeidsovereenkomst aanbiedt. Op dit element zal de kantonrechter bij de beoordeling van de eis in reconventie nog terugkomen. Namelijk dient een trainee de volledige stagevergoeding aan Competa terug te betalen, indien Competa aan de trainee een arbeidsovereenkomst aanbiedt, maar deze ervoor kiest deze arbeidsovereenkomst niet te accepteren. Daarmee ontkracht Competa zelf dat de werkzaamheden van de trainee enkel en alleen ten behoeve van diens professionele ontwikkeling zijn en dat, zoals in artikel 2 van de HTC staat, de stagevergoeding a gesture of our appreciation to you for your effort and participation is. Blijkbaar gaat de waardering van Competa niet zo ver dat zij het op prijs stelt als een trainee na afloop van de traineeship niet zijn of haar carrière bij Competa wil voortzetten.
5.14
Uit alle hiervoor genoemde jurisprudentie, in combinatie met hetgeen de kantonrechter overwogen heeft over de feitelijke gang van zaken bij Competa en de inhoud en strekking van de HTC, komt de kantonrechter tot het oordeel dat de HTC zodanig veel kenmerken van een arbeidsovereenkomst heeft, dat deze als een arbeidsovereenkomst dient te worden aangemerkt. Reeds is overwogen dat de partijbedoeling, die van de zijde van Competa en wellicht aanvankelijk ook van [eiser] anders kan zijn geweest, hierin geen verandering kan brengen, zoals de Hoge Raad in wezen ook weer in het arrest van 6 november 2020 heeft beslist. In dat arrest is ook te weinig steun te vinden voor het standpunt van Competa dat de partijbedoelingen in de aanvangsfase wel relevant kunnen zijn voor de vraag of partijen andersluidende afspraken kunnen maken. De kantonrechter ziet niet hoe de partijbedoelingen ‘in de aanvangsfase’ anders kunnen zijn dan de partijbedoelingen ten tijde van het aangaan van een overeenkomst en op welk moment de partijbedoelingen kunnen omslaan van het een naar het ander.
5.15
Alles bijeen genomen komt de kantonrechter tot het oordeel dan tussen [eiser] en Competa sprake was van een arbeidsovereenkomst. Competa diende dus tenminste het minimumloon aan [eiser] te betalen en de vordering van [eiser] , die gebaseerd is op het verschil tussen het minumloon en de (betaalde) stagevergoeding is daarom toewijsbaar.
5.16
Omdat uit het voorgaande ook voortvloeit dat hetgeen [eiser] had behoren te ontvangen loon is in de zin van artikel 7:625 BW zal de gevorderde wettelijke verhoging ook worden toegewezen, ook al omdat Competa daartegen geen zelfstandig inhoudelijk verweer heeft gevoerd. Wel ziet de kantonrechter aanleiding het percentage van de wettelijke verhoging te matigen tot 25% van het nog verschuldigde loon. Over het bedrag van de nabetaling, vermeerderd met de wettelijke verhoging van 25% zal, als gevorderd, de wettelijke rente worden toegewezen vanaf de datum van verzuim.
5.17
Eveneens zullen de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen tot het door [eiser] gevorderde bedrag van € 1.041,90. [eiser] heeft voldoende onderbouwd dat hij kosten heeft gemaakt om dit geschil buiten rechte te voorkomen.
5.18
Als de in conventie in het ongelijk gestelde partij zal Competa worden veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van [eiser] , alsmede in de nakosten. [eiser] heeft geprocedeerd op basis van een toevoeging. Eisende partijen met een toevoeging betalen een lager griffierecht. Verder worden in dat geval de kosten van de deurwaarder voor het uitbrengen van het exploot en/of advertentiekosten van rijkswege vergoed. Die kosten zijn dus niet voor rekening van de eisende partij. Deze partij heeft aan de deurwaarder slechts de in het exploot opgenomen kosten voor verschotten hoeven voldoen (artikel 40 lid 1 van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000). Gelet op het voorgaande wordt de gedaagde partij slechts veroordeeld tot betaling van het lagere griffierecht, de verschotten en ten slotte tot vergoeding van het – hierna in het dictum vast te stellen – salaris van de gemachtigde. Deze vergoeding voor het salaris moet door de gemachtigde worden verrekend met de op grond van de Wet op de rechtsbijstand aan de gemachtigde toegekende vergoeding.
5.19
In feite ligt in de beslissing in conventie besloten dat de vordering van Competa in reconventie dient te worden afgewezen. Niettemin is het denkbaar dat Competa met haar reconventionele vordering hoe dan ook beoogt hetgeen zij als stagevergoeding c.q. loon aan [eiser] heeft betaald terugbetaald wil zien, al dan niet bij wijze van boete of schadevergoeding.
5.20
De kantonrechter zal de vordering in reconventie van Competa afwijzen en daarvoor zijn verschillende redenen. De belangrijkste reden is dat, zoals [eiser] ook heeft betoogd, artikel 3 van de HTC niet voorziet in zijn specifieke situatie, waarbij Competa hem niet eens een aanbod voor een arbeidsovereenkomst heeft gedaan, maar hem alleen heeft aangeboden de HTC te verlengen. In ieder geval dient het feit dat artikel 3 op dit punt niet duidelijk is voor risico van Competa te blijven.
5.21
Een andere reden is gelegen in de tekst van de THC zelf. Het kopje van artikel 3 van de HTC luidt Refund study costs en dat lijkt te wijzen in de richting van een terugbetalingsregeling van studiekosten. Een dergelijke bepaling in arbeidsovereenkomsten is niet ongebruikelijk, waarbij tegenover het betalen van studiekosten door de werkgever een verplichting van de werknemer staat om na de studie nog zekere tijd in dienst te blijven en bij eerdere uitdiensttreding een zeker deel van de studiekosten terug te betalen. Dergelijke afspraken zijn in de regel aanvaardbare bedingen.
5.22
Uit de tekst van artikel 3 van de HTC zou kunnen volgen dat Competa het totaal van de stagevergoeding als studiekosten beschouwt, die terugbetaald moeten worden indien de traineeship niet wordt voortgezet. Dit verhoudt zich naar het oordeel van de kantonrechter enerzijds niet met het feit dat Competa de stagevergoeding als een blijk van waardering (gesture of appreciation) kenmerkt en dus niet als studiekosten en anderzijds met het gegeven dat Competa zelf de stagevergoeding in zekere zin ziet als een vergoeding voor de inzet van de trainee en niet als opleidingskosten. Daarbij komt nog dat Competa niet heeft onderbouwd welke de kosten zijn die zij in de ontwikkeling van [eiser] heeft geïnvesteerd. Daarmee is artikel 3 van de HTC geen aanvaardbaar studiekostenbeding en daarmee niet afdwingbaar.
5.23
Daarnaast is de kantonrechter van oordeel dat de terugbetalingsregeling van de stagevergoeding in artikel 3 van de HTC zonder meer een onaanvaardbare inbreuk vormt op de contractsvrijheid van een trainee. Als het al zo zou zijn dat Competa een trainee de gelegenheid zou geven uitsluitend aan zijn of haar eigen ontwikkeling te werken tijdens het traineeship (quod, zoals hiervoor overwogen, non), dan zou een trainee, die aan het eind van het traineeship ervoor kiest om een aanbod tot het aangaan van een arbeidsovereenkomst af te wijzen, dat alleen kunnen doen tegen terugbetaling van al hetgeen hij of zij tijdens het traineeship heeft ontvangen. Dat zou betekenen dat een trainee, die zich een volledige werkweek van 40 uur heeft ingezet, het (te) weinige dat hij of zij in die periode heeft ontvangen en waaruit de trainee tot op zekere hoogte zijn of haar levensonderhoud heeft bekostigd volledig terug zou moeten betalen, met alle (financiële) gevolgen voor de trainee van dien. In dat licht heeft de trainee geen wezenlijke contractsvrijheid meer en daarmee leidt naar het oordeel van de kantonrechter artikel 3 tot voor de trainee onaanvaardbare gevolgen. Daarbij gaat de laatste zin van artikel 3 van de HTC zelfs zover dat een trainee zelfs nog de volledige stagevergoeding dient terug te betalen indien hij of zij binnen een jaar na indiensttreding bij Competa het dienstverband beëindigt.
5.24
Slotsom is derhalve dat de vordering van Competa in reconventie zal worden afgewezen en dat Competa als de in reconventie in het ongelijk gestelde partij zal worden veroordeeld in de proceskosten in reconventie aan de zijde van [eiser] en die begroot worden op een bedrag van € 249,-.
6 De beslissing
- verklaart voor recht dat tussen partijen een arbeidsovereenkomst heeft bestaan;
- veroordeelt Competa tot betaling aan [eiser] tegen behoorlijk bewijs van kwijting het brutoloon ten bedrage van € 6.395,76, vermeerderd met de wettelijke verhoging van artikel 7:625 BW, waarvan het percentage gematigd wordt tot 25%, een en ander vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van verzuim tot aan de dag van betaling;
- veroordeelt Competa tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten van
€ 1.041,90 (incl. 21% btw), vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag van de dagvaarding tot aan de dag van betaling;
- veroordeelt Competa in de proceskosten in conventie aan de zijde van [eiser] , begroot op € 865,11, waarvan € 777,50 als het aan de gemachtigde van [eiser] toekomende salaris en bepaalt dat dit bedrag binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis moet zijn voldaan, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf het einde van voormelde termijn tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt Competa tot betaling van € 124,- aan nasalaris, voor zover [eiser] daadwerkelijk nakosten zal maken, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na aanschrijving tot de dag der voldoening, en voorts, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, vermeerderd met de explootkosten van betekening van het vonnis, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na betekening tot de dag der voldoening.
- wijst het in conventie meer of anders gevorderde af,
- wijst de vordering van Competa af;
- veroordeelt Competa in de proceskosten in reconventie aan de zijde van [eiser] , begroot op € 249,- als het aan de gemachtigde van [eiser] toekomende salaris;
In conventie en in reconventie
- verklaart dit vonnis wat betreft de betalingsverplichtingen van Competa uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door kantonrechter mr. C.W.D. Bom en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 april 2021, in tegenwoordigheid van de griffier.