RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Den Haag
MV/c
Rep.nr.: 10307328 RP VERZ 23-50050
Datum: 25 april 2023
Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:
[verzoeker01] ,
wonende te [woonplaats01] ,
verzoekende partij in de zaak van het verzoek,
verwerende partij in de zaak van het tegenverzoek,
procederend op basis van toevoeging met kenmerk: 3LT7006,
gemachtigde: mr. S. Deliran,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Maandag Interim Professionals B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
verwerende partij in de zaak van het verzoek,
verzoekende partij in de zaak van het tegenverzoek,
gemachtigde: mr. A.T.S. Neutel.
Partijen worden aangeduid als “ [verzoeker01] ” en “Maandag”.
2
De feiten
2.1.
[verzoeker01] , geboren op [geboortedatum01] 1952, is op 1 augustus 2022 voor bepaalde tijd in dienst getreden bij Maandag. De functie die [verzoeker01] vervulde, is die van Docent Economie met een salaris van laatstelijk € 5.784,00 bruto per maand exclusief vakantietoeslag op fulltime basis. [verzoeker01] is door Maandag ter beschikking gesteld aan het [naam college01] te [plaats01] (hierna [naam college01] ). Op de arbeidsovereenkomst is de cao voor uitzendkrachten van toepassing. In de arbeidsovereenkomst staat – voor zover relevant – het volgende opgenomen:
“9. Het aantal werkuren per week bedraagt: 32,00.”
2.2.
Op 18 juli en 19 juli 2022 corresponderen [verzoeker01] en [naam01] ( [functie01] Maandag) via WhatsApp als volgt met elkaar:
18-07-2022 17:25 - [verzoeker01]
“Wel nog een vraagje over het huidige contract. De reguliere arbeidsduur waarop een werkweek is gebaseerd is 40 uur. Ik schijn er 32 te werken volgens het onderhavige contract. Dat zou mogelijk kunnen op basis van 24 lesuren op deze school, maar ik doe meer. Ik coach sowieso een jongere collega en begeleid leerlingen bij hun profielwerkstukken. Dit alles zou staan voor 0.9fte. Volgens dit contract wordt ik daar dus niet naar [uit]betaald. Hoe zit dat precies ?! Dien ik het verschil van 0.1 fte mogelijk via een urenverantwoording achteraf te claimen ?!”
19-07-2022 09:22 Recruiter:
“Goedemorgen [verzoeker01] . Fijn dat het is gelukt met het contract. Ik heb van [naam03] begrepen dat het eerste instantie om 0.8 FTE gaat en er in het begin van het schooljaar wordt gekeken hoe de uitbreiding van de werkzaamheden eruit gaat zien. Op het moment dat de werkzaamheden meer gaan zijn dan 0.8fte, gaan wij het contract aanpassen naar meer FTE. Mocht je hier nog een vraag over hebben heb ik [naam03] gevraagd om je even te bellen. Ze heeft vandaag haar laatste dag voor de vakantie. Groetjes [naam01] ”
19-07-2022 12:00 [verzoeker01] :
“Hi [naam01] !! Je uitleg is me volkomen duidelijk. Het huidige contract ziet derhalve sec op de 24 lesuren economie bij het [naam college01] .”
2.3.
Op 31 augustus 2022 schrijft [verzoeker01] – voor zover relevant – aan [naam03] (Maandag):
“Ter zake mijn 1e graads bevoegdheid als docent [bedrijfs]economie kan ik u verklaren dat deze bevoegdheid mij toekomt op grond van mijn afstuderen indertijd als fiscaal-econoom c.q. fiscaal-jurist aan de Rijks Universiteit Groningen [RUG]. (…).”
2.4.
Op 4 november 2022 schrijft [naam01] ( [functie01] Maandag) aan [verzoeker01] :
“Vandaag hebben wij elkaar op de vesting gesproken en hebben wij jou onderstaande medegedeeld. Hierbij breng ik jou schriftelijk op de hoogte van het aflopen van jouw project. De einddatum van jouw project bij [naam college01] is 04-11-2022.”
Op diezelfde dag antwoordt [verzoeker01] :
“Het moge naar ik meen voldoende duidelijk zijn dat ik momenteel ziek ben. Mitsdien voorshands niet in staat ben om mijn overeengekomen onderwijswerkzaamheden als gevolg van ziekte te verrichten.
Hetgeen u thans stelt moet derhalve als volkomen onrechtmatig worden beschouwd. Zoveel staat thans vast.
Voor de goede orde ik u overigens mede, dat ik na mijn ziekteherstel uiteraard nog immer bereid ben om de indertijd met uw organisatie overeengekomen werkzaamheden te verrichten.”
2.5.
Op 10 november 2022 schrijft [naam01] ( [functie01] Maandag) met [naam02] ( [functie02] Maandag) in de cc aan [verzoeker01] :
“Naar aanleiding van het gesprek van afgelopen week vrijdag 04-11-2022 en onderstaande mailwisseling nodigen wij u uit voor een afspraak op kantoor.
Wij verwachten u op dinsdag 15-11-2022 om 11.00 uur. Het gesprek zal plaatsvinden met [naam04] ( [functie03] ) en [naam02] ( [functie02] ).”
2.6.
Op 18 november 2022 schrijft [naam02] ( [functie02] Maandag) aan [verzoeker01] :
“Op uw curriculum vitae staat wee opleidingen, kandidaats economie [“oude stijl”] RU Groningen en doctorale fase economie [“nieuwe stijl”] (deel-tijd) vermeldt. Maandag® heeft meermaals gevraagd om uw diploma’s. Helaas hebben wij moeten concluderen dat u tot op heden beide diploma’s nog steeds niet heeft aangeleverd.
Op 31 augustus jl. heeft u bijgevoegd document met Maandag® gedeeld waarin u zelf verklaart een bevoegd eerstegraads economie docent te zijn. Echter is dit niet afdoende, gezien dit document geen diploma betreft.
Middels deze mail doe ik u nog eenmaal het dringende verzoek om maandag 21 november voor 16:00 uur uw diploma’s naar mij toe te mailen. Mocht u geen gehoor geven aan dit dringende verzoek, zullen wij genoodzaakt zijn om u op staande voet te ontslaan wegens het verstrekken van onjuiste informatie op uw curriculum vitae.”
Op diezelfde dag antwoordt [verzoeker01] :
“Inmiddels heb ik kennisgenomen van uw e-mailbericht de dato heden.
Ter zake de onderhavige kwestie verwijs ik u voorshands overigens graag naar de relevante correspondentie dienaangaande met uw uitzendorganisatie Maandag.
Naar ik meen liggen er nog wel wat andere mijnerzijds gestelde eenduidige vragen welke om een onmiddellijke beantwoording vragen. Bijvoorbeeld omtrent de toegepaste inlenersbeloning door Maandag.”
[verzoeker01] heeft zijn e-mail aan de RUG met het opvragen van zijn gegevens doorgestuurd aan Maandag.
2.7.
Op 23 november 2022 schrijft [verzoeker01] – voor zover relevant – aan [naam02] ( [functie02] Maandag):
“In reactie op uw e-mailbericht van vrijdag 18 november 2022 bericht ik u thans als volgt,
Van meet af aan heb ik tegenover uw Uitzendorganisatie, meer in het bijzonder tegenover mevrouw [naam01] en werkzaam bij uw organisatie, klip en klaar aangegeven dat de gegevens waarom u in dit verband vraagt niet meer beschikbaar en/of voorhanden zijn.
De oorzaak daarvan is gelegen in de omstandigheid dat al mijn diploma’s tezamen met 130 m3 bedrijfsinboedel indertijd bij een verhuisbedrijf in Groningen in de opslag zijn beland. Dat was eind jaren negentig. Na jaren van betalen voor deze opslag van mijn bedrijfsinventaris ben ik daar op een gegeven moment mee gestopt. Wat er vervolgens met al mijn eigendommen is gebeurd is mij volledig onbekend. Ik woonde immers op Curaçao tot het jaar 2020.
De verificatiemogelijkheid van de indertijd bij de economische faculteit van de RU Groningen behaalde studieresultaten was mij tot vrij onlangs overigens niet bekend.
Mitsdien kan ik u thans verblijden met mijn inmiddels gewaarmerkte studieresultaten bij de economische faculteit van de RU Groningen, deze tevens aan u doen toekomen en naar de inhoud waarvan ik u kortheidshalve wel mag verwijzen. (…).”
2.8.
Op 24 november 2022 antwoordt [naam02] ( [functie02] Maandag):
“Naar aanleiding van uw bericht mail ik u. Uit uw screenshot waarop de studieresultaten en het aantal ECTS-credits te zien zijn, blijkt niet dat u daadwerkelijk de volledige opleiding heeft afgerond, uw diploma bij RU Groningen heeft behaald en een bevoegd eerstegraad economie docent te zijn.
Ik wil u nog eenmaal 24 uur de tijd geven uw diploma’s bij mij aan te leveren. Mocht u geen gehoor geven aan dit dringende verzoek, zullen wij per direct overgaan om u op staande voet te ontslaan wegens het verstrekken van onjuiste informatie op uw curriculum vitae.
Verder kom ik middels deze mail terug op uw vraag met betrekking tot de 13de maand. U geeft aan dat deze vermeld staat in de cao VO. Echter valt op dit moment de 13 maand niet onder de inlenersbeloning. De ABU cao zal per 1-1-2023 aangepast worden, maar dat is nu niet van toepassing.”
2.9.
Op 25 november 2022 schrijft [naam02] ( [functie02] Maandag) aan [verzoeker01] :
“Ik heb u op 18 november jl. gemaild met het verzoek om van beide opleidingen die vermeld staan op uw curriculum vitae: kandidaats economie [“oude stijl”] RU Groningen en doctorale fase economie [“nieuwe stijl”] (deel-tijd) het diploma aan te leveren. Wij hebben de afgelopen periode meermaals hierom gevraagd.
Op 31 augustus jl. heeft bijgevoegd document met Maandag © gedeeld waarin u verklaart een bevoegd eerstegraad economie docent te zijn. Echter, zoals ik inmijn mail van 18 november jl. al aangaf, is dit niet afdoende, gezien dit document geen diploma betreft.
Op woensdag 23 november jl. heeft u een screenshot gemaild waarop de behaald studieresultaten en het aantal ECTS-credits te zien zijn. Hieruit blijkt
niet
dat u daadwerkelijk de volledige opleiding heeft afgerond, uw diploma bij RU Groningen heeft behaald en een bevoegd eerstegraad economie docent bent. In mijn reactie van 24 november jl. om 7:43 heb ik u nog eenmaal 24 uur de tijd gegeven om uw diploma’s aan te leveren waaruit blijkt dat u een bevoegd eerstegraad economie docent bent.
Helaas heeft u wederom geen gehoor gegeven aan dit laatste dringende verzoek om uw diploma’s aan te leveren. Wegens het verstrekken van onjuiste informatie op uw curriculum vitae bent u per direct op staande voet ontslagen.
Ik zal u as. maandag een mail sturen met uitleg over de vragen die u heeft met betrekking tot inlenersbeloning.
Ik hoop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.”
2.10.
Op 21 februari 2023 schrijft [naam05] ( [functie04] Maandag) – voor zover relevant – aan [naam06] (Locatiedirecteur [naam college01] ):
“Naar aanleiding van ons telefonisch contact stuur ik je hierbij de mail m.b.t. het project van [verzoeker01] .
- -
Dhr. [verzoeker01] geeft aan meer dan 24 lesuren te hebben gegeven en naast zijn lesgevende taken ook leerlingenbegeleiding en coaching aan een collega op zich nam. Dit zou betekenen dat hij voor 0,9 fte i.p.v. 0,8 fte heeft gewerkt. Dit klopt niet.
- -
Dhr. [verzoeker01] geeft aan extra te hebben gewerkt op de woensdagen. Dit klopt niet. (…)”
Op diezelfde dag antwoordt [naam06] :
“De genoemde klachten door “maandag” zijn juist. Wij hebben dhr. [verzoeker01] alleen ingezet voor lessen. Begeleiding op wat manier dan ook is nooit aan de orde geweest. Andersom is er wel heel veel begeleiding van school gekomen in de vorm van: Delen van PowerPoints en Delen van planningen.”
5
De beoordeling
in de zaak van het verzoek
5.1.
Ter zitting heeft [verzoeker01] zijn verzoek tot voorlopige voorziening (verzoek onder I) ingetrokken, zodat dit verzoek geen bespreking behoeft.
5.2.
[verzoeker01] heeft zich neergelegd bij de beëindiging van de arbeidsovereenkomst. De door [verzoeker01] ingediende verzoeken brengen mee dat de kantonrechter een oordeel moet vellen over de rechtsgeldigheid van het door Maandag gegeven ontslag op staande voet en de gevolgen daarvan wat betreft de door [verzoeker01] verzochte verklaring voor recht (verzoek onder II) en de vergoedingen (verzoeken onder II en IV).
5.3.
[verzoeker01] heeft het verzoek tijdig ingediend, omdat het (op 25 januari 2023 per e-mail) is ontvangen binnen twee maanden na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd.
5.4.
Gelet op artikel 7:678 lid 1 BW worden voor een werkgever als dringende redenen beschouwd zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van [verzoeker01] , die ten gevolge hebben dat van Maandag redelijkerwijze niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Hierbij moet het gaan om een zowel objectief- als subjectief dringende reden. Een objectief dringende reden is in zijn algemeenheid zo ernstig dat de arbeidsovereenkomst niet in stand kan blijven. Een subjectief dringende reden is voor de betreffende onderneming zo ernstig dat de arbeidsovereenkomst niet in stand kan blijven.
5.5.
Op grond van artikel 7:678 lid 2 onder a BW zal een dringende reden aanwezig geacht kunnen worden: “wanneer de werknemer bij het sluiten van de overeenkomst de werkgever heeft misleid door het vertonen van valse of vervalste getuigschriften, of deze opzettelijk valse inlichtingen heeft gegeven omtrent de wijze waarop zijn vorige arbeidsovereenkomst is geëindigd.” Uit het arrest HR 1 juli 1976, NJ 1977, 65 volgt meer specifiek: onjuiste inlichtingen verschaffen over voor de uitoefening van de functie noodzakelijke opleiding en/of diploma's is een dringende reden.
5.6.
Uit de ontslagbrief van 25 november 2022 volgt dat aan het ontslag op staande voet ten grondslag is gelegd dat [verzoeker01] “onjuiste informatie op zijn curriculum vitae heeft verstrekt”. De stelplicht en bewijslast van de dringende reden rust op de werkgever. Maandag heeft [verzoeker01] acht keer in de gelegenheid gesteld een bewijs van afstuderen over te leggen. [verzoeker01] heeft dat niet gedaan, zelfs niet in het kader van deze procedure, terwijl als niet, althans onvoldoende weersproken vast staat dat de Rijksuniversiteit Groningen desgewenst vervangende stukken voor in het ongerede geraakte diploma’s verstrekt. Daarmee heeft Maandag naar het oordeel van de kantonrechter voldoende aannemelijk gemaakt dat [verzoeker01] niet is afgestudeerd. Hij heeft op dat punt zijn werkgever dus bewust onjuist geïnformeerd. Dat levert een dringende reden op. Dat het Maandag niet zozeer ging om “diploma’s”, maar om enig bewijsstuk waaruit Groens universitaire graad kan blijken, had [verzoeker01] uit de gevoerde correspondentie over dit punt duidelijk moeten zijn.
5.7.
In artikel 7:677 lid 1 BW is bepaald dat ieder van de partijen bevoegd is de arbeidsovereenkomst op te zeggen om een dringende reden als bedoeld in artikel 7:678 BW, onder onverwijlde mededeling van die reden aan de wederpartij. Voor de vraag of het ontslag onverwijld is gegeven, is beslissend het tijdstip waarop (het vermoeden van) de dringende reden ter kennis is gekomen van degene die bevoegd was het ontslag te verlenen.
5.8.
Niet in geschil is dat [functie02] van Maandag, [naam02] (hierna: [naam02] ), degene is die bevoegd was om [verzoeker01] op staande voet te ontslaan. De kantonrechter neemt als vaststaand aan dat [naam02] op of rondom 10 november 2022 op de hoogte is gebracht van de feiten en omstandigheden die de dringende reden hebben opgeleverd, omdat op die datum de uitnodiging voor het gesprek op 15 november 2022 is verstuurd met [naam02] in de cc. Dit is door Maandag gesteld en op de zitting toegelicht, en door [verzoeker01] niet betwist.
5.9.
[verzoeker01] is uiteindelijk op 25 november 2022 ontslagen, dus vijftien dagen nadat (het vermoeden van) de dringende reden ter kennis is gekomen van [naam02] . Dat is in dit geval onverwijld. Daarbij weegt mee dat [naam02] op 18 en 24 november 2022 het ontslag op staande voet heeft aangekondigd wegens het verstrekken van onjuiste informatie op het curriculum vitae, in het geval [verzoeker01] niet binnen de gestelde fatale termijn (in eerste instantie tot maandag 21 november voor 16:00 uur en daarna, per brief van 24 november 2022), nog één keer binnen 24 uur) zijn diploma’s (of andere bewijsstukken waaruit zijn universitaire graad kon blijken,) zou aanleveren. De Hoge Raad erkent de mogelijkheid van een bij voorbaat gegeven ontslag op staande voet indien de werknemer een bepaalde handeling verricht of nalaat, HR 13 mei 1983, NJ 1983, 794 (Vroomen/ABN) en HR 28 april 1995, NJ 1995, 651, JAR 1995/111 (Lensen/Pieters). Het gaat dan om een ontslag op staande voet onder een voorwaarde. Het ontslag gaat pas in op het moment waarop voor de werkgever de aanwezigheid van de aan de werknemer meegedeelde dringende reden vaststaat. In dit geval is dat het moment waarop [verzoeker01] binnen de gestelde fatale termijn geen gehoor heeft gegeven aan het verzoek om zijn diploma’s of ander bewijs van afstuderen aan te leveren.
5.10.
De stelling van [verzoeker01] dat het ontslag niet onverwijld is gegeven, omdat meerdere personen werkzaam bij Maandag al vanaf meet af aan kennis hadden van de afwezigheid van de diploma’s van [verzoeker01] , wordt verworpen. Beslissend is immers wanneer de tot ontslagverlening bevoegde persoon binnen de onderneming kennis heeft genomen van de feiten die als dringende reden worden aangevoerd, zoals hiervoor al is overwogen.
5.11.
De conclusie luidt dan ook dat er sprake was van een dringende reden voor ontslag op staande voet. De verzochte verklaring voor recht dat aan de opzegging van de arbeidsovereenkomst door Maandag op 25 november 2022 geen dringende reden ten grondslag ligt (verzoek onder II), het verzoek tot het betalen van een vergoeding aan [verzoeker01] wegens onregelmatige opzegging (verzoek onder III) en het verzoek tot het betalen van een billijke vergoeding (verzoek onder IV), zullen dan ook bij gebrek aan grondslag worden afgewezen.
5.12.
De kantonrechter zal het concrete aanbod (in het bericht van 28 maart 2023) van [verzoeker01] om zijn stellingen door middel van getuigen te bewijzen, als te laat passeren. Het pas in dit stadium van de procedure (aanbieden van het) leveren van concreet bewijs met betrekking tot feiten die de kern van de procedure vormen, is te laat en in strijd met de goede procesorde.
Loonvordering en gecorrigeerde salarisspecificaties
5.13.
Tussen partijen staat vast dat zij in de arbeidsovereenkomst zijn overeengekomen dat het aantal werkuren van [verzoeker01] 32 per week (= 0,8 fte) bedraagt. [verzoeker01] stelt dat zijn werkelijke arbeidsomvang 1 fte bedroeg en verzoekt op grond daarvan tot betaling van achterstallig salaris (voor de periode van 1 augustus 2022 tot en met 25 november 2022) conform de (volgens hem) werkelijke arbeidsomvang van 1 fte (verzoek onder V). Het had op de weg van [verzoeker01] gelegen, gezien de gemotiveerde betwisting door Maandag, om zijn stelling te onderbouwen met concrete feiten en omstandigheden, en eventueel stukken, waaruit blijkt de werkelijke arbeidsomvang van [verzoeker01] 1 fte (in plaats van 0,8 fte) bedroeg en voorts dat [verzoeker01] als gevolg daarvan recht heeft op achterstallig salaris. [verzoeker01] heeft dit nageleten, zodat het verzoek als onvoldoende onderbouwd zal worden afgewezen. Nergens blijkt immers uit dat partijen anders zijn overeengekomen ten aanzien van de arbeidsomvang dan is opgenomen in de arbeidsovereenkomst. Uit de WhatsApp correspondentie van 18 en 19 juli 2022 (onder 2.2) en de e-mail van 21 februari 2023 van de locatiedirecteur van [naam college01] (onder 2.10) wordt zelfs bevestigd dat [verzoeker01] 0,8 fte werkt. Het afwijzen de loonvordering heeft als gevolg dat ook verzoek tot het verschaffen van gecorrigeerde salarisspecificaties zal worden afgewezen.
Eindejaarsuitkering en eindafrekening
5.14.
Op grond van artikel 9.8 lid 3 van cao VO versie 2022/2023, sinds 1 januari 2022 van toepassing, maakt [verzoeker01] aanspraak op een eindejaarsuitkering gelijk aan 8,33% van het bruto salaris (verzoek onder VII). In dat artikellid staat: “3. Voor uitzendkrachten die werkzaamheden voor de werkgever verrichten, geldt dat de desbetreffende uitlenende instantie voor wat betreft de beloning, inclusief toelagen en onkostenvergoedingen overeenkomstige arbeidsvoorwaarden toekent als die welke worden toegekend aan de werknemers in gelijk of gelijkwaardige functies in dienst van de inlenende instelling”.
5.15.
In artikel 16 van de ABU-cao 2022 (versie november 2021) staat echter: “Met ingang van 1 januari 2023 wordt sub j. aan lid 1 toegevoegd: j. vaste eindejaarsuitkeringen”. Nu de aanspraak van [verzoeker01] het tijdvak van 1 augustus 2022 tot 25 november 2022 betreft, komt het verzoek van [verzoeker01] niet voor toewijzing in aanmerking. Het valt gelet op laatstgenoemd artikellid immers niet in te zien waarom [verzoeker01] recht heeft op een eindejaarsuitkering nu hij werkzaam is geweest in de periode vóór 1 januari 2023. Het afwijzen de eindejaarsuitkering heeft als gevolg dat ook het verzoek tot het verschaffen van een gecorrigeerde eindafrekening op dit punt zal worden afgewezen.
5.16.
Het voorgaande heeft tot gevolg dat het verzoek ten aanzien van de wettelijke rente (verzoek onder VII) zal worden afgewezen.
5.17.
De proceskosten komen voor rekening van [verzoeker01] , omdat hij de in het ongelijke gestelde partij is (verzoek onder VIII).
in de zaak van het tegenverzoek
5.18.
De loonvordering van Maandag ten aanzien van teveel betaald loon tijdens dienstverband (verzoek onder I) zal bij gebrek aan (deugdelijke) grondslag worden afgewezen. [verzoeker01] heeft immers (kennelijk, ondanks gebrek aan bevoegdheid daartoe) het werk gedaan van een 1e graads bevoegd docent.
5.19.
De door Maandag verzochte gefixeerde schadevergoeding (verzoek onder II) is als onweersproken en op de wet gegrond toewijsbaar. De gefixeerde schadevergoeding is op grond van artikel 7:672 lid 11 BW gelijk aan het loon dat verschuldigd zou zijn geweest indien de arbeidsovereenkomst op 25 november 2022 niet met onmiddellijke ingang, maar met inachtneming van de toepasselijke opzegtermijn zou zijn opgezegd. Dat betekent dat de gefixeerde schadevergoeding gelijk is aan het loon over de periode van 25 november 2022 tot en met 31 december 2022, gelet op de toepasselijke opzegtermijn van één maand. Het bruto maandsalaris van [verzoeker01] bedroeg € 4.627,20 bruto per maand. Nu Maandag een bedrag van € 2.896,07 bruto vordert (op basis van het vaste loon van een onbevoegd docent, docentschaal LB 3), en de kantonrechter niet meer dan het gevorderde bedrag toe kan wijzen, zal [verzoeker01] worden veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 2.896,07 bruto.
5.20.
Nu partijen in de zaak van het tegenverzoek over en weer in het ongelijk zijn gesteld, is de kantonrechter van oordeel dat het redelijk is dat partijen ieder hun eigen proceskosten dragen (verzoek onder II).
Voorwaardelijke ontbinding
5.21.
Op het voorwaardelijk verzoek van Maandag om de arbeidsovereenkomst te ontbinden (verzoek onder IV), hoeft niet te worden beslist. Aan dat verzoek is de voorwaarde verbonden dat het ontslag op staande voet niet in stand wordt gelaten, en die voorwaarde is niet vervuld.
6
De beslissing
in de zaak van het verzoek
- wijst de verzoeken af;
- veroordeelt [verzoeker01] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van Maandag tot en met heden vaststelt op € 793,00 als het aan de gemachtigde van Maandag toekomende salaris;
in de zaak van het tegenverzoek
- veroordeelt [verzoeker01] tot betaling aan Maandag van de gefixeerde schadevergoeding van € 2.896,07 bruto;
- bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
- wijst af hetgeen meer of anders is verzocht.
Deze beschikking is gegeven door mr. O. van der Burg, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare zitting van 25 april 2023.