Rechtbank DEN HAAG
PF
Zaaknr.: 9204236/ EJ VERZ 21-83434
Uitspraakdatum: 8 februari 2022
Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:
[verzoeker tevens verweerder]
,
wonende te [woonplaats] ,
verzoekende partij in het verzoek, verwerende partij in het (voorwaardelijk) zelfstandig tegenverzoek,
gemachtigde: mr. N.M. Fakiri,
[verweerder tevens verzoeker]
,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verwerende partij in het verzoek, verzoekende partij in het (voorwaardelijk) zelfstandig tegenverzoek,
gemachtigde: mr. L.P. Quist.
Partijen worden aangeduid als “ [verzoeker tevens verweerder] ” en “ [verweerder tevens verzoeker] ”.
2 Verdere beoordeling
2.1 Bij tussenbeschikking van 27 juli 2021 is [verzoeker tevens verweerder] toegelaten tot het leveren van tegenbewijs van de voorshands bewezen stelling dat hij op 4 maart 2021 met volledig ontbloot onderlichaam in de bedrijfsauto van [verweerder tevens verzoeker] heeft gezeten, dat een mevrouw dit heeft gezien en dat hij aan deze vrouw heeft gevraagd om zijn geslachtsdeel vast te houden.
2.2 Als getuigen zijn gehoord mevrouw [getuige] en [verzoeker tevens verweerder] zelf.
2.3 Naar het oordeel van de kantonrechter is [verzoeker tevens verweerder] er niet in geslaagd om de voorshands bewezen stelling in voldoende mate te ontzenuwen. De kantonrechter licht dat als volgt toe.
2.4 Zoals al in de tussenbeschikking is overwogen heeft [verzoeker tevens verweerder] bevestigd dat hij op 4 maart 2021 op de [straatnaam] in [plaats] is geweest. Hij heeft de bedrijfsauto van [verweerder tevens verzoeker] daar toen in de middag na zijn werk geparkeerd. [verzoeker tevens verweerder] heeft dit als getuige nogmaals bevestigd.
2.5 Mevrouw [getuige] heeft als getuige bevestigd dat zij op 4 maart 2021 om ongeveer 16.00 uur een bedrijfsauto van [verweerder tevens verzoeker] op de [straatnaam] heeft zien staan. Deze waarneming stemt dus in zoverre overeen met de verklaring van [verzoeker tevens verweerder] zelf.
2.6 Voor de waardering van de getuigenverklaring van mevrouw [getuige] acht de kantonrechter het niet van voldoende belang op welke wijze de bedrijfsauto stond geparkeerd: in het parkeervak, gedeeltelijk in het parkeervak met twee wielen op de stoep of buiten het parkeervlak. Evenmin acht de kantonrechter van voldoende belang op welk moment volgens mevrouw [getuige] de bestuurder van de auto het raam zou hebben opengedraaid. Dit zijn beide details die de verklaring over de waarneming van de gebeurtenis waar het om draait niet anders maken.
Vaststaat dat de auto er stond en dat [verzoeker tevens verweerder] deze daar heeft geparkeerd.
2.7 Mevrouw [getuige] heeft vervolgens als getuige bevestigd dat zij naar de auto is gelopen, dat de jongeman in de auto heeft gezegd ‘lieverd wil je mijn piemel vasthouden’ en dat zij heeft gezien dat hij ‘stijver dan stijf’ was. De kantonrechter heeft geen enkele aanleiding om aan (de geloofwaardigheid van) deze verklaring te twijfelen. De betwisting van [verzoeker tevens verweerder] zelf is daarvoor onvoldoende. Welke reden zou mevrouw [getuige] hebben gehad om dit valselijk te verklaren? Zij heeft dit verklaard destijds in het telefoongesprek dat zij kort na het voorval met de heer [naam] heeft gevoerd, zij heeft het herhaald bij haar aangifte bij de politie en ook nogmaals bevestigd als getuige. Gesteld noch gebleken is dat zij enige band met partijen heeft, die haar aanleiding zou kunnen geven anders dan de waarheid te verklaren.
De omstandigheid dat [verzoeker tevens verweerder] als betrokkene iets anders heeft verklaard, is voor de kantonrechter onvoldoende om te twijfelen aan de verklaring van mevrouw [getuige] . Op geen enkele wijze is gebleken dat iemand anders de bestuurder van de bedrijfsauto is geweest.
2.8 De kantonrechter acht evenmin van voldoende belang dat mevrouw [getuige] niet heeft verklaard dat zij op het bovenbeen van de jongeman in de auto een moedervlek heeft gezien. Naar het oordeel van de kantonrechter betekent dat namelijk niet dat haar verklaring dat de bestuurder een geslachtsdeel had dat ‘stijver dan stijf’ was en dat hij heeft gevraagd ‘lieverd wil je mijn piemel vasthouden’ onjuist of ongeloofwaardig is. Het één sluit namelijk het ander niet uit.
2.9 Hetzelfde geldt voor de verklaring van mevrouw [getuige] dat zij (ten tijde van het getuigenverhoor) last had van staar. Er is zoals [verweerder tevens verzoeker] terecht heeft aangevoerd onvoldoende reden om te twijfelen aan haar verklaring en waarneming op 4 maart 2021.
2.10 Al met al hecht de kantonrechter meer waarde aan de verklaring van mevrouw [getuige] over het hetgeen zich heeft voorgedaan dan aan de betwisting hiervan door [verzoeker tevens verweerder] .
2.11 [verzoeker tevens verweerder] heeft gelet op het voorgaande geen tegenbewijs geleverd. Zoals in de tussenbeschikking al is overwogen levert de bewezen geachte stelling van [verweerder tevens verzoeker] een dringende reden op voor het ontslag op staande voet. Tevens is naar het oordeel van de kantonrechter sprake van ernstig verwijtbaar handelen van [verzoeker tevens verweerder] . [verzoeker tevens verweerder] kan in het verlengde van deze oordelen geen aanspraak maken op de door hem verzochte billijke vergoeding, gefixeerde schadevergoeding en evenmin op de transitievergoeding. Het verzoek wordt daarom afgewezen.
2.12 In de tussenbeschikking van 27 juli 2021 heeft de kantonrechter al één en ander overwogen ten aanzien van het (voorwaardelijk) tegenverzoek. De kantonrechter ziet geen aanleiding hierop terug te komen. Ter beoordeling staan daarom nog slechts open de door [verweerder tevens verzoeker] verzochte verklaringen voor recht. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [verweerder tevens verzoeker] geen (afzonderlijk) belang bij deze verklaringen voor recht, gelet op de overwegingen en beslissingen in de zaak van het verzoek. Zij zullen daarom worden afgewezen.
2.13 De conclusie is dat het verzoek en het tegenverzoek wordt afgewezen. Gelet hierop zal de kantonrechter de proceskosten in die zin compenseren dat ieder van partijen de eigen kosten draagt.