3.3.
Gebruikte bewijsmiddelen
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het [nummer] , van de politie eenheid Den Haag, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 185).
1. Het proces-verbaal van aanvullend verhoor van aangever [slachtoffer] , opgemaakt op 1 januari 2023, voor zover inhoudende (p. 12 en 13):
Op zondag 1 januari 2023, omstreeks 00:55 uur, bevond ik mij op [adres 2] te Den Haag in verband met een grootschalig optreden van de Mobiele Eenheid. Ik was werkzaam in de hoedanigheid van groepslid van de Mobiele Eenheid en was gekleed in opvallend ME uniform. Plotseling voelde ik dat ik een harde klap op mijn linker wang en jukbeen kreeg. Vervolgens zag en voelde ik dat er een wond was ontstaan die bloedde. Direct na de klap keek ik naar links en zag ik een champagnefles op een halve meter afstand wegrollen. De wond moest worden gehecht.
2. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 25 mei 2023, voor zover inhoudende (p. 178 en 179):
Op 25 mei 2023 werd er per email contact opgenomen met [slachtoffer] . Desgevraagd verklaarde hij ten aanzien van zijn letsel: Ik heb een fles champagne in mijn gezicht gekregen. Hierbij is mijn jukbeen gebroken en heb ik een flink litteken in mijn gezicht, welke de rest van mijn leven zichtbaar zal zijn.
3. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 9 januari 2023, voor zover inhoudende (p. 26-27):
Op 3 januari 2022 werden er twee e-mail videobestanden gedeeld met de politie.
Tijdsaanduiding 2023-01-01 te 00:55:59 uur
Ik zag dat er een man, rechts in beeld, onder de partytent stond, naast een stapel pallets. Ik zag dat die man met zijn hand een voorwerp vastpakte. Dit voorwerp leek mij een fles te zijn en deze stond op de eerder genoemde stapel pallets.
Tijdsaanduiding 2023-01-01 te 00:56:04 uur
Ik zag dat de man die in de partytent stond het voorwerp nog steeds in zijn linkerhand vasthield en naar de politieagent keek. Ik zag dat de man die in de partytent stond het voorwerp met zijn linkerhand omhoog bracht en dat hij zijn arm naar achteren bewoog.
Tijdsaanduiding 2023-01-01 te 00:56:05 uur
Ik zag dat de man, die in de partytent stond, zich met zijn rechterhand vasthield aan de paal van die partytent. Ik zag vervolgens hij met kracht voorwaartse werpbeweging maakte met zijn linkerarm en dat hij het voorwerp in de richting van de politieagent gooide.
4. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 9 januari 2023, voor zover inhoudende (p. 33 e.v.):
Wij deden onderzoek naar alle aangedragen camerabeelden rondom het incident van de zware mishandeling in [adres 2] te Den Haag.
Uit de bekeken beelden blijkt dat NN1 de verdachte betreft welke de fles tegen het hoofd van de ME'er heeft geworpen. Door de beelden met elkaar te vergelijken en de looplijnen van NN1 te analyseren vanuit verschillende hoeken zijn wij tot het volgende signalement gekomen voor verdachte NN1:
- Man
- Donkere gewatteerde jas, logo op de linkerschouder, capuchon en een rits met aan de boven en onderkant een zipper.
5. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 9 januari 2023, voor zover inhoudende (p. 44):
Aan bureau Scheveningen werd aandacht gevraagd, omdat de identiteit nog onbekend was. Tevens was er een foto beschikbaar. Zie foto 1.
Ik, verbalisant, herkende de verdachte direct als zijnde:
[verdachte] , geboren op [geboortedag] -1958 te [geboorteplaats] .
Op woensdag 8 januari 2020 heb ik [verdachte] aangehouden in een inwerking zijnde hennepkwekerij. Ik heb [verdachte] later als verdachte gehoord. Ik heb na de getoonde foto direct de meest recente politiefoto van [verdachte] bekeken. Ik heb beide foto’s van [verdachte] bekeken en zag dat deze foto’s voor 100% overeenkwamen. Ik herkende [verdachte] aan zijn gelaatsvormen, ogen, neus en ingevallen mondhoeken.
6. De eigen waarneming van de rechtbank van de bij het onder 5. vermelde proces-verbaal gevoegde foto 1. De rechtbank neemt waar dat dit een screenshot betreft van de camerabeelden die zijn onderzocht in het onder 4. genoemde proces-verbaal en dat daarop NN1 te zien is.
7. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 9 februari 2023, voor zover inhoudende (p. 57):
Ik, verbalisant, herkende direct de man op de foto. In januari 2020 heb ik de man aangehouden op heterdaad in een kringloopwinkel, in deze winkel was een inwerking zijne hennepkwekerij aanwezig. Ik heb tijdens de aanhouding contact gehad met de verdachte en langer met hem gesproken. Ik herken de man als: [verdachte] . Vervolgens heb ik de foto vergeleken met de foto SKDB foto van [verdachte] . Ik zag dat hij voor 100% overeenkwam. Ik herkende hem aan de blik in zijn ogen, zijn hangende mondhoeken, zijn verdikte neus en zijn gelaat.
8. De eigen waarneming van de rechtbank van de bij het onder 7. vermelde proces-verbaal gevoegde foto. De rechtbank neemt waar dat dit een screenshot betreft van de camerabeelden die zijn onderzocht in het onder 4. genoemde proces-verbaal en dat daarop NN1 te zien is.
9. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 23 april 2023, voor zover inhoudende (p. 102 t/m 106):
Op maandag 17 april 2023 werd [verdachte] aangehouden in diens woning. Diens mobiele telefoon werd daarbij onder hem in beslag genomen.
In de onderzochte mobiele telefoon werd een WhatsApp gesprek aangetroffen dat had
plaatsgevonden tussen de gebruiker van de mobiele telefoon van de verdachte en een
contactpersoon [naam 1] . De verdachte verstuurde op 1 januari 2023 te 12:21 uur een foto aan contactpersoon [naam 1] . In het bericht werd als bijschrift het volgende geschreven: "Ik vond mijn drankje te lekker om voor ze weg te lopen". In het midden van de foto, een schermafbeelding van camerabeelden van Regio15, is een man te zien die voor een politielinie staat en die kennelijk een drankje in zijn handen heeft. Deze man werd door het onderzoeksteam reeds geïdentificeerd als de [verdachte] .
De verdachte verstuurde op 1 januari 2023 te 12:23 uur een foto aan contactpersonen [naam 2] en [naam 3] . In de berichten werd als bijschrift het volgende geschreven: "Weglopen droegen we nooit". Op de foto, een schermafbeelding van camerabeelden van Regio15, is een man te zien die voor een politielinie staat en die kennelijk een drankje in zijn handen heeft. Deze man werd door het onderzoeksteam reeds geïdentificeerd als de [verdachte] .
10. Het proces-verbaal van verhoor van [getuige] , opgemaakt op 18 april 2023, voor zover inhoudende (p. 89 en 90):
Ik wil jou als getuige horen met betrekking tot [verdachte] . Hij werd onlangs aangehouden door de politie.
A: Ik ken [verdachte] al 15 jaar of zo.
V: Heb jij enig idee waar hij voor aangehouden is?
A: Ja ik denk dat het gaat om die beelden van TV West.
V: Wat voor beelden bedoel je dan?
A: Die van Omroep West. lets met een fles, er werd iets gegooid. Met oud en nieuw.
V: Ik laat je nu een foto zien. Is dat [verdachte] ?
A: Moet ik dat zeggen? Ik wil er geen problemen mee hebben. Maar u ziet zelf ook dat hij het is.
11. De eigen waarneming van de rechtbank van de bij het onder 10. vermelde proces-verbaal gevoegde foto. De rechtbank neemt waar dat dit een screenshot betreft van de camerabeelden die zijn onderzocht in het onder 4. genoemde proces-verbaal en dat daarop NN1 te zien is.
12. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 23 april 2023, voor zover inhoudende (p. 132 t/m 134):
Op maandag 17 april 2023 werd [verdachte] buiten heterdaad aangehouden in diens woning. Bij de insluitingsfouillering werd er bij de verdachte een jas aangetroffen. Ik bekeek de beelden van de politie bodycam en vergeleek deze met de beelden van de jas die bij de insluitingsfouillering van de verdachte werd aangetroffen en gefotografeerd. Ik zag dat de uiterlijke kenmerken van de jas; het ronde logo op de bovenzijde van de linker mouw, de dubbele rits schuiver aan de voorzijde, en het horizontale gewatteerde motief overeenkwamen op beide beelden.
3.4.
Bewijsoverwegingen
Inleiding
Op grond van de bewijsmiddelen kan ten eerste worden vastgesteld dat aangever [slachtoffer] (hierna ook: [slachtoffer] ) een champagnefles tegen het hoofd aangegooid heeft gekregen en dat hij daardoor letsel heeft opgelopen.
Is verdachte de dader?
De verdachte heeft ontkend de persoon te zijn die de politie op de camerabeelden heeft aangemerkt als degene die de champagnefles heeft gegooid (NN1). De vraag die dus als eerste aan de rechtbank voorligt is of de verdachte degene is geweest die de champagnefles heeft gegooid. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Van de in de bewijsmiddelen beschreven camerabeelden zijn screenshots gemaakt waarop de verdachte door twee verbalisanten is herkend.
De rechtbank stelt voorop dat voorzichtig moet worden omgegaan met herkenningen en de bewijskracht daarvan. Bij de beoordeling van dit bewijs is van doorslaggevend belang of de herkenningen voldoende overtuigend zijn om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. Voor de betrouwbaarheid van een herkenning is onder meer de kwaliteit van de beelden en de zichtbaarheid van de dader op de beelden van groot belang. Verder is van belang in welke hoedanigheid en frequentie waarnemer en dader elkaar eerder hebben getroffen, en of herkenning heeft plaatsgevonden op basis van specifieke, onderscheidende persoonskenmerken.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn de bewegende beelden en de daarvan afkomstige screenshots van de persoon die volgens de politie met de champagnefles heeft gegooid in het dossier van voldoende kwaliteit om iemand op te kunnen herkennen. Op de screenshots die zijn gebruikt bij de herkenningen is de persoon vanaf de voorkant en met zijn hele gezicht in beeld te zien.
De verbalisanten die de verdachte hebben herkend zijn beiden eerder met hem in contact geweest. Zij hebben allebei verklaard dat zij in verband met een eerdere aanhouding van de verdachte langere tijd met hem hebben gesproken. Naar het oordeel van de rechtbank kennen de verbalisanten die de herkenning hebben gedaan de verdachte goed genoeg om een betrouwbare herkenning te kunnen doen. De verbalisanten hebben bovendien omschreven dat zij de verdachte met name hebben herkend aan zijn mondhoeken, ogen en neus. Naar het oordeel van de rechtbank zijn dit voldoende specifieke en onderscheidende persoonskenmerken om een herkenning op te kunnen baseren.
De rechtbank acht de herkenningen op grond van het voorgaande betrouwbaar en daarom bruikbaar voor het bewijs.
De herkenningen van de verdachte door de twee verbalisanten worden bovendien ondersteund door andere bewijsmiddelen. Zo heeft [getuige] , die de verdachte al 15 jaar lang kent, de verdachte herkend op een screenshot van voormelde camerabeelden.
Daarnaast kan uit de bewijsmiddelen worden afgeleid dat de verdachte zichzelf herkend heeft op de beelden. De verdachte heeft immers op dezelfde dag dat het feit is gepleegd een foto met daarop een man die door de politie als de dader wordt aangemerkt, aan drie verschillende contactpersonen gestuurd. Daarbij heeft de verdachte als onderschriften gestuurd “ik vond mijn drankje te lekker om voor ze weg te lopen” en “weglopen droegen we nooit”.
Dat de verdachte die foto zelf zou hebben gemaakt – zoals hij ter zitting heeft verklaard – zodat hij niet de man op de foto kan zijn, acht de rechtbank volstrekt ongeloofwaardig. Op grond van het proces-verbaal van bevindingen is het overduidelijk dat de foto die de verdachte heeft gebruikt exact dezelfde foto is als de foto die Regio15 in een nieuwsbericht heeft gebruikt. De rechtbank leidt uit deze berichten af dat de verdachte zichzelf aan drie contactpersonen als de dader heeft geïdentificeerd.
De rechtbank wordt nog gesterkt in de overtuiging dat de verdachte de persoon op de camerabeelden is door het volgende. De jas die bij de aanhouding van de verdachte is aangetroffen komt overeen met de jas die de dader op de beelden draagt. Ter zitting heeft de verdachte een vergelijkbare jas meegenomen en aangetrokken, maar dan zonder capuchon. Volgens de verdachte is dat de jas die hij die betreffende avond aan had. Om die reden kan volgens hem niet worden vastgesteld dat hij dezelfde jas heeft als de dader op de beelden. De rechtbank stelt echter vast dat uit de foto’s bij het proces-verbaal van de aanhouding van de verdachte duidelijk volgt dat de jas die de verdachte op dat moment aan had wel degelijk een capuchon had. Om die reden concludeert de rechtbank dat de verdachte door middel van het tonen van een andere jas de rechtbank op het verkeerde been heeft willen zetten.
Op grond van voornoemde bewijsmiddelen concludeert de rechtbank dat het de verdachte is geweest die de champagnefles naar [slachtoffer] heeft gegooid.
Opzet
De volgende vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of de verdachte met zijn handelen [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel wilde toebrengen, al dan niet in voorwaardelijke zin.
Op grond van de bewijsmiddelen kan de rechtbank niet vaststellen dat de verdachte vol opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank komt daarom toe aan de vraag of de verdachte opzet heeft gehad in voorwaardelijke zin.
Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg is aanwezig indien de verdachte zich bewust heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dat gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of de gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. Voor de vraag of sprake is van bewuste aanvaarding van zo'n kans heeft te gelden dat uit de enkele omstandigheid dat de verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, niet zonder meer kan volgen dat hij de aanmerkelijke kans op het gevolg bewust heeft aanvaard.
Bepaalde gedragingen kunnen echter naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer gericht op een bepaald gevolg dat het – behoudens contra-indicaties – niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het betreffende gevolg bewust heeft aanvaard.
De verdachte heeft op korte afstand een champagnefles met kracht bovenhands in een rechte lijn in de richting van het hoofd van [slachtoffer] gegooid. Een champagnefles is zwaar en van glas. Door zo’n fles op korte afstand met kracht richting het hoofd van een ander te gooien, is de kans aanmerkelijk dat die ander hard door de fles wordt geraakt. Het hoofd en het gezicht zijn kwetsbare delen van het menselijk lichaam. Onder deze omstandigheden acht de rechtbank de kans dat [slachtoffer] door het handelen van de verdachte zwaar lichamelijk letsel zou oplopen aanmerkelijk. De verdachte moet die aanmerkelijke kans ook bewust hebben aanvaard. Uit de camerabeelden blijkt duidelijk dat er meerdere seconden zitten tussen het moment waarop de verdachte de champagnefles vastpakt, hij de fles naar achteren zwaait en het moment dat hij die fles daadwerkelijk gooit. Het vastpakken, maar niet direct gooien van de fles, is naar zijn uiterlijke verschijningsvorm kennelijk om het juiste moment af te wachten om de champagnefles in de richting van [slachtoffer] te gooien. Door zo te handelen kan het niet anders dan dat het handelen van de gericht was op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Uit het dossier blijken geen contra-indicaties voor dat oordeel.
Zwaar lichamelijk letsel
Als laatste dient de rechtbank de vraag te beantwoorden of door het handelen van de verdachte zwaar lichamelijk letsel is ontstaan. Op grond van de verklaring van [slachtoffer] van 25 mei 2023 stelt de rechtbank vast dat de wond die door de champagnefles is veroorzaakt moest worden gehecht, met een permanent zichtbaar litteken op de wang van [slachtoffer] als gevolg. Gelet op de opvallende plek daarvan, is het permanente litteken dermate ontsierend dat de rechtbank bewezen acht dat als gevolg van het handelen van de verdachte bij [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel is ontstaan.
Conclusie
Concluderend acht de rechtbank de primair ten laste gelegde zware mishandeling wettig en overtuigend bewezen.