Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBDHA:2023:9295

Rechtbank Den Haag
27-06-2023
30-06-2023
10433902 RP VERZ 23-50169
Arbeidsrecht
Beschikking

In deze zaak speelt primair de vraag of het aan de orde stellen van de bestuursstructuur ernstige verwijtbaarheid van de zijde van de werknemer oplevert. Subsidiair speelt de vraag of de arbeidsverhouding tussen partijen ernstig en duurzaam is verstoord.

Rechtspraak.nl
AR-Updates.nl 2023-0778
VAAN-AR-Updates.nl 2023-0778

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Zittingsplaats ’s-Gravenhage

CdW/OvdB/c

Zaak-/rolnr.: 10433902 RP VERZ 23-50169

27 juni 2023

Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:

de stichting Stichting Hogeschool der Kunsten Den Haag ,

gevestigd te Den Haag,

verzoekende partij in de zaak van het verzoek,

verwerende partij in de zaak van het voorwaardelijk tegenverzoek,

gemachtigde: mr. M.A. Huisman,

tegen

[verweerder01] ,

wonende te [woonplaats01] ,

verwerende partij in de zaak van het verzoek,

verzoekende partij in de zaak van het voorwaardelijk tegenverzoek,

gemachtigde: mr. J.W. Dijke.

Partijen worden hierna aangeduid als “de Hogeschool” en “ [werknemer01] ”.

1 Het procesverloop

1.1.

De Hogeschool heeft de kantonrechter bij verzoekschrift, bij de griffie ingekomen op 4 april 2023, verzocht de arbeidsovereenkomst tussen partijen te ontbinden. [werknemer01] heeft een verweerschrift ingediend.

1.2.

Op 30 mei 2023 heeft de mondelinge behandeling van het verzoek plaats gevonden. Verschenen zijn [naam01] en [naam02] namens de Hogeschool, bijgestaan door mr. M.A. Huisman, en [werknemer01] in persoon, bijgestaan door mr. J.W. Dijke. Van het verhandelde ter zitting zijn door de griffier aantekeningen gemaakt die zich in het procesdossier bevinden.

Voorafgaande aan de mondelinge behandeling heeft de Hogeschool nog diverse producties overgelegd.

2 De feiten

Als niet, althans onvoldoende gemotiveerd weersproken, staan in deze procedure de navolgende feiten vast.

2.1.

De Hogeschool heeft twee faculteiten met een eigen specialisme in de kunsten: de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten (hierna: “KABK”) en het Koninklijk Conservatorium (hierna: “KC”). De Hogeschool biedt een scala aan kunstopleidingen aan circa 1.700 studenten, waarvan gemiddeld 900 studenten bij de KABK.

2.2.

[werknemer01] is geboren op [geboortedatum01] 1964 en sinds 23 mei 2022 in dienst bij de Hogeschool op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, laatstelijk in de functie van [functie01] van de KABK tegen een salaris van € 8.725,79 bruto per maand, exclusief emolumenten. Op de arbeidsovereenkomst is de cao HBO van toepassing.

2.3.

Naar aanleiding van diverse klachten over grensoverschrijdend gedrag, heeft eind 2020 een grootschalig onderzoek naar de cultuur binnen de KABK plaatsgevonden. Dit onderzoek heeft onder meer geleid tot een evaluatie en herijking van het uit 1989 daterende bestuursmodel van de Hogeschool, onder welk model de faculteitsdirecteuren van de KABK en het KC tevens bestuurder van de Hogeschool waren.

2.4.

De Raad van Toezicht heeft naar aanleiding van de evaluatie besloten het bestuursmodel te herzien, en de functies van bestuurder en faculteitsdirecteur te scheiden. Onderdeel van het nieuwe bestuursmodel was dat het College van Bestuur slechts uit één lid zou bestaan – de [functie02] – en dat het College van Bestuur verantwoording zou afleggen aan de Raad van Toezicht. Volgens de plannen zou tevens een managementteam worden opgericht, waarin de [functie02] van het College van Bestuur zou plaantsnemen, samen met de faculteitsdirecteuren van de KABK en het KC en de stafhoofden van Human Resources en Finance. De faculteitsdirecteuren zouden in de nieuwe bestuursstructuur samen met de [functie02] van het College van Bestuur een zogenoemde ‘driehoofdige topstructuur’ gaan vormen. Het nieuwe bestuursmodel zou in 2022 gefaseerd worden ingevoerd. Het besluit tot wijziging van het bestaande (oude) bestuursmodel in een nieuw model, zoals hiervoor beschreven, is genomen met instemming van de Centrale Medezeggenschapsraad. Per 11 juli 2022 zijn de statuten van de Hogeschool gewijzigd in overeenstemming met het nieuwe bestuursmodel. Met ingang van 22 augustus 2022 is de heer [naam01] (hierna: “ [naam01] ”) aangetreden als [functie02] van het College van Bestuur.

2.5.

In het profiel van de functie van [functie01] van de KABK staat, voor zover relevant, het volgende:

“Momenteel herijkt de Raad van Toezicht het bestuursmodel van de Hogeschool. De belangrijkste wijziging betreft de benoeming van een eenhoofdig College van Bestuur dat tevens als [functie02] fungeert van een driehoofdige topstructuur samen met de faculteitsdirecteuren KABK en KC.
Binnen deze driehoofdige topstructuur kan een portefeuilleverdeling naar aandachtsgebieden plaatsvinden, waarbij de eindverantwoordelijkheid voor het beleid en de beleidsuitvoering ligt bij de [functie02] CvB. (…)

De [functie01] :

(…)

- Brengt rust, duidelijkheid en continuïteit (…)”

2.6.

Op 6 september 2022 heeft de eerste vergadering van het managementteam plaatsgevonden. Bij de opening van deze vergadering heeft [werknemer01] aangekondigd een voorstel tot wijziging van de bestuursstructuur in te zullen dienen.

2.7.

Naar aanleiding van de gepresenteerde begroting van de Hogeschool voor het jaar 2023, heeft [werknemer01] bij e-mail van 2 december 2022 een aantal discussiepunten aan het managementteam verzonden, ter bespreking op 5 december 2022. Een discussiepunt betreft het verzelfstandigen van de KABK.

2.8.

In een e-mail van 5 december 2022 heeft de [functie02] van het College van Bestuur ( [naam01] ) naar aanleiding van [werknemer01] voorstellen ten aanzien van de bestuursstructuur aan [werknemer01] laten weten dat de nieuwe structuur een feit is. De redenen voor de nieuw gekozen structuur worden nog eens uiteengezet, waarbij wordt verwezen naar de moeilijke periode die de Hogeschool en de KABK hebben doorgemaakt. Wijziging van de nieuwe bestuursstructuur, zo schrijft [naam01] , is dan ook niet aan de orde. Het handhaven van het standpunt zoals door [werknemer01] ingenomen, en het verder uitdragen daarvan, kan leiden tot een fundamenteel conflict vanwege verschil van inzichten, aldus [naam01] . Tot slot schrijft [naam01] dat handhaving van [werknemer01] gezichtspunten een vruchtbare samenwerking onmogelijk zal maken, als gevolg waarvan dan wellicht een beëindiging van de arbeidsovereenkomst onder ogen zal moeten worden gezien.

2.9.

In een e-mail van 23 december 2023 schrijft [werknemer01] aan [naam01] dat hij wat betreft de inhoud van de e-mail van 5 december 2022 van [naam01] “helaas geen uitsluitsel kan geven” .

2.10.

[werknemer01] heeft begin januari 2023 om een gesprek met de Raad van Toezicht verzocht. Dit gesprek heeft op 16 januari 2023 plaatsgevonden. In het gespreksverslag staat het volgende:

“ [naam03] opent het overleg en nodigt [werknemer01] uit toe te lichten waarom hij om een gesprek met deze vertegenwoordiging van de RvT heeft verzocht. [werknemer01] licht toe dat hij het gesprek wil voeren naar aanleiding van de email van [naam01] dd 5-12-2022, waarin [naam01] [werknemer01] verzoekt om zich te voegen naar het governance-model dat met de komst van [naam01] is geëffectueerd. [werknemer01] is het niet eens met deze structuur omdat het wat hem betreft niet tot de beoogde resultaten en groei en bloei van de faculteiten/hogeschool zal leiden. De eindverantwoordelijkheid als [functie01] is te beperkt, met name op het gebied van HR en Financiën. Hij geeft daarin voorbeelden. Beter zou een driekoppig bestuursmodel zijn waar de verantwoordelijkheden verdeeld worden. Sowieso is het begrip Centraal Bureau geen inspirerende. Hij heeft meer last dan gemak van de ondersteuning en wil daar zelf meer sturing geven. Er ontspint zich een discussie waarin de RvT aangeeft voor dit model na ampele overweging te hebben gekozen en met tegenargumenten komt. Het is het geëigende (en ook veel voorkomende) model binnen ons HBO onderwijssysteem. Deze problemen het hoofd te bieden en de volwassenheid van de organisatie te ontwikkelen. Daarom is juist de positionering van het Centraal Bureau in deze structuur de goede keuze. [werknemer01] houdt in de discussie vast aan zijn mening. De RvT bevestigt onverminderd dat ze vasthouden aan de structuur, dat het noodzakelijk is dat [werknemer01] zich daarin voegt en dat uitdraagt. Het is de weloverwogen keuze, nodig voor de ontwikkeling van de organisatie. [werknemer01] was ook op de hoogte van deze keuze toen hij in zijn procedure zat en bij aantreden. Het is cruciaal dat het topmanagement één taal spreekt, unisono. Anders leidt dit tot verwarring, schade en ondermijning. [werknemer01] wordt gevraagd zich hierover expliciet uit te spreken. [werknemer01] geeft aan hierover te willen nadenken.
Afgesproken wordt op korte termijn weer bij elkaar te komen.”

2.11.

Op 8 februari 2023 heeft een overleg van het managementteam plaatsgevonden. Tijdens dit overleg heeft [werknemer01] , wederom aangekondigd dat hij het bestuursmodel aan de orde wenst te stellen aan de hand van een notitie van zijn hand.

2.12.

Op 10 februari 2023 heeft een vervolggesprek plaatsgevonden tussen [werknemer01] en de Raad van Toezicht. In het verslag van dit gesprek staat, voor zover relevant, het volgende:

“(…)

[werknemer01] geeft aan zich grote zorgen te maken over de toekomst van de KABK. De governance structuur biedt in zijn ogen geen ruimte voor groei en er is veel werk te doen op het gebied van samenwerking binnen de KABK en het geheel. De structuur zoals deze door de RvT is vastgesteld, zorgt er ten principale voor dat de ruimte beperkt wordt, omdat die te veel op hiërarchie berust en op top down mechanismen. Het zou platter moeten zijn en daarom is een driekoppig bestuur niet alleen beter, het voorkomt dat de dingen slechter zullen gaan. Hij geeft het voorbeeld van St Joost, dat sinds het onderdeel is van een grotere organisatie zijn identiteit, volgens [werknemer01] , is kwijtgeraakt. Spontaniteit in mogelijkheden wordt door de structuur beperkt. Daarnaast is de positionering van de centrale diensten zodanig dat ze te veel zeggenschap hebben op thematiek die in de faculteit belegd zou moeten zijn. De diensten hebben te weinig feeling met de context van de faculteit. Zelfstandig kunnen opereren als faculteit is belangrijk om de positie van de KABK te handhaven en te versterken, want die positie is zwak, aldus [werknemer01] .

RS reageert en geeft aan de door [werknemer01] aangedragen argumenten niet erg sterk te vinden, en dat er voor ieder argument ook even goede tegenargumenten te vinden zijn. De bestuursstructuur – en de daaraan ten grondslag liggende uitganspunten – zijn goed overdacht en komen mede voort uit de wensen van docenten, medewerkers, studenten en medezeggenschap vóór, tijdens en na het Bezemer&Schubad onderzoek.

SM geeft aan dat niet zozeer de structuur, maar de cultuur zich moet
ontwikkelen. Samenwerking is daarbij de sleutel.

[werknemer01] herhaalt dat om met de KABK verder te komen een driekoppig bestuur beter is en dat de extra laag te machtig is. Financiën trekt te veel naar zich toe, bepaalt de financiële agenda en roomt te veel af voorafgaand aan de ruimte die er voor de faculteiten overblijft.

RS bestrijdt dit en geeft aan dat [werknemer01] binnen de structuur ruimte heeft om de KABK naar eigen inzicht verder te ontwikkelen en het ‘merk’ verder te versterken. [werknemer01] heeft, anders dan hij aangeeft in zijn notitie, wel degelijk verantwoordelijkheid voor financiën en HR, maar binnen de matrixstructuur van de HdK als geheel. RS memoreert ook dat een eerder uitgevoerde vergelijking heeft aangegeven dat de ondersteunende diensten nu (te) lean zijn georganiseerd vergeleken met collega instellingen. Er is daarom ingezet op verdere professionalisering van de ondersteunende diensten om daarmee de faculteiten te faciliteren en zich meer op de onderwijstaak te kunnen richten.
AH benadrukt dat juist het thema samenwerking waar [werknemer01] naar verwijst, in gezet kan worden in de nieuwe governance en dat alles erop gericht is dat te doen.
Ook geeft zij, aangezien [werknemer01] die redenen niet lijkt te kennen, in het kort aan wat de bezwaren waren in de oude, platte bestuursstructuur: gebrek aan escalatiemogelijkheden, gebrek aan samenwerking, gebrek aan synergie. De keuze voor de nieuwe structuur is met inbreng en inspraak, en mede op verzoek van medewerkers en MR tot stand gekomen. AH zegt niet goed te begrijpen waarom [werknemer01] zich direct na zijn aanstelling al is gaan verzetten tegen de bestuursstructuur, terwijl deze duidelijk was ten tijde van zijn sollicitatie. [werknemer01] zegt zich bewust te zijn geweest van de bestuursstructuur, maar het hier vanaf het begin niet mee eens te zijn geweest.

[werknemer01] en de RvT komen niet dichter bij elkaar.

SM rondt het gesprek af. Ze vat samen dat de structuur staat en niet zal worden aangepast. De RvT verwacht dat [werknemer01] de topstructuur in woord en daad zal omarmen en uitdragen, en dat hij zich volledig zal inzetten om dit model, samen met zijn collega’s, goed te implementeren.
vraagt vervolgens “wat we dan moeten doen om de RvT hier wel over na te laten denken”.
(…)”

2.13.

In een e-mail van 11 februari 2023 aan de [functie02] van de Raad van Toezicht (mevrouw [naam04] ) schrijft [werknemer01] dat de door de Raad van Toezicht genoemde argumenten naar zijn mening voldoende overtuigingskracht missen om af te zien van een driekoppig College van Bestuur. Verder schrijft [werknemer01] in de e-mail dat zijn advies om de twee faculteitshoofden (waaronder dus [werknemer01] zelf) in het College van Bestuur op te nemen, wordt gehandhaafd.

2.14.

Op 16 februari 2023 heeft [naam01] mondeling aan [werknemer01] medegedeeld dat de Hogeschool voornemens is zijn arbeidsovereenkomst te beëindigen. De Hogeschool heeft daarbij voorgesteld om in onderling overleg tot een beëindigingsregeling te komen.

2.15.

[werknemer01] heeft de medezeggenschapsorganen van de Hogeschool vervolgens van het gerezen conflict op de hoogte gebracht. Het College van Bestuur en de Raad van Toezicht hebben op 19 februari 2023 diverse brieven ontvangen van de medezeggenschapsorganen binnen de Hogeschool over de voorgenomen beëindiging van de arbeidsovereenkomst van [werknemer01] , waarin zorg over de ontstane situatie wordt geuit.

2.16.

In een brief van 20 februari 2023 schrijft [naam01] aan [werknemer01] onder meer dat er sprake is van een inmiddels duurzaam verstoorde arbeidsverhouding, waardoor beëindiging van de arbeidsovereenkomst onvermijdelijk is geworden. Bij brief van 21 februari 2023 heeft [naam01] een voorstel voor een beëindigingsovereenkomst aan [werknemer01] toegezonden.

2.17.

In een e-mail van 7 maart 2023 schrijft [werknemer01] aan [naam01] onder meer dat de “poging om hem te ontslaan bewijst dat er sprake is van een organisatorische systeemfout” en dat bij aanvang van de start van het academisch jaar 2022/2023 is gebleken dat de nieuwe hogeschoolstructuur niet werkt.

2.18.

In een brief van 22 maart 2023 schrijft [naam01] aan [werknemer01] onder meer dat het voorgenomen besluit tot het ontslag van [werknemer01] is omgezet in een definitief besluit en dat de Hogeschool zo nodig een verzoekschrift tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst zal indienen, tenzij partijen op korte termijn overeenstemming bereiken over de beëindiging van de arbeidsovereenkomst.

2.19.

Op 27 maart 2023 heeft [werknemer01] een e-mail verzonden aan alle studenten en medewerkers van de KABK, getiteld ‘Break the Pattern’. In de e-mail beschrijft [werknemer01] het meningsverschil met het College van Bestuur en de Raad van Toezicht over het bestuursmodel en het voornemen van de Hogeschool om de arbeidsovereenkomst met [werknemer01] te beëindigen. Als bijlage heeft [werknemer01] diverse stukken bijgevoegd, waaronder de onder 2.8 vermelde e-mail van [naam01] , en een samenvatting van het door de Hogeschool gedane beëindigingsvoorstel van 21 februari 2023.

2.20.

Bij brief van 27 maart 2023 heeft [naam01] aan [werknemer01] medegedeeld dat [werknemer01] met onmiddellijke ingang is geschorst vanwege de onder 2.19 vermelde e-mail van [werknemer01] aan alle studenten en medewerkers van de KABK.

2.21.

Op 27 maart 2023 is op het internet een petitie gestart getiteld ‘Break the Pattern’. In deze petitie wordt onder meer geëist dat [werknemer01] aanblijft als [functie01] van de KABK.

2.22.

In een brief van 31 maart 2023 schrijft de heer [naam02] ( [functie03] van de Hogeschool) aan [werknemer01] dat de Hogeschool heeft vernomen dat [werknemer01] een ruimte gebruikt om werknemers en studenten van de KABK te ontvangen en dat dit in strijd is met de opgelegde maatregel van schorsing. [werknemer01] is verzocht daarmee te stoppen.

2.23.

Op 31 maart 2023 is op de KABK door studenten een pamflet verspreid, waarin onder meer opheffing van de schorsing van [werknemer01] wordt geëist.

2.24.

Op 1 april 2023 is een open brief van een groot aantal departementshoofden van de KABK verschenen, waarin zij [werknemer01] verwijten grote schade aan de KABK te hebben toegebracht. “We see these actions as an abuse of power, and we have collectively lost our confidence in working with this director again” , zo staat in de brief, die door zeventien departementshoofden is onderschreven.

3 Het verzoek

3.1.

De Hogeschool verzoekt de arbeidsovereenkomst met [werknemer01] te ontbinden op grond van artikel 7:671b lid 1, onderdeel a, van het Burgerlijk Wetboek (BW), primair in verbinding met artikel 7:669 lid 3, onderdeel e BW, subsidiair artikel 7:669 lid 3, onderdeel g BW en bij de ontbinding van de arbeidsovereenkomst geen rekening te houden met de toepasselijke opzegtermijn wegens ernstig verwijtbaar handelen van [werknemer01] en hem geen transitievergoeding toe te kennen wegens ernstig verwijtbaar handelen, met veroordeling van [werknemer01] in de kosten van deze procedure.

3.2.

Aan dit verzoek legt de Hogeschool ten grondslag dat primair sprake is van verwijtbaar handelen van [werknemer01] en subsidiair een duurzaam verstoorde arbeidsrelatie, waardoor in redelijkheid niet meer van de Hogeschool gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst voort te zetten. Ter onderbouwing daarvan heeft de Hogeschool het volgende naar voren gebracht. De Hogeschool heeft in 2022 een nieuwe bestuursstructuur geïmplementeerd, waarbij een belangrijke overweging was dat de faculteitsdirecteuren van de Hogeschool geen onderdeel meer zouden uitmaken van het College van Bestuur. [werknemer01] was van deze structuur op de hoogte tijdens de sollicitatieprocedure en heeft bewust een positie als [functie01] binnen deze structuur geaccepteerd. Sinds de start van het academisch jaar 2022/2023 heeft [werknemer01] bij herhaling geprobeerd de bestuursstructuur ter discussie te stellen en te ondermijnen, wat heeft geleid tot een ernstig verstoorde arbeidsverhouding en onrust binnen de KABK en daarbuiten. In zijn positie als [functie01] heeft [werknemer01] de hele KABK-gemeenschap betrokken in zijn arbeidsconflict met de Hogeschool. Hij heeft zichzelf doelbewust lijnrecht tegenover het College van Bestuur gepositioneerd en zo intern een ‘wij’/’zij’-tegenstelling gecreëerd waarmee hij de KABK en de Hogeschool forse schade heeft berokkend. [werknemer01] heeft moedwillig getracht de KABK-gemeenschap achter zich te krijgen en daarmee twee ‘kampen’ doen ontstaan. [werknemer01] wist dat de Raad van Toezicht zich achter de bestuursstructuur én de [functie02] van het College van Bestuur schaarde en dat de structuur niet zou worden aangepast. Daar heeft [werknemer01] zich echter niets van aangetrokken en hij heeft weloverwogen – en met selectieve informatie – een ramkoers ingezet. Niet alleen heeft [werknemer01] daarmee de relatie tussen hem en de Hogeschool onherstelbaar beschadigd, ook heeft [werknemer01] in zijn positie als faculteitsdirecteur van de KABK ernstig verwijtbaar gehandeld. De Hogeschool ziet dan ook geen enkele grond meer voor voortzetting van de arbeidsovereenkomst. Gelet op de omstandigheden waarin dit verzoek wordt gedaan en de ernstig verstoord geraakte verhoudingen tussen partijen ligt herplaatsing niet in de rede. Vanwege de ernstig verwijtbare gedragingen van [werknemer01] dient de arbeidsovereenkomst op een zo kort mogelijke termijn te worden ontbonden, zonder rekening te houden met een opzegtermijn en zonder toekenning van een transitievergoeding of enig andere vergoeding.

4. Het verweer en het voorwaardelijk tegenverzoek

4.1.

[werknemer01] verweert zich tegen het verzoek en stelt dat de verzochte ontbinding moet worden afgewezen. Hij voert daartoe – samengevat – het volgende aan. Van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten is geen sprake. Slechts in uitzonderlijke situaties kan er sprake zijn van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten. In de jurisprudentie ligt de lat hoog voor het aannemen van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten. Er is in deze procedure geen aanknopingspunt voor (ernstig) verwijtbaar handelen of nalaten. Ontbinding van de arbeidsovereenkomst op deze grond moet dan ook worden afgewezen. Ook op grond van een verstoorde arbeidsverhouding is een ontbinding niet toe te wijzen. Uit de petitie blijkt dat veel mensen achter [werknemer01] staan (studenten en docenten). De medezeggenschapsraden hebben negatief geadviseerd. Niet het gehele management heeft zich tegen [werknemer01] gekeerd. De hoofden van de grote departementen hebben niet de verklaring ondertekend waarin een verdere samenwerking met [werknemer01] wordt afgewezen. Er is voldoende draagvlak voor [werknemer01] om aan te blijven als faculteitsdirecteur. Van belang hierbij is dat [werknemer01] tot op heden zijn werkzaamheden heeft verricht binnen het huidige bestuursmodel. [werknemer01] heeft nimmer geëist dat het bestuursmodel op korte termijn moest worden gewijzigd. Hij heeft slechts gewezen op de gebreken. [werknemer01] zal ook in de toekomst zijn werkzaamheden willen blijven verrichten binnen het huidige bestuursmodel. De gespannen verhouding met het College van Bestuur en de Raad van Toezicht kan zonder meer worden weggenomen door mediation.

4.2.

Voor zover de kantonrechter van oordeel is dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen niet in stand kan blijven, verzoekt [werknemer01] de arbeidsovereenkomst te ontbinden met inachtneming van de geldende opzegtermijn van 3 maanden en 1 week en aan [werknemer01] een transitievergoeding van € 4.496,31 en billijke vergoeding ten laste van de Hogeschool toe te kennen van € 383.436,00 en de Hogeschool te veroordelen in de kosten van deze procedure.

4.3.

Aan dit verzoek legt [werknemer01] het volgende ten grondslag. De Hogeschool heeft te snel aangestuurd op een beëindiging van de arbeidsovereenkomst en daarmee ernstig verwijtbaar gehandeld. Tijdens de sollicitatieprocedure is aan [werknemer01] een ander bestuursmodel voorgehouden dan er in de praktijk is. Door het handelen van de Hogeschool is zijn naam als [functie01] en bestuurder in de creatieve sector beschadigd geraakt. [werknemer01] heeft zijn werkzaamheden naar behoren uitgevoerd en had alleen een kritische blik op het bestuursmodel. Niet gesteld kan worden dat de positie van [werknemer01] binnen de organisatie onhoudbaar is geworden. Er is binnen en buiten de KABK nog steeds een groot draagvlak voor [werknemer01] . [werknemer01] is in dienst voor onbepaalde tijd. De arbeidsovereenkomst had zeker nog langer kunnen duren omdat [werknemer01] goed functioneert als faculteitsdirecteur. Als gevolg van een ontbinding van de arbeidsovereenkomst zal [werknemer01] wellicht zijn aangewezen op een WW-uitkering, hetgeen inkomensachteruitgang en pensioenschade met zich meebrengt. Binnen de culturele sector is de banencarrousel gekoppeld aan de vierjarige subsidiecyclus. Alle culturele instellingen zijn thans voorzien van management voor de komende jaren. Het zal voor [werknemer01] dan ook moeilijk worden om de komende jaren in een vergelijkbare functie binnen de culturele sector werkzaam te zijn. De Hogeschool heeft [werknemer01] met ingang van 27 maart 2023 geschorst. Dit alles brengt met zich dat [werknemer01] een billijke vergoeding vordert ter hoogte van 36 maanden salaris verhoogd met vakantiegeld, dertiende maand en de maandelijkse arbeidsmarkttoelage van € 500,00. Dit komt neer op een bedrag van € 383.436,00.

5 De beoordeling

in het verzoek en het voorwaardelijk tegenverzoek

5.1.

Uit artikel 7:669 lid 1 BW volgt dat een arbeidsovereenkomst alleen kan worden ontbonden indien daar een redelijke grond voor is, en herplaatsing van de werknemer binnen een redelijke termijn niet mogelijk is of niet in de rede ligt. In artikel 7:669 lid 3 BW is nader omschreven wat onder een redelijke grond moet worden verstaan. Bij regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 23 april 2015 ( Stcrt. 2015/12685) zijn daarvoor nadere regels gesteld (Ontslagregeling). Enig verband met een in de wet opgenomen opzegverbod is in deze zaak gesteld, noch gebleken.

5.2.

De vraag of in dit geval sprake is van een redelijke grond in de zin van artikel 7:669 BW, dient te worden beantwoord tegen de achtergrond van de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden. De kantonrechter acht het van belang die feiten nader te bespreken, mede tegen het licht van hetgeen partijen over en weer hebben gesteld. Zo blijkt uit de gestelde feiten onder meer dat de Hogeschool vóór het aantreden van [werknemer01] een onrustige periode achter de rug had, onder meer als gevolg van diverse klachten over grensoverschrijdend gedrag binnen de KABK. Naar aanleiding van het onder 2.3 vermelde onderzoek is op 13 december 2021 de huidige bestuursstructuur vastgesteld door de Raad van Toezicht (hierna verder: RvT), met instemming van de Centrale Medezeggenschapsraad. De statuten van de Hogeschool zijn op 11 juli 2022 aangepast aan het nieuwe bestuursmodel.

5.3.

In de functieomschrijving van de [functie01] KABK, die de waarnemend [functie01] in 2022 zou gaan vervangen, is reeds melding gemaakt van het feit dat het bestuursmodel van de Hogeschool werd gewijzigd, en dat in het nieuwe bestuursmodel de [functie02] van het College van Bestuur (hierna verder: CvB) eindverantwoordelijk is voor beleid en beleidsvoering. Dat wist [werknemer01] dus toen hij solliciteerde naar de functie [functie01] KABK. Als onweersproken staat vast dat de nieuwe structuur met [werknemer01] is besproken en dat [werknemer01] tijdens, en na afloop van de sollicitatiegesprekken geen opmerkingen over de nieuwe bestuursstructuur heeft gemaakt. Uit het onder 2.12 weergegeven verslag van het gesprek tussen [werknemer01] en de Raad van Toezicht blijkt ook dat [werknemer01] van de nieuwe bestuursstructuur bij zijn aantreden op de hoogte was: “(…) AH zegt niet goed te begrijpen waarom [werknemer01] zich direct na zijn aanstelling al is gaan verzetten tegen de bestuursstructuur, terwijl deze duidelijk was ten tijde van zijn sollicitatie. [werknemer01] zegt zich bewust te zijn geweest van de bestuursstructuur, maar het hier vanaf het begin niet mee eens te zijn geweest (…)” . [werknemer01] , die per 22 mei 2022 in dienst trad, had in de maanden daarna zitting in één van de twee adviescommies in het kader van de selectieprocedure voor de nieuwe [functie02] van het CvB ( [naam01] ), die met unanieme goedkeuring (dus ook die van [werknemer01] ) van beide commissies werd benoemd, en per 22 augustus 2022 aantrad. [werknemer01] heeft, zo leidt de kantonrechter uit de unanimiteit van de goedkeuring, zich ten tijde van de benoemingsprocedure van [naam01] , volledig achter de (nieuwe) bestuursstructuur geschaard, zoals ook de Hogeschool met het vermelden van deze feiten kennelijk heeft willen betogen.

5.4.

Als niet weersproken staat vast dat [werknemer01] direct, aan het begin van de eerste vergadering van het managementteam heeft [werknemer01] aangekondigd een voorstel te zullen doen tot wijziging van de topstructuur van de Hogeschool, waarbij hij verzelfstandiging van de KABK als mogelijkheid opperde. Dat dit tot verbazing en een tumultueuze vergadering heeft geleid, zoals de Hogeschool heeft gesteld, acht de kantonrechter, tegen de achtergrond van de hiervoor weergegeven feiten zonder meer aannemelijk. In de voorgaande jaren was door de Hogeschool immers net op basis van onderzoek besloten tot de nieuwe bestuursstructuur, met het doel om de nodige rust op de academie te laten weerkeren.

5.5.

De kantonrechter acht het dan ook begrijpelijk dat de [functie02] van het CvB [werknemer01] heeft verzocht zich te conformeren aan het nieuwe bestuursmodel, zoals onweersproken door de Hogeschool is gesteld. [werknemer01] heeft aan dit verzoek geen gevolg gegeven.

Dat blijkt onder meer uit het feit dat hij op 2 december 2022 een e-mail heeft gestuurd naar het managementteam, waarin hij wederom aandringt op een wijziging van de bestuursstructuur, onder meer inhoudende dat hij zelf (met de [functie01] van het KC) tot het CvB zou toetreden. Hij oppert daarbij ook de mogelijkheid van verzelfstandiging van de KABK. Nogmaals is hem, naar eveneens onweersproken door de Hogeschool is gesteld, door de [functie02] van het CvB verzocht zich te committeren aan het bestuursmodel. [werknemer01] heeft daarop de kwestie echter hogerop gespeeld door de kwestie met de RvT te willen bespreken. Ook de RvT heeft [werknemer01] duidelijk gemaakt dat de gekozen bestuursstructuur niet zou worden gewijzigd, waarbij werd ingegaan op de redenen om voor die structuur te kiezen. De RvT heeft [werknemer01] in een gesprek gewezen op de onrust die zijn diverse acties om de bestuursstructuur steeds weer ter discussie te stellen op bestuurlijk niveau veroorzaakten. De RvT heeft zich bereid verklaard om nog een vervolggesprek met [werknemer01] te houden. Ondanks de reeds gehouden gesprekken met de [functie02] van het CvB en de RvT, waarin [werknemer01] is uitgelegd waarom voor de huidige bestuursstructuur is gekozen, en hem is gezegd dat die niet zal worden gewijzigd, heeft [werknemer01] in de vergadering van het managementteam van 8 februari 2023 wederom aangekondigd de bestuursstructuur aan de orde te willen stellen. Ook de nieuw aangetreden [functie01] van het KC wordt door de aankondiging van [werknemer01] geconfronteerd met het verschil van inzicht tussen [werknemer01] enerzijds en de [functie02] van het CvB en de RvT anderzijds.

5.6.

Twee dagen later heeft [werknemer01] in het vervolggesprek met de RvT te horen gekregen dat de bestuursstructuur niet ter discussie staat, en wordt hem wederom gevraagd zich daaraan te committeren. [werknemer01] schrijft in zijn mail van 11 februari 2023 aan de RvT als reactie op het vervolggesprek dat de leden van de RvT verantwoordelijkheid hebben gedragen voor “de ontstane situatie”.

5.7.

In een bericht van 5 december 2022 had de [functie02] van het CvB reeds de mogelijkheid van een beëindiging van de arbeidsovereenkomst met [werknemer01] geopperd, indien [werknemer01] de bestaande bestuursstructuur niet zou willen accepteren. Op 16 februari 2023 laat de [functie02] van het CvB in een gesprek aan [werknemer01] weten vanwege de verstoorde verhoudingen tussen hem en de RvT enerzijds, en [werknemer01] anderzijds, de arbeidsovereenkomst met [werknemer01] te willen beëindigen, en daartoe een voorstel te willen doen. Als niet (gemotiveerd) weersproken staat vast dat [werknemer01] daarop tegen de [functie02] CvB heeft gezegd dat het kan gaan “knallen”, zonder duidelijk te maken wat hij daarmee bedoelde.

5.8.

[werknemer01] heeft het verzoek van de [functie02] CvB om het geschil vertrouwelijk te behandelen genegeerd, en heeft (zoals door de Hogeschool onweersproken is gesteld) de medezeggenschapsorganen van het geschil op de hoogte gebracht, zoals ook blijkt uit brieven die de [functie02] van het CvB en de RvT in de dagen daarna van de medezeggenschapsorganen ontvingen, en waarin zorgen worden geuit over het ontstane conflict. Op een door de Hogeschool gedaan beëindigingsvoorstel, heeft [werknemer01] gereageerd door te stellen dat het bieden van geld door de Hogeschool om een KABK-collega te lozen aan zijn ambitie voorbij gaat .

5.9.

Op 27 maart 2023 heeft [werknemer01] een e-mail aan alle studenten van de KABK gestuurd, waarin hij, onder toevoeging van onder meer het aan hem gedane (vertrouwelijke) beëindigingsvoorstel. Uit de onder 2.19 t/m 2.24 vermelde feiten kan naar het oordeel van de kantonrechter de conclusie worden getrokken dat, zoals de Hogeschool heeft aangevoerd, thans binnen de KABK sprake is van een ernstige (bestuurs)crisis, waarbij “kampen” van voor- en tegenstanders van de [functie02] van het CvB/RvT respectievelijk van [werknemer01] zijn ontstaan.

5.10.

Naar het oordeel van de kantonrechter volgt uit de hiervoor weergegeven gang van zaken allereerst dat de arbeidsverhouding tussen de Hogeschool en [werknemer01] zodanig is verstoord, dat van de Hogeschool in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst langer te laten voortduren. Het feit dat een aantal medewerkers en studenten [werknemer01] steunen, zoals [werknemer01] ter zitting heeft aangevoerd, is in dezen, anders dan [werknemer01] meent, niet relevant, omdat de betreffende leerkrachten en studenten de werkgever in deze kwestie niet vertegenwoordigen. De werkgever van [werknemer01] is de Hogeschool, vertegenwoordigd door de [functie02] van het CvB en de RvT.

Voorts is de kantonrechter van oordeel dat [werknemer01] de verstoring van de arbeidsverhouding met de Hogeschool volledig aan zichzelf heeft te wijten. [werknemer01] kende bij zijn sollicitatie en aantreden het bestuursmodel/de bestuursstructuur. Het is niet aan [werknemer01] als werknemer om, zoals hij heeft gedaan, die structuur aanhoudend, en op verschillende bestuursniveaus, ter discussie te stellen, op een zodanige wijze dat daardoor de feitelijke invulling van die (nieuwe) bestuursstructuur wordt gefrustreerd. Dat klemt temeer, nu [werknemer01] in diverse gesprekken met de [functie02] van het CvB en de RvT duidelijk is gemaakt dat de nieuwe structuur niet onmiddellijk weer ter discussie zou worden gesteld. [werknemer01] heeft door de klemmende verzoeken om zich aan de bestuursstructuur te conformeren te negeren, een onhoudbare werkverhouding gecreëerd, zoals de Hogeschool terecht heeft aangevoerd. Dat de verhoudingen tussen [werknemer01] en de [functie02] van het CvB en de RvT op deze wijze verstoord zouden raken, is een voor [werknemer01] voorzienbaar gevolg van zijn handelen te achten. Gelet op de indringende gesprekken die door de [functie02] van het CvB en de RvT met [werknemer01] over de (redenen van de nieuwe) bestuursstructuur zijn gevoerd, en de reacties daarop van [werknemer01] (uitmondende in een kampenstrijd binnen de KABK), is de kantonrechter met de Hogeschool dan ook van oordeel dat sprake is van een ernstige en duurzame verstoring van de arbeidsverhouding. Reeds op die grond kan de arbeidsovereenkomst worden ontbonden.

5.11.

De kantonrechter is evenwel van oordeel dat [werknemer01] van de ontstane crisis ook een ernstig verwijt kan worden gemaakt. Uit het voorgaande blijkt naar het oordeel van de kantonrechter dat [werknemer01] zich wel degelijk van de huidige bestuursstructuur bewust was bij zijn aantreden. Zijn verweer dat hem tijdens zijn sollicitatie een ander organogram is getoond, op grond waarvan die structuur hem niet duidelijk zou zijn geweest, wordt gepasseerd, allereerst omdat hij in het gesprek met de RvT zelf heeft gezegd van die structuur op de hoogte te zijn (zie 2.12). Voorts staat die structuur ook in de functieomschrijving al genoemd. Als onweersproken staat vast dat hij noch tijdens zijn sollicitatie, noch in zijn hoedanigheid van lid van de adviescommissie in het kader van de benoeming van de [functie02] van het CvB enige opmerking over die structuur heeft gemaakt. Wat hiervan ook zij, het verweer baat [werknemer01] niet, omdat, zelfs indien de bestuursstructuur [werknemer01] niet duidelijk zou zijn geweest, die omstandigheid geen rechtvaardiging oplevert om die structuur op een zodanige wijze (steeds weer) aan de orde te stellen, dat de KABK in een (bestuurs)crisis belandt.

5.12.

Naar het oordeel van de kantonrechter is de ernstige verwijtbaarheid met name gelegen in het feit dat [werknemer01] zijn verschil van inzicht over de bestuursstructuur, en zijn daaruit voortvloeiend arbeidsgeschil met de Hogeschool, openbaar heeft gemaakt, terwijl hij wist, althans had moeten beseffen dat daarmee de al bestaande bestuurscrisis zou uitmonden in een crisis die de hele Hogeschool zou schaden. [werknemer01] is aangesteld om de nodige rust binnen de KABK te herstellen en te continueren. Het voor [werknemer01] voorzienbare, (en gelet op zijn opmerking “dat het kan gaan knallen” wellicht zelfs beoogde) gevolg van de keuze om de medezeggenschapsraden, leerkrachten en studenten bij zijn arbeidsgeschil over de verschillen in visie op de bestuursstructuur te betrekken, namelijk een voor de KABK schadelijke crisis, is [werknemer01] ernstig te verwijten. Dat [werknemer01] , zoals hij ter zitting nog heeft aangevoerd, slechts transparant wilde zijn, maakt het voorgaande niet anders, omdat hij zich uit hoofde van zijn functie had dienen te onthouden van handelingen die een voorzienbare crisis als de onderhavige zouden kunnen veroorzaken. De kantonrechter overweegt in dat verband nog dat [werknemer01] ook niet heeft toegelicht welk doel in dit geval met de door hem beoogde transparantie zou zijn gediend. Niet gebleken is van feiten, zoals misstanden binnen de Hogeschool, waarover [werknemer01] transparant zou moeten zijn. Het enkele feit dat de Hogeschool op goede gronden heeft geweigerd om vanwege [werknemer01] persoonlijke visie daarop de nieuwe bestuursstructuur onmiddellijk en op eerste voorstel van [werknemer01] weer ter discussie te stellen, is, anders dan [werknemer01] kennelijk meent, in ieder geval niet een dergelijke misstand.

5.13.

De door [werknemer01] veroorzaakte crisis is ernstig. Genoegzaam is gebleken dat thans sprake is van voor- en tegenstanders van de [functie02] van het CvB/ RvT respectievelijk [werknemer01] , zoals volgt uit de e-mail en de brief van de departementshoofden, die hun vertrouwen in [werknemer01] hebben opgezegd, hem misbruik van macht verwijten, en vaststellen dat [werknemer01] onherstelbare schade aan de KABK heeft toegebracht, en, daartegenover, de petities die ten faveure van [werknemer01] zijn getekend. [werknemer01] heeft, met andere woorden, precies het tegendeel bewerkstelligd van één van de voornaamste doelen met het oog waarop hij is benoemd, namelijk het herstel van de rust binnen de KABK. De arbeidsovereenkomst zal dan ook op de primair door de Hogeschool aangevoerde grond, namelijk wegens verwijtbaar handelen van [werknemer01] , worden ontbonden. Voor het toekennen van een transitievergoeding en een billijke vergoeding, zoals door [werknemer01] is verzocht, bestaat, gelet op de ernstige verwijtbaarheid, geen grond, zodat die verzoeken zullen worden afgewezen. Ook met de voor [werknemer01] geldende opzegtermijn behoeft onder deze omstandigheden geen rekening te worden gehouden. Herplaatsing van [werknemer01] ligt, gelet op de aard van zijn functie, niet in de rede.

5.14.

[werknemer01] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten.

6 De beslissing

De kantonrechter:

in het verzoek en het voorwaardelijk tegenverzoek

- ontbindt de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst per 1 juli 2023;

- veroordeelt [werknemer01] in de kosten van de procedure, aan de zijde van de Hogeschool vastgesteld op € 921,00, waarvan € 793,00 als het aan de gemachtigde van de Hogeschool toekomende salaris;

- wijst af het meer of anders verzochte.

Deze beschikking is gegeven door mr. O. van der Burg, kantonrechter, en op 27 juni 2023 in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.