2 De feiten
2.1.
[eiseres] exploiteert een franchiseformule voor makelaardijdiensten. Enig bestuurder van [eiseres] is de heer [bestuurder]
2.2.
[gedaagde 1] is volgens het handelsregister van de Kamer van Koophandel actief als assurantietussenpersoon en als bemiddelaar bij huur- en kooptransacties van onroerend goed. Bestuurder van [gedaagde 1] is [gedaagde 3] . [gedaagde 2] – (indirect) aandeelhouder van [gedaagde 1] en echtgenoot van [gedaagde 3] – ondersteunde [gedaagde 3] bij de activiteiten van [gedaagde 1] .
2.3.
In augustus 2018 hebben [eiseres] en [gedaagde 1] met elkaar de mogelijkheid besproken dat [gedaagde 1] zich zou aansluiten bij de franchiseformule van [eiseres] . In aanloop naar een persoonlijke ontmoeting verschafte [eiseres] [gedaagde 1] een informatiebrochure (hierna: de brochure) over het franchiseconcept. De brochure vermeldt onder meer het volgende:
“ [eiseres] bestaat al bijna 15 jaar. In 2017 is de formule overgegaan in andere handen, en sindsdien wordt de formule verder geprofessionaliseerd, is er een compleet nieuwe (super moderne) website gebouwd, en zijn wij volledige(re) samenwerkingen aangegaan met o.a. Funda, Pararius, Huislijn,
huurwoningbemiddeling.nl
etc. etc.
We beschikken over veel ervaring en een uitgebreid netwerk van specialisten en ondersteunende systemen. Dit geeft een goede basis om bij ons succesvol te zijn voor iedere (startende) ondernemer. (…)
Wil je graag zelfstandig werken in een soft franchise organisatie waar je aan de ene kant heel veel vrijheid hebt, maar ook altijd kunt terugvallen op een gedegen organisatie waarbij je gebruik kunt maken van kennis van collega’s, een professionele website, een groot netwerk van specialisten, centrale inkoop en coaching en ondersteuning? (…)
Scholing gericht op het makelaars vak is een pre, maar geen vereiste. Intern kan de benodigde begeleiding plaatsvinden, of desgewenst cursussen/opleidingen worden gefaciliteerd. (…)
Wat hebben wij te bieden:
- -
Professionele website (met eigen vestigingspagina)
- -
Frisse moderne uitstraling
- -
(…)
- -
Lead generator via de website
- -
(…)
- -
Ondersteuning vanuit de organisatie
- -
(…)
- -
Uitwisseling collegiaal aanbod
- -
(…)
Waarom zou u dan voor ons kiezen:
(…)
Je kunt dagelijks leads genereren door ons netwerk.
Gelijk volwaardig partner van Funda (door centrale certificering).
(…)
De samenwerking wordt formeel vastgelegd in de franchise overeenkomst.
De franchiseovereenkomst beschermd de zakelijke belangen van beide partijen. [eiseres] treed daarbij op als franchisegever. Taken en verantwoordelijkheden zijn beschreven in deze overeenkomst, welke door de Nederlandse Franchise Vereniging (NFV) is getoetst aan de erecode inzake Franchising en goed bevonden.
(…)”
2.4.
Op 28 augustus 2018 hebben [eiseres] en [gedaagde 1] een franchiseovereenkomst gesloten (hierna: de overeenkomst). Het schriftelijke franchisecontract (hierna: het contract) bevat onder meer de volgende bepalingen:
“
In aanmerking nemende dat:
De Franchisegever [ [eiseres] , toevoeging rechtbank] een franchise concept heeft (ontwikkeld) voor het drijven van een onderneming in de verkoop van woningen en aanverwante producten;
(…)
2. De Franchisenemer
[gedaagde 1] , rechtbank] bereid is in de door hem gekozen verzorgingsgebied Midden-Holland (Reeuwijk, Bodegraven, Gouda) tegen na te noemen voorwaarden deel te nemen in deze franchiseketen;
(…)
4. De eigenschappen van het franchise concept, de werkwijze, operationele zaken en huisstijl zijn vastgelegd in het (digitale) franchise handboek. (…)
5. Dit franchise concept gekenmerkt wordt door o.a. de volgende eigenschappen:
- -
het gebruik van de handelsnaam WitteWoningMakelaars®;
- -
het gebruik van het logo en onderdelen van het logo;
- -
het gebruik van de werkwijze;
- -
(…)
- -
het voorschrijven van de inkoop betreffende reclamemiddelen, verkoopbevordering en de prijspolitiek;
- -
een bepaalde wijze van exploitatie, bestaande uit de werkwijze als bedoeld bij punt 4) met daarbij gebruikmaking van de door de organisatie voorgeschreven leveranciers (…);
- -
het voorschrijven van het gebruik van diverse software (website, CRM);
- -
het gebruik maken van dezelfde huisstijl.
Verklaren te zijn overeengekomen als volgt:
Artikel 1a
Aanbod Franchisegever
-
De Franchisegever verbindt zich jegens de Franchisenemer om hem voor het drijven van zijn onderneming (…) de kennis te verschaffen die nodig is voor het kunnen drijven van voor omschreven franchisesystemen.
-
(…)
-
De Franchisegever verbindt zich voorts jegens de Franchisenemer om hem van adviezen te verstrekken omtrent de werking van het Franchisesysteem en hem informatie te verschaffen omtrent de omvang in aantal winkels en de activiteiten van de franchiseketen.
(…)
Artikel 3
Winkelformule/winkelinrichting/huisstijl
1. De Franchisegever verleent (…) toestemming voor het gebruik van de naam, het logo en de werkwijze. (…)
Artikel 13
Franchisevergoeding
1. De Franchisenemer verbindt zich om per maand een bedrag van € 500,- excl. BTW (€ 605,- incl BTW) als periodieke vergoeding aan de Franchisegever te voldoen (…)
Artikel 15
Tijdsduur overeenkomst
-
De franchiseovereenkomst wordt gesloten, onverminderd het bepaalde in artikel 19 en artikel 22, voor een periode van twee jaren. Deze overeenkomst gaat in op
15-09-2018.
-
Na het verstrijken van de in artikel 15.1 genoemde periode wordt deze overeenkomst telkens voortgezet voor een aansluitende periode van vijf jaren.
-
Beëindiging van deze overeenkomst vindt plaats door opzegging tegen het einde van de periode met inachtneming van een termijn van tenminste twaalf maanden.
-
Opzegging dient te geschieden bij deurwaardersexploot of per aangetekend schrijven.
-
Bij het einde van de franchiseovereenkomst rusten op beide partijen de verplichtingen als nader omschreven in artikel 20.
-
Tussentijds kan de franchiseovereenkomst alleen worden ontbonden in de gevallen als in artikel 19 en 22 omschreven.
(…)
Artikel 19
Vervroegde ontbinding
-
(…)
-
(…)
-
De franchiseovereenkomst kan met onmiddellijke ingang worden ontbonden als de Franchisenemer een betalingsachterstand op Franchisegever heeft die hoger is dan € 2000,-. Een betalingsachterstand ontstaat als de factuur (facturen) van Franchisegever niet binnen de normale betalingstermijn van 14 dagen worden voldaan.
-
Ontbinding van de overeenkomst om bovengenoemde redenen, ontslaan de franchisenemer niet van de betalingsverplichting van de verschuldigde franchise fee voortkomend uit deze overeenkomst voor de overeengekomen periode.
2.5.
Op 14 april 2020 heeft [gedaagde 1] telefonisch aan [eiseres] meegedeeld dat zij wilde stoppen met de overeenkomst.
2.6.
Partijen hebben hierna met elkaar gecorrespondeerd over de financiële afwikkeling van de overeenkomst. Hierover hebben zij geen overeenstemming bereikt.
2.7.
Bij e-mail van 28 mei 2020 heeft [eiseres] het volgende aan [gedaagde 1] meegedeeld:
“(…) Aangezien jullie helaas geen gehoor hebben gegeven aan ons verzoek (…) hebben wij de overeenkomst per vandaag met jullie ontbonden conform artikel 19.3 uit voornoemde overeenkomst.. (…) Bijgaand doen we jullie conform artikel 19.4 van de overeenkomst onze eindnota toekomen. Ik verzoek jullie (…) deze nota (…) uiterlijk binnen 14 dagen aan ons te voldoen. Indien wij de betaling niet binnen voornoemde termijn ontvangen, maken wij tevens aanspraak op een vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten van € 1179,50 (…)”
De bij dit bericht gevoegde eindnota ziet op een bedrag van € 40.450,30 (incl. BTW).
Dat bedrag bestaat uit (samengevat):
- -
franchise fee april en mei: € 1.000;
- -
nota’s [nummer 1] en [nummer 2] : € 100;
- -
boetes te late betaling april en mei (€ 10/dag): € 580;
- -
franchise fee tot en met 15 september 2020: € 1.750;
- -
franchise fee voor daaropvolgende 60 maanden: € 30.000;
- -
alle bedragen vermeerderd met BTW (21%): € 7.020,30.
2.8.
Juristu Incassodiensten heeft [gedaagde 1] namens [eiseres] op 4 juni 2020 gesommeerd om binnen tien dagen een bedrag van € 41.901,15 te betalen, waarvan € 40.450,30 in hoofdsom, € 271,35 aan wettelijke rente en € 1.179,50 aan wettelijke incassokosten.
2.9.
Op 8 juni 2020 heeft Juristu Incassodiensten aan [gedaagde 1] opnieuw een bericht van gelijke strekking gestuurd, ditmaal met een betalingstermijn van vijf dagen.
2.10.
Met verlof van de voorzieningenrechter in deze rechtbank is op 18 juni 2020 in opdracht van [eiseres] conservatoir verhaalsbeslag gelegd ten laste van [gedaagde 1] .
2.11.
Bij e-mail van 22 juni 2020 is vanaf het e-mailaccount ‘ [e-mailadres] ’ het volgende bericht gestuurd aan de andere franchisenemers:
“Zoals wellicht bekend is, heerst er ontevredenheid over de franchiseformule bij een aantal franchisenemers. Wij zijn inmiddels met een 6-tal franchisenemers in gesprek hierover tw
[zes franchisenemers worden opgesomd, toevoeging rechtbank]
De onvrede komt voornamelijk, dat wij vinden dat de formule (…) geen toegevoegde waarde biedt. Er worden en zijn dingen beloofd, en deze zijn er eenvoudigweg niet of onvoldoende.
In onze ogen dienen franchisegever en franchisenemer elkaar te versterken. Wij ervaren dit echter onvoldoende en hebben dit bij [bestuurder] ( [bestuurder] , rechtbank) aangegeven.
Inhoudelijk overleg is niet mogelijk, het ligt aan de franchisenemers en probeert zoveel mogelijk te verdelen en heersen, sluit dissidenten af van de [eiseres] site en probeert de leden zo veel mogelijk onder druk te zetten.
Een en ander heeft er toe geleid dat wij besloten hebben onze franchiseovereenkomst als ontbonden te beschouwen en de franchisegever juridisch te vervolgen,
Wij weten niet of de onrust die nu ontstaat ook de publiciteit in gaat. Als het aan ons ligt in ieder geval (nog) niet. (…) Wij zijn bereid om openheid van zaken te geven, dus als iemand behoefte heeft aan een nadere uiteenzetting van onze bezwaren zij wij hiertoe altijd bereid.
Als er nog franchisenemers zijn die ons gevoel delen, kunnen zij mee procederen tegen de franchisegever. (…)
[gedaagde 2] , [naam] , [naam] , [naam] , [naam] en [naam] ”
2.12.
Bij brief van 22 juni 2020 aan [gedaagde 1] heeft (de advocaat van) [eiseres] zich op het standpunt gesteld dat bovenstaand e-mailbericht smadelijk, lasterlijk en onrechtmatig is en [gedaagde 1] gesommeerd om op 23 juni 2020 een – door [eiseres] geformuleerd – rectificatiebericht te delen met de franchisenemers.
2.13.
Aan deze sommatie is geen gehoor gegeven.
4 De beoordeling
In reconventie
4.1.
De rechtbank zal de vorderingen in reconventie als eerste behandelen, omdat een toewijzing daarvan zal leiden tot afwijzing van een groot deel van de vorderingen in conventie.
4.2.
[gedaagde 1] stelt dat [eiseres] is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst. Met name op grond van de brochure die zij van [eiseres] kreeg voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst, verwachtte zij veel meer van [eiseres] . Zij betoogt dat [eiseres] hiermee verplichtingen op zich heeft genomen die zij niet is nagekomen. Daarmee gaat het in deze zaak om de uitleg van de overeenkomst. De rechtbank zal de inhoud van de brochure betrekken bij de uitleg van de overeenkomst. Bij de uitleg van deze overeenkomst komt het immers aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan de bepalingen van die overeenkomst mochten toekennen en op hetgeen zij redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Daarbij speelt naast het contract ook de inhoud van de brochure een rol. De rechtbank neemt daarbij wel in ogenschouw dat de brochure een zeker wervend karakter heeft. De brochure prijst de franchiseformule van [eiseres] aan, is in vrij algemene termen vervat en lijkt niet in de eerste plaats bedoeld om de rechten en verplichtingen van partijen juridisch vast te leggen. Het contract bevat de verplichtingen van partijen over en weer, maar daarin komen de meeste van de in de brochure genoemde onderwerpen niet concreet terug.
4.3.
[gedaagde 1] stelt dat [eiseres] met haar brochure op vijf punten verwachtingen heeft gewekt, die zij vervolgens niet heeft waargemaakt. De rechtbank zal deze vijf punten in het onderstaande bespreken. Daarbij geldt dat volgens de hoofdregel van artikel 150 van het Wetboek van Burgerlijk Rechtsvordering op [gedaagde 1] de verplichting rust voldoende feiten te stellen waaruit kan volgen dat [eiseres] haar verplichtingen op grond van de overeenkomst niet is nagekomen.
4.4.
Onder verwijzing naar de zinsnede“(…) is er een compleet nieuwe (supermoderne) website (…)” uit de brochure, stelt [gedaagde 1] dat [eiseres] zich heeft verbonden tot het verzorgen van een moderne website. Volgens haar is de belangrijkste voorwaarde om te kunnen spreken van een “supermoderne website” dat die website bij bekende zoekpagina’s zoals Google goed vindbaar is en hoog in de zoekresultaten verschijnt. Volgens [gedaagde 1] is de website van [eiseres] niet modern en ook niet goed vindbaar in zoekmachines op internet, waardoor zij niets aan deze website zou hebben. [eiseres] heeft betwist dat het hebben van een “supermoderne website” een verplichting op grond van de overeenkomst is. Zij heeft voorts betwist dat het bij een moderne website zou moeten gaan om een website die via bekende zoekmachines goed vindbaar is. [eiseres] heeft erop gewezen dat een goed vindbare website niet van groot belang is, omdat klanten veelal niet via de eigen website bij een makelaar uitkomen, maar via websites als Funda.nl. Tot slot heeft [eiseres] betwist dat haar website niet goed vindbaar is via zoekmachines en een aantal zoekresultaten van de [eiseres] -websites van andere franchisenemers overgelegd, waarbij die vestigingen van [eiseres] bij een zoekslag op Google telkens hoog in de zoekresultaten zijn weergegeven.
4.5.
Uit hetgeen [gedaagde 1] heeft aangevoerd, kan in het licht van de betwisting daarvan door [eiseres] niet worden afgeleid dat [eiseres] haar verplichtingen op grond van de overeenkomst op het punt van de website niet is nagekomen. [gedaagde 1] heeft haar stelling dat de website van [eiseres] – of de vestigingspagina van deze website die betrekking had op de [eiseres] -vestiging van [gedaagde 1] – niet goed vindbaar zou zijn niet concreet onderbouwd. Zij had dat bijvoorbeeld kunnen doen door de resultaten te overleggen van zoekslagen in veelgebruikte zoekmachines zoals Google.
4.6.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft [gedaagde 1] nog aangevoerd dat de website van [eiseres] geen moderne uitstraling had. Er zou een banner van een energiebedrijf zichtbaar zijn en aanvankelijk werkte de homepage van [gedaagde 1] niet. De rechtbank gaat aan deze stellingen voorbij, omdat zij onvoldoende zijn geconcretiseerd en onderbouwd.
4.7.
[gedaagde 1] stelt dat [eiseres] de overeenkomst niet is nakomen doordat zij niet dagelijks of regelmatig ‘leads’ (de rechtbank begrijpt hiermee contactgegevens van potentiële klanten) via het franchisenetwerk of vanuit de website aangeleverd heeft gekregen. In dat verband wijst [gedaagde 1] onder meer op de zin ‘Je kunt dagelijks leads genereren door ons netwerk’ en ‘Uitwisseling collegiaal aanbod’ die zijn opgenomen in de brochure. Tevens heeft [gedaagde 1] een e-mail van [eiseres] aan een andere franchisenemer overgelegd, waarin [eiseres] opmerkte dat in Leeuwarden gestaag leads binnenkomen die (nog) niet kunnen worden bediend. [eiseres] heeft aangevoerd dat inderdaad leads kunnen worden gegenereerd en dat sprake is van collegiaal aanbod. Zij stelt echter dat er geen toezeggingen zijn gedaan of verwachtingen zijn gewekt over de kwaliteit of kwantiteit van de leads, laat staan dat [eiseres] zelf leads zou aanleveren.
4.8.
De rechtbank overweegt dat [gedaagde 1] er op basis van de brochure niet redelijkerwijze op mocht vertrouwen dat de website, althans het [eiseres] -netwerk op regelmatige basis ‘leads’ zou opleveren voor [gedaagde 1] . De tekst in de brochure is immers bedoeld als een wervende tekst waarmee weliswaar de verwachting wordt gewekt dat franchisenemers elkaar klanten gunnen, maar de tekst bevat geen concrete en jegens [eiseres] afdwingbare aanspraak op leads. Bovendien wordt in de brochure opgemerkt dat een franchisenemer dagelijks leads kan genereren. De tekst van het contract bevat op het punt van de leads geen nadere informatie. Aan de tekst van de brochure of het contract kan evenmin de verwachting worden ontleend dat via de website van [eiseres] een bepaald aantal leads zou worden aangeleverd.
4.9.
Daarnaast kan [gedaagde 1] zich niet beroepen op de inhoud van de door haar aangehaalde e-mail die [eiseres] aan een derde heeft gestuurd en waarin wordt gesproken over het gestaag binnenkomen van leads voor Leeuwarden. Gesteld noch gebleken is dat [eiseres] een vergelijkbare e-mail aan [gedaagde 1] heeft verzonden voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst.
4.10.
De conclusie is dat er geen sprake is van een tekortkoming van [eiseres] doordat er geen of onvoldoende leads zijn gegenereerd vanuit het netwerk en de website.
Samenwerking met Funda, Pararius en Huurwoonbemiddeling
4.11.
[gedaagde 1] stelt voorts dat op basis van de brochure de verwachting is gewekt dat franchisenemers kunnen profiteren van een samenwerking met Funda, Pararius en Huurwoonbemiddeling.nl, websites waarop woningen te koop kunnen worden aangeboden. Volgens haar is [eiseres] de overeenkomst niet nagekomen, doordat het geruime tijd heeft geduurd voordat [gedaagde 1] via Funda kon adverteren en dat de samenwerking tussen [eiseres] en Pararius werd beëindigd door Pararius. [eiseres] heeft betwist dat uit de overeenkomst volgt dat zij jegens franchisenemers gehouden is diensten van Funda, Pararius en Huurwoningbemiddeling.nl aan te bieden. Volgens haar betreft dit een informatieve mededeling waarmee zij laat zien dat zij samenwerkingen is aangegaan met relevante partijen. [eiseres] heeft voorts betwist dat [gedaagde 1] geruime tijd niet op Funda heeft kunnen adverteren. Wel is het volgens [eiseres] zo dat een franchisenemer voor toegang tot Funda een zogenaamd ‘tiaranummer’ moet aanvragen, hetgeen doorgaans ongeveer vijf werkdagen duurt. [eiseres] heeft de samenwerking met Pararius beëindigd omdat Pararius geen maatwerk kon leveren voor een franchiseorganisatie. Zij heeft de franchisenemers geïnformeerd dat Pararius wordt vervangen door het systeem Pyber. [eiseres] voert voorts aan dat alle franchisenemers tot op de dag van vandaag hun aanbod volledig geautomatiseerd op de website van Pararius kunnen plaatsen.
4.12.
Anders dan [gedaagde 1] betoogt, heeft [eiseres] niet in strijd met de overeenkomst gehandeld ten aanzien van de samenwerking met Funda. Uit de tekst van de brochure blijkt dat [eiseres] “volledige(re) samenwerking” [is] aangegaan met o.a. Funda, Pararius, Huislijn, huurwoningbemiddeling.nl etc. etc.”. [gedaagde 1] mocht er anders dan [eiseres] heeft betoogd dus op vertrouwen dat [eiseres] dergelijke samenwerkingen was aangegaan. Ten aanzien van Funda heeft [gedaagde 1] in het licht van de betwisting door [eiseres] onvoldoende onderbouwd dat het “geruime tijd” heeft geduurd voordat zij haar aanbod op Funda kon plaatsen en wat daarvan de oorzaak is. Uit hetgeen zij heeft aangevoerd blijkt evenmin dat [eiseres] daarvan een verwijt kan worden gemaakt. Tegen die achtergrond heeft [gedaagde 1] onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld waaruit volgt dat mogelijke vertraging in de aansluiting op Funda een tekortkoming van [eiseres] oplevert. [gedaagde 1] heeft niet weersproken dat haar aansluiting op het netwerk van Funda daarna wel is geslaagd.
4.13.
Wat betreft de samenwerking met Pararius is evenmin sprake van een tekortkoming. [eiseres] heeft toegelicht dat zij niet tevreden was over de samenwerking met Pararius en dat Pararius is vervangen door Pyber. [gedaagde 1] heeft onvoldoende weersproken dat Pyber een aan Pararius gelijkwaardige partij is.
4.14.
[gedaagde 1] heeft niet concreet aangevoerd op welke wijze [eiseres] tekort zou zijn geschoten in de samenwerking met andere in de brochure genoemde partijen. De conclusie is dat op het vlak van de samenwerking met andere partijen niet van een tekortkoming van [eiseres] is gebleken.
Netwerk van specialisten, ondersteunende systemen
4.15.
Vervolgens moet worden beoordeeld of [eiseres] de overeenkomst niet is nagekomen doordat zij niet beschikte over een netwerk van specialisten en ondersteunende systemen. De brochure vermeldt op dit punt: “We beschikken over veel ervaring en een uitgebreid netwerk van specialisten en ondersteunende systemen. Dit geeft een goede basis om bij ons succesvol te zijn voor iedere (startende) ondernemer.”. [eiseres] heeft betwist dat dat op dit punt sprake is van een tekortkoming. Er is volgens haar wel degelijk een netwerk van specialisten, zoals taxateurs, bouwkundigen, notarissen, juristen, fotografen, een reclamebureau, IT professionals, verduurzamingsadviseurs en elke andere specialist waaraan de franchisenemer behoefte heeft. [gedaagde 1] heeft volgens haar nooit gevraagd om een specialist.
4.16.
Anders dan [gedaagde 1] lijkt te betogen, kan uit de tekst van de brochure niet worden afgeleid dat [eiseres] op grond van de overeenkomst gehouden zou zijn een netwerk van specialisten op het gebied van de makelaardij aan [gedaagde 1] ter beschikking te stellen. [eiseres] heeft toegelicht dat dit netwerk bestaat uit onder meer externe taxateurs, juristen en bouwkundigen. Die uitleg ligt ook voor de hand, omdat aangenomen moet worden dat makelaardij bedrijven de kernactiviteit van de franchisenemer is – en dus de ‘algemene’ kennis betreft – maar dat “het netwerk van specialisten” juist is bedoeld voor a-typische – en daarmee ‘specialistische’ – activiteiten zoals taxatie, professionele fotografie en bouwkundige keuringen.
4.17.
Wel kan uit de zinsnede ‘(…) we beschikken over veel ervaring (…)’ worden opgemaakt dat franchisenemers op enige begeleiding kunnen rekenen om ‘learning on the job’ in de wereld van de makelaardij mogelijk te maken. [gedaagde 1] heeft echter onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld waaruit kan worden afgeleid dat [eiseres] op dit punt tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst.
4.18.
[gedaagde 1] heeft haar stelling dat [eiseres] is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst, doordat zij geen “ondersteunende systemen” aan [gedaagde 1] ter beschikking heeft gesteld, evenmin voldoende onderbouwd. [eiseres] heeft onweersproken aangevoerd dat zij onder meer heeft voorzien in het softwareprogramma Pyber, waarin de franchisenemer vrijwel alles kan invoeren, inzien en bijhouden. [gedaagde 1] heeft niet concreet gesteld welke andere ondersteunende systemen zij op grond van het contract of de brochure redelijkerwijs heeft mogen verwachten.
4.19.
De rechtbank dan dus niet vaststellen dat [eiseres] haar verplichtingen ten aanzien van het bieden van een netwerk van specialisten en ondersteunende systemen niet is nagekomen.
Afwezigheid van interne begeleiding of opleidingen
4.20.
[gedaagde 1] stelt dat [eiseres] de overeenkomst niet is nagekomen doordat [eiseres] niet heeft voorzien in begeleiding, opleiding en cursussen. Zij verwijst op dit punt naar de volgende passage die is opgenomen in de brochure: ‘Scholing gericht op het makelaarsvak is een pré, maar geen vereiste. Intern kan de benodigde begeleiding plaatsvinden, of desgewenst cursussen/opleidingen worden gefaciliteerd. (…)’ [eiseres] heeft betwist dat uit deze passage een verplichting of toezegging van [eiseres] kan worden afgeleid dat cursussen of opleidingen worden geboden. Zij heeft erop gewezen dat de benodigde begeleiding kan plaatsvinden en dat desgewenst cursussen/opleidingen worden gefaciliteerd. Het gaat om mogelijkheden die [eiseres] kan bieden als daarom verzocht wordt. Aangezien [gedaagde 1] haar nooit heeft gezegd gebruik te willen maken van begeleiding of cursussen/opleiding, heeft zij dat niet gefaciliteerd.
4.21.
De rechtbank volgt [gedaagde 1] ook op dit punt niet. Uit de door [gedaagde 1] aangehaalde passage uit de brochure blijkt niet dat [eiseres] gehouden is om zonder meer en op eigen initiatief begeleiding, cursussen of opleiding aan [gedaagde 1] aan te bieden. Uit de woorden ‘desgewenst’ en ‘kan’ blijkt dat [eiseres] op verzoek van [gedaagde 1] begeleiding of opleiding kan verzorgen. Daarnaast heeft [eiseres] er bij de mondelinge behandeling op gewezen dat [gedaagde 1] een digitaal handboek heeft ontvangen waarin ook mogelijke opleidingen zijn vermeld. [eiseres] heeft aangevoerd dat [gedaagde 1] niet bij haar om begeleiding, opleiding of cursussen heeft verzocht. Dat is door [gedaagde 1] onvoldoende weersproken.
4.22.
[gedaagde 1] heeft zich nog beroepen op de toepasselijkheid van de erecode inzake franchising (hierna: de erecode), opgesteld door de Nederlandse Franchise Vereniging (hierna: NFV). [gedaagde 1] stelt dat aangenomen moet worden dat [eiseres] daarvan lid is, omdat zij naar de NFV heeft verwezen in de brochure (zie punt 2.3) en dat daarom – conform de bepalingen in de erecode – [eiseres] geen ondubbelzinnige of indirecte reclame mag voeren voor haar formule, dat [eiseres] een basisopleiding dient te verzorgen en dat [eiseres] door middel van een netwerk van specialisten de franchiseondernemers dient te ondersteunen in hun activiteiten. [eiseres] heeft betwist dat de erecode van toepassing is.
4.23.
De rechtbank overweegt dat uit de brochure of het contract niet kan worden afgeleid dat [eiseres] lid is van de NFV en dat de voorwaarden van de erecode op de overeenkomst tussen [eiseres] en [gedaagde 1] van toepassing zijn. Verder is gesteld noch gebleken dat partijen bij het aangaan van de overeenkomst hebben gesproken over toepasselijkheid van de erecode op de overeenkomst. [gedaagde 1] heeft daarop dus niet gerechtvaardigd mogen vertrouwen.
4.24.
De rechtbank concludeert dat geen sprake is van een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst aan de zijde van [eiseres] . Er is dan ook geen grond voor ontbinding van de overeenkomst. De in reconventie door [gedaagde 1] gevorderde ontbinding van de overeenkomst wordt daarom afgewezen.
4.25.
Het door [gedaagde 1] aangevoerde beroep op dwaling slaagt evenmin. In het voorgaande heeft de rechtbank geoordeeld dat [eiseres] in de brochure weliswaar bepaalde verwachtingen heeft gewekt, maar dat [gedaagde 1] op grond van die brochure niet gerechtvaardigd de verwachtingen mocht koesteren die zij in deze procedure stelt te hebben. De verwachtingen die [gedaagde 1] kennelijk had, werden dus niet gerechtvaardigd door de inhoud van de brochure, het contract en/of door andere inlichtingen van [eiseres] . Dit oordeel brengt mee dat de in reconventie subsidiair gevorderde vernietiging wordt afgewezen, alsmede de vordering tot terugbetaling van de franchisevergoeding op grond van onverschuldigde betaling.
4.26.
Uit het voorgaand vloeit tevens voort dat [eiseres] niet onrechtmatig jegens [gedaagde 1] heeft gehandeld door haar onjuiste informatie te verstrekken. De vordering tot schadevergoeding in reconventie wordt eveneens afgewezen.
4.27.
De vordering tot opheffing van het conservatoir beslag zal worden afgewezen, omdat hierna in randnummer 4.43 zal blijken dat [eiseres] een geldvordering op [gedaagde 1] heeft.
4.28.
[gedaagde 1] wordt als de in reconventie in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld. De proceskosten van [eiseres] worden op nihil begroot, omdat de vordering in reconventie grotendeels overlapt met het verweer in conventie.
4.29.
[eiseres] vordert in conventie dat de rechtbank voor recht verklaart dat de overeenkomst gedeeltelijk is ontbonden op 28 mei 2020, en wel op grond van artikel 19 lid 3 van het contract. In dat artikel is bepaald dat de franchisegever de overeenkomst kan ontbinden zodra de franchisenemer een betalingsachterstand van meer dan € 2.000 heeft. De rechtbank begrijpt dat de gevorderde ontbinding zich volgens [eiseres] niet uitstrekt tot de betalingsverplichtingen van de franchisenemer op grond van artikel 19 lid 4 van het contract. Dat heeft [gedaagde 1] niet bestreden. Tussen partijen is niet in geschil dat [gedaagde 1] op 28 mei 2020 een betalingsachterstand had van meer dan € 2.000. Uit hetgeen hiervoor over de vordering in reconventie is overwogen, volgt dat [eiseres] niet in verzuim verkeerde ten aanzien van de nakoming van de overeenkomst en dus bevoegd was de overeenkomst te ontbinden. De verklaring voor recht dat de overeenkomst gedeeltelijk is ontbonden is daarom toewijsbaar.
4.30.
Het volgende geschilpunt is welk bedrag [gedaagde 1] bij ontbinding van de overeenkomst moet betalen op grond van artikel 19 lid 4 van het contract. Volgens [eiseres] is [gedaagde 1] niet alleen voor het restant van de initiële periode van twee jaar franchise fee verschuldigd, maar ook voor de daaropvolgende periode van vijf jaar, die op grond van artikel 15 lid 2 automatisch is ingegaan. [eiseres] stelt dat [gedaagde 1] uiterlijk twaalf maanden vóór het eindigen van de initiële periode van twee jaar had moeten opzeggen. Doordat [gedaagde 1] dat niet (tijdig) heeft gedaan, was de automatische verlenging van de looptijd van de overeenkomst niet meer af te wenden, aldus [eiseres] .
4.31.
De rechtbank volgt deze uitleg van de artikelen 15 lid 2 en 19 lid 4 van het contract niet. [gedaagde 1] heeft terecht aangevoerd dat voortzetting van de overeenkomst voor een periode van vijf jaar niet meer aan de orde kon zijn, omdat daarvoor op grond van art. 15 lid 2 van het contract is vereist dat de initiële periode van twee jaar is verstreken. Die periode is niet verstreken, doordat [eiseres] de overeenkomst op 28 mei 2020 (partieel) heeft ontbonden. Die ontbinding maakt voortzetting na afloop van de initiële duur van twee jaren onmogelijk.
4.32.
Het voorgaande brengt mee dat [gedaagde 1] alleen de franchise fees voor het restant van de initiële periode van twee jaar aan [eiseres] verschuldigd is. Uit de als productie 6 bij dagvaarding overgelegde eindnota van 28 mei 2020 blijkt dat [gedaagde 1] op dat moment de franchise fee over de maanden april en mei 2020 verschuldigd was. Gesteld noch gebleken is dat [gedaagde 1] de franchise fee over resterende maanden juni, juli, augustus en de fee over de eerste vijftien dagen van de maand september 2020 heeft voldaan. Dat betekent dat [gedaagde 1] op grond van artikel 19 lid 4 van het contract gehouden is om een bedrag van € 2.750 exclusief BTW (5,5 maal € 500) aan [eiseres] verschuldigd is.
4.33.
[gedaagde 1] heeft verder niet bestreden dat tevens de contractuele vertragingsboete verschuldigd is voor de maanden april en mei 2020 (ad € 580) en twee openstaande nota’s (met nummers [nummer 1] en [nummer 2] ) voor een bedrag van in totaal € 100.
4.34.
Niet volledig toewijsbaar is de door [eiseres] gevorderde BTW over alle in posten genoemd in de eindnota (zie punt 2.7). [eiseres] heeft alleen (onbestreden) gesteld dat BTW (21%) verschuldigd is over de franchise fee. Uitgaande van de hoofdsom van € 2.750, levert dat een bedrag op van € 577,50.
4.35.
In hoofdsom wordt toegewezen een bedrag van € 4.007,50.
4.36.
[eiseres] vordert wettelijke handelsrente vanaf de vervaldata van de facturen. In het lichaam van de dagvaarding is erop gewezen dat dit de datum van de eindnota van 12 juni 2020 betreft, wat door [gedaagde 1] niet is bestreden. Aangezien de franchiseovereenkomst een handelsovereenkomst in de zin van artikel 6:119a BW is, zal de rechtbank de wettelijke handelsrente over de hoofdsom toewijzen, zij het met gedifferentieerde ingangsmomenten. Het bedrag van € 1.750 in hoofdsom – in totaal, met BTW € 2.117,50 – betreft franchise fees die op 12 juni 2020 nog niet opeisbaar waren. Volgens artikel 13 lid 2 van het contract moet de franchise fee uiterlijk op de eerste dag van de maand waarop die betrekking heeft aan [eiseres] zijn betaald. De wettelijke handelsrente zal voor die termijnen dan ook telkens gaan lopen per de eerste dag van de betreffende maand. De handelsrente over de overige € 1.000 – met BTW in totaal € 1.210 – en het bedrag van in totaal € 680 als bedoeld in randnummer 4.33 gaat in per 12 juni 2020.
Verbod tot het doen van negatieve uitlatingen
4.37.
[eiseres] vordert voorts dat gedaagden worden veroordeeld zich te onthouden van het doen van het doen van negatieve uitlatingen over de franchiseformule van [eiseres] en daaraan gelieerde personen, waaronder haar bestuurder [bestuurder] . Zij stelt daartoe dat gedaagden op 22 juni 2020 onrechtmatig hebben gehandeld door de in punt 2.10 geciteerde e-mail te versturen aan de andere franchisenemers. Daarin staan volgens [eiseres] onwaarheden. Gedaagden hebben daarmee volgens [eiseres] doelbewust verdeeldheid willen zaaien binnen de groep van franchisenemers.
4.38.
De rechtbank stelt voorop dat de vordering voor zover die tegen [gedaagde 3] is ingesteld, zal worden afgewezen op de grond dat het e-mailbericht niet mede namens haar is verzonden. De enkele omstandigheid dat zij bestuurder van [gedaagde 1] is maakt dit niet anders.
4.39.
Voor zover de vordering tegen [gedaagde 1] en [gedaagde 2] is ingesteld, heeft het volgende te gelden. Bij beantwoording van de vraag of een uitlating onrechtmatig is, wordt vooropgesteld dat twee belangen tegenover elkaar staan: enerzijds het belang van [eiseres] bij het behoud van haar goede naam en reputatie en anderzijds het belang van de ondertekenaars van het bericht (naast [gedaagde 2] ook nog een aantal andere franchisenemers) om misstanden aan de kaak te stellen die de belangen van de franchisenemers raken. Deze belangen zijn in beginsel gelijkwaardig. Afhankelijk van de omstandigheden van het geval moet worden beoordeeld welk belang zwaarder weegt. Volgens vaste rechtspraak komen daarbij de volgende (niet-limitatieve) gezichtspunten aan bod:
a. de aard van de uitlating en de ernst van de te verwachten gevolgen voor de betrokkene;
b. de ernst van de misstand – vanuit algemeen belang bezien – die door de publicatie aan de orde wordt gesteld;
c. de mate waarin de publicatie steun vindt in het beschikbare feitenmateriaal;
d. de totstandkoming en inkleding van de uitlatingen;
e. de vraag in hoeverre de misstand op een minder schadelijke wijze aan de kaak kon worden gesteld;
f. de maatschappelijke positie van de betrokkene.
4.40.
De rechtbank is van oordeel dat de uitlatingen niet als onrechtmatig kunnen worden aangemerkt. De e-mail is binnen een beperkte kring (de tien andere franchisenemers) verspreid, betreft een gedeelde mening van de ondertekenaars en de toonzetting daarvan is zakelijk. In het bericht wordt verkondigd waarom een aantal (met naam genoemde) franchisenemers ontevreden is over de samenwerking met [eiseres] . Uit de door partijen overgelegde stukken blijkt voldoende dat de klachten die in de e-mail worden genoemd ook daadwerkelijk leefden bij de ondertekenaars en dus steun vinden in het beschikbare feitenmateriaal. Daarbij is ook toegelicht op welke punten de samenwerking in hun visie te wensen overlaat. De rechtbank ziet niet in dat de ondertekenaars hun onvrede op een andere, minder schadelijke, manier met de andere franchisenemers hadden moeten en kunnen delen.
4.41.
De vordering om gedaagden te veroordelen tot het doen van negatieve uitlatingen over [eiseres] en bij haar betrokken personen zal dan ook worden afgewezen.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.42.
[eiseres] vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De rechtbank stelt vast dat het Besluit vergoeding buitengerechtelijke incassokosten van toepassing is. Voldoende gesteld is dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. [gedaagde 1] heeft betwist dat de werkzaamheden hebben te gelden als werkzaamheden waarop de buitengerechtelijke incassokosten zien. De rechtbank gaat daarin niet mee, nu [eiseres] drie betalingsverzoeken heeft gestuurd (zie punten 2.7 – 2.9). Toewijsbaar is het bedrag dat volgens de staffel toepasselijk is op de toe te wijzen hoofdsom van € 4.007,50 Dat komt neer op een bedrag van € 525,75.
Opheffing conservatoir beslag
4.43.
[gedaagde 1] vordert opheffing van het conservatoir beslag. Aangezien de rechtbank heeft geoordeeld dat [gedaagde 1] in ieder geval een bedrag verschuldigd is aan [eiseres] , luidt het oordeel dat [eiseres] niet onrechtmatig beslag heeft gelegd. De gevorderde opheffing van het beslag wordt daarom afgewezen.
4.44.
Als in de conventie overwegend in het gelijk gestelde partij wordt [gedaagde 1] veroordeeld in de proceskosten. Deze worden aan de zijde van [eiseres] als volgt begroot:
- -
griffierecht: € 2.024;
- -
explootkosten dagvaarding: € 174,79;
- -
beslagkosten: € 315,94 (1 beslagexploot, 2 overbetekeningen);
- -
salaris advocaat: € 1.434 (3 punten x Tarief I);
- -
totaal: € 3.948,73.
4.45.
[eiseres] is tegenover [gedaagde 2] en [gedaagde 3] in het ongelijk gesteld. Zij maken daarom aanspraak op de proceskostenvergoeding. De rechtbank begroot deze proceskosten op nihil. [gedaagde 2] en [gedaagde 3] zijn verschenen bij dezelfde advocaat als [gedaagde 1] en hun verweer is niet dermate uitvoerig dat dit heeft geleid tot aanzienlijk meer advocaatkosten.
4.46.
De proceskostenveroordeling worden vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van vijftien dagen na betekening van het vonnis. De gevorderde wettelijke handelsrente wordt afgewezen. Toegewezen zal worden de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW.
4.47.
Voor afzonderlijke veroordeling in de nakosten bestaat geen grond, nu de kostenveroordeling ook voor deze nakosten een executoriale titel oplevert (vergelijk Hoge Raad 19 maart 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL1116). De rechtbank zal, zoals gevorderd, de nakosten begroten conform het daarop toepasselijke liquidatietarief.