Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBDHA:2021:8279

Rechtbank Den Haag
30-07-2021
30-07-2021
C/09/613156 KG ZA 21/538
Hoger beroep: ECLI:NL:GHDHA:2023:334, Bekrachtiging/bevestiging
Civiel recht
Kort geding

Eisers vorderen de Staat te gebieden om het feiten- en opsporingsonderzoek naar hun aangifte tegen belastingambtenaren door een derde partij te laten verrichten. Zij zijn niet-ontvankelijk in hun vordering. Op grond van artikel 12 Wetboek van Strafvordering kunnen eisers zich met hun bezwaar dat het onderzoek naar hun aangifte niet onafhankelijk heeft plaatsgevonden, wenden tot het in dat artikel aangewezen gerechtshof. Zij kunnen daarmee dus niet bij de voorzieningenrechter terecht.

Rechtspraak.nl
V-N Vandaag 2021/1891
Viditax (FutD) 2021080207
FutD 2021-2523

Uitspraak

Rechtbank Den Haag

Team Handel - voorzieningenrechter

zaak- / rolnummer: C-09-613156 -KG ZA 21-538

Vonnis in kort geding van 30 juli 2021

in de zaak van

1 [eiser 1] B.V. ,

2. [eiser 2] B.V.,

3. [eiser 3] B.V.,

4. [eiser 4],

5. [eiser 5],

6. [eiser 6],

allen kantoorhoudende of wonende te [plaats] ,

eisers,

advocaat mr. D.B. Dubach te ’s-Hertogenbosch,

tegen:

de Staat der Nederlanden (het Ministerie van Justitie en Veiligheid) te Den Haag,

gedaagde,

advocaat mr. C.M. Bitter te Den Haag.

Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als ‘eisers’ en ‘de Staat’.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- de dagvaarding met producties;

- de conclusie van antwoord met producties;

- de bij de mondelinge behandeling door beide partijen overgelegde pleitnotities.

1.2.

De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 21 juli 2021. Ter zitting is vonnis bepaald op heden.

2 De belangrijkste feiten

2.1.

Op 26 januari 2021 hebben eisers aangifte gedaan van knevelarij tegen drie belastingambtenaren (hierna: de aangifte). De Hoofdofficier van Justitie van het Openbaar Ministerie (OM) Rotterdam heeft de aangifte doorgestuurd naar het Functioneel Parket. Het Functioneel Parket heeft het feiten- en opsporingsonderzoek uitbesteed aan de Fiscale inlichtingen- en opsporingsdienst (FIOD).

2.2.

Bij brief van 30 april 2021 heeft het Functioneel Parket aan de gemachtigde van eisers bericht dat geen aanleiding wordt gezien om een strafrechtelijk onderzoek in stellen (hierna: de sepotbeslissing).

3 Het geschil

3.1.

Eisers vinden dat het OM de sepotbeslissing niet onafhankelijk en onpartijdig heeft genomen. Het Functioneel Parket, onderdeel van het OM, heeft de sepotbeslissing gebaseerd op onderzoek van de FIOD. De FIOD is onderdeel van de Belastingdienst, terwijl de ambtenaren tegen wie eisers aangifte hebben gedaan bij de Belastingdienst werken. De FIOD heeft bij het onderzoek samengewerkt met directe collega’s van de ambtenaren. Op zijn minst is daarmee de schijn van partijdigheid en de schijn van het ontbreken van onafhankelijkheid gegeven en zijn fundamentele rechtsbeginselen geschonden, aldus eisers. De Hoofdofficier van Justitie is hierop gewezen door eisers, maar hij heeft dat genegeerd.

3.2.

Eisers vorderen daarom de Staat te gebieden om het feiten- en opsporingsonderzoek naar de aangifte door een derde partij te laten verrichten, met veroordeling van de Staat in de proceskosten.

3.3.

De Staat voert verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.

4 De beoordeling van het geschil

opmerking vooraf

4.1.

Eisers presenteren zich als slachtoffers van de zogenoemde toeslagenaffaire, maar dat is onterecht. Eisers zijn geen ouders van wie ten onrechte kinderopvangtoeslag is teruggevorderd. Eisers hebben een geschil met de Belastingdienst over de fiscale verwerking van verbouwings- en onderhoudskosten ten behoeve van kinderdagverblijven die door (twee vennootschappen van) eisers worden geëxploiteerd. De Belastingdienst stelt zich op het standpunt dat de aangiften vennootschapsbelasting onjuist zijn ingediend en heeft navorderingsaanslagen, inclusief vergrijpboetes, aan eisers opgelegd. Eisers hebben bezwaar aangetekend tegen de navorderingsaanslagen. De bezwaarschriften zijn nog in behandeling.

ontvankelijkheid eisers

4.2.

In deze zaak stellen eisers de vraag aan de orde of het onderzoek naar hun aangifte tegen ambtenaren van de Belastingdienst onafhankelijk en onpartijdig is geweest. De Staat heeft allereerst aangevoerd dat eisers niet-ontvankelijk moeten worden verklaard in hun vordering. Dat verweer slaagt. Daarvoor is het volgende van belang.

4.3.

Eisers stellen zich op het standpunt dat de sepotbeslissing niet op de juiste wijze tot stand is gekomen. Op grond van artikel 12 Wetboek van Strafvordering kunnen zij zich met dat bezwaar wenden tot het in dat artikel aangewezen gerechtshof. De beoordeling van het gerechtshof hoeft zich niet te beperken tot de inhoud van de sepotbeslissing – zoals eisers menen – maar het gerechtshof zal ook klachten over het aan de sepotbeslissing voorafgaande onderzoek kunnen beoordelen, terwijl het hof de bevoegdheid heeft opdracht te geven om nader onderzoek te doen. Daarmee bestaat voor eisers een met voldoende waarborgen omklede rechtsgang waarmee zij hetzelfde kunnen bereiken als zij in dit kort geding beogen. Dat sluit een gang naar de burgerlijke rechter uit.

4.4.

Niet is gebleken dat de artikel 12-procedure onvoldoende recht kan doen aan de door eisers gestelde spoedeisendheid. Eisers stellen zich op het standpunt dat het spoedeisend belang voortvloeit uit de schending van fundamentele rechtsbeginselen in het onderzoek naar de aangifte, maar eventuele gebreken in het onderzoek zijn niet onomkeerbaar en kunnen via de artikel 12-procedure worden hersteld. Niet valt in te zien dat het entameren van een artikel 12-procedure een onnodige belasting is van de rechterlijke macht, zoals eisers stellen. Die procedure is juist exclusief aangewezen voor deze gevallen.

4.5.

Eisers zullen dus niet-ontvankelijk worden verklaard in hun vordering. Dat betekent dat hun vordering niet inhoudelijk zal worden beoordeeld. Zij zullen, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van dit geding.

5 De beslissing

De voorzieningenrechter:

5.1.

verklaart eisers niet-ontvankelijk in hun vordering;

5.2.

veroordeelt eisers in de kosten van dit geding, tot dusverre aan de zijde van de Staat begroot op € 1.683,--, waarvan € 1.016,-- aan salaris advocaat en € 667,-- aan griffierecht;

5.3.

verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.

Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. Vetter en in het openbaar uitgesproken op 30 juli 2021.

hvd

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.