Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBDHA:2024:23388

Rechtbank Den Haag
17-10-2024
14-04-2025
23/8663
Bestuursrecht
Eerste aanleg - enkelvoudig

Woo. Zoekslag. Beroep gegrond. Het bestreden besluit is in strijd met het motiverings- en zorgvuldigheidsbeginsel. De zoekslag is in het verweerschrift voldoende gemotiveerd.

Rechtspraak.nl

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht

zaaknummer: SGR 23/8663


uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 oktober 2024 in de zaak tussen


[eiser], uit [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. H. van Drunen),

en

de korpschef van de politie, verweerder

(gemachtigden: mr. M.J.R.M. Pompen en mr. drs. S.A.J. Wezendonk).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn verzoek op grond van de Wet open overheid (Woo).

1.1.

Verweerder heeft deze aanvraag met het primaire besluit van 26 april 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit van 28 november 2023 op het bezwaar van eiser is verweerder daarbij gebleven.

1.2.

Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.

1.3.

De rechtbank heeft het beroep op 22 augustus 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigden van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?

2. Eiser heeft inzage gehad in zijn gegevens bij de AIVD. In enkele AIVD-dossiers kwam hij een proces-verbaal tegen van een project ‘Dierenactivisme’ van de Unit Terrorismebestrijding en Bijzondere taken van de Dienst Rechercheonderzoeken van de Politie. Dit project zou gestart zijn in opdracht van het College van Procureurs Generaal en betrof volgens eiser een onderzoek naar de aard, ernst, omvang en impact van acties gevoerd onder de naam van dierenrechtenactivisme. Dit dossier heeft waarschijnlijk dossiernummer RL 8017. Op 7 maart 2023 heeft eiser op grond van de Woo een verzoek gedaan om een afschrift te sturen van alle documenten die op dit project en onderzoek betrekking hebben. Ook verzoekt hij om het proces-verbaal van bevindingen met het nummer 28-831310. Hij wenst daarnaast alle bijlagen en onderliggende stukken die hebben geleid tot dit proces-verbaal te ontvangen.

2.1.

Met het primaire besluit heeft verweerder dit verzoek afgewezen, omdat uit inventarisatie is gebleken dat het onderzoek RL 8017 een onderzoek is van ongeveer twintig jaar geleden. De data van het onderzoek zijn niet meer beschikbaar. Een zoekslag op nummer 28-831310 leverde niets op.

2.2.

Met het bestreden besluit is verweerder bij de afwijzing van het Woo-verzoek gebleven. Bij een nadere zoekslag in de politiesystemen zijn meerdere hits gevonden, maar de opgevraagde gegevens moeten op zichzelf, dan wel bezien in de context van de documenten waarin ze zijn opgenomen volgens verweerder worden aangemerkt als politiegegevens1 die in het kader van de uitoefening van de politietaak zijn verwerkt. De bijzondere openbaarmakingsregeling van de Wet politiegegevens (Wpg) prevaleert boven de toepassing van de bepalingen van de Woo.

Wat vindt eiser in beroep?

3. Eiser betoogt dat verweerder geen enkel inzicht geeft in de (aard van de) aangetroffen documenten, waardoor sprake is van strijd met de motiveringsplicht. Doordat verweerder dit nalaat wordt eiser ernstig in zijn procespositie geschaad. Uit jurisprudentie2 van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) blijkt dat het bestuursorgaan de zoekslag inzichtelijk moet maken en middels een inventarislijst inzicht moet geven in de aangetroffen documenten. Ook als deze volgens het bestuursorgaan niet onder de reikwijdte van de Woo vallen. Dat het onderzoek RL 8017 een onderzoek van twintig jaar oud is en dat de data van het onderzoek niet meer beschikbaar zijn kan eiser niet volgen. Mocht dit onderzoek zijn vernietigd dan moet hier gelet op de Archiefwet een proces-verbaal van zijn gemaakt. Verweerder heeft dat niet aangetoond. Ook blijkt dat het onderzoek RL 8017 is opgezet na opdracht van het College van Procureurs Generaal ook hiervan heeft verweerder geen documenten overgelegd dan wel gebruik gemaakt van zijn doorzendplicht naar het College van Procureurs Generaal. Verder bestrijdt eiser dat alle informatie die met betrekking tot dit onderwerp onder verweerder berust politiegegevens betreffen. Overige gegevens zijn geen politiegegevens en mogen op grond van de Wpg niet worden geweigerd. Eiser verwijst ter onderbouwing van zijn standpunt naar drie documenten die de AIVD in een inzagedossier heeft verstrekt.

Wat is het oordeel van de rechtbank?

4. De rechtbank is van oordeel dat verweerder duidelijk naar voren heeft gebracht op welke zoektermen is gezocht. Zo blijkt uit het dossier dat onder andere is gezocht op ‘RL 8017’, ‘dierenrechtenactivisme’ en op het nummer van het proces-verbaal ‘28-831310’. Dat verweerder in bezwaar niet nogmaals heeft gezocht op het nummer van het proces-verbaal kan verweerder niet worden tegengeworpen, omdat eiser in bezwaar daartegen geen gronden heeft aangevoerd. Daarnaast heeft verweerder ter zitting toegelicht dat op dit nummer ook meermaals, op verschillende momenten is gezocht.

4.1.

Wat betreft het inzichtelijk maken van de zoekslag is de rechtbank van oordeel dat verweerder pas in het verweerschrift de zoekslag voldoende heeft gemotiveerd. Zo heeft verweerder naar aanleiding van het bezwaarschrift en de informatie die tijdens de hoorzitting is ontvangen een nieuwe zoekslag verricht. Deze zoekslag is verricht door medewerkers met het hoogste autorisatieniveau van Contra-Terrorisme, Extremisme en Radicalisering (CTER) en Dienst Landelijke Informatieorganisatie (DLIO). Daarnaast is de zoekslag verricht via de privacyfunctionarissen van de straf en via de registerbeheerder van de Landelijke Eenheid.

4.2.

Gelet op de verrichte zoekslagen kan de rechtbank de stelling van eiser – dat het onderzoek RL 8017 zich nog wel onder verweerder moet bevinden, omdat er geen vernietigingsproces-verbaal kan worden overgelegd – niet volgen. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling3 is het, wanneer een bestuursorgaan stelt dat na onderzoek is gebleken dat een bepaald document niet of niet meer bij hem berust en een dergelijke mededeling niet ongeloofwaardig voorkomt, in beginsel aan degene die om informatie verzoekt om aannemelijk te maken dat, in tegenstelling tot de uitkomsten van het onderzoek door het bestuursorgaan, een bepaald document toch bij dat bestuursorgaan berust. Voor zover openbaarmaking wordt verzocht van documenten die niet (meer) bij het bestuursorgaan berusten maar bij het bestuursorgaan hadden behoren te berusten, mag van dit bestuursorgaan worden verwacht dat het al het redelijkerwijs mogelijke doet om deze documenten alsnog te achterhalen. Voor het antwoord op de vraag of documenten bij een bestuursorgaan hadden behoren te berusten zijn de Archiefwet 1995 en de zogenoemde selectielijsten, waarin de bewaartermijnen van documenten zijn neergelegd, van belang. Zoals de Afdeling4 eerder heeft overwogen, moet vernietiging van documenten na het verstrijken van de bewaartermijn in beginsel rechtmatig worden geacht. In dat geval behoeft het bestuursorgaan niet meer over die documenten te beschikken. Als een Wob-verzoek wordt gedaan na het verstrijken van de bewaartermijn, ontslaat de enkele mogelijkheid dat de documenten reeds vernietigd zijn het bestuursorgaan echter niet van zijn uit de Wob voortvloeiende verplichting om te bezien of deze informatie (nog) voorhanden is. Ook als bij ontvangst van het verzoek op voorhand vaststaat dat de bewaartermijn voor de gevraagde informatie verstreken is, moet het bestuursorgaan nagaan of deze informatie feitelijk voorhanden is.5 De rechtbank acht deze jurisprudentie in het kader van een Woo-verzoek ook relevant.

4.3.

Verweerder heeft in het primaire besluit kenbaar gemaakt dat de data van het onderzoek RL 8017 niet meer beschikbaar zijn. Gedurende de bezwaarprocedure heeft verweerder alsnog bezien of de gevraagde documenten aanwezig waren. Verweerder heeft in het verweerschrift de verrichte zoekslagen duidelijk toegelicht. Het onderzoek RL 8017 is niet aangetroffen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder met de toelichting bij de verrichte zoekslagen voldoende duidelijk gemotiveerd dat het onderzoek RL 8017 niet meer bij hem berust. Dat verweerder hiervan geen vernietigingsproces-verbaal kan overleggen doet hier gelet op het voorgaande niet aan af.

4.4.

Verweerder heeft naar aanleiding van voornoemde zoekslagen verschillende documenten gevonden. Verweerder heeft documenten aan de rechtbank overgelegd, met het verzoek om toepassing van artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft dat verzoek toegewezen. Gelet op het zesde lid van voornoemd artikel heeft de rechtbank van rechtswege toestemming verkregen om kennis te nemen van de documenten.

4.5.

De rechtbank stelt voorop dat op een verzoek om verstrekking van informatie de Woo van toepassing, tenzij een bij bijzondere wet vastgesteld apart regime van toepassing is.6 De bijlage bij de Woo somt de bijzondere wetten op waarvoor de Woo niet geldt. Hieronder valt onder andere de Wpg. De Woo is gelet daarop op politiegegevens niet van toepassing. Voor de beoordeling of gegevens als politiegegevens dienen te worden aangemerkt, is onder meer bepalend of die gegevens een geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon betreffen. Daarbij moet worden beoordeeld of die gegevens alleen of in combinatie met andere gegevens zo kenmerkend zijn voor die persoon dat deze daarmee kan worden geïdentificeerd. Bij deze beoordeling mogen alle middelen worden betrokken waarvan mag worden aangenomen dat zij redelijkerwijs door de verantwoordelijke dan wel enig ander persoon zijn in te zetten om die persoon te identificeren.7 Het gaat om persoonsgegevens die in het kader van de uitvoering van de politietaak zijn verkregen. De omstandigheid dat een document politiegegevens bevat, brengt niet met zich dat het document als zodanig onder de werking van de Wpg valt, ook voor zover dit document andere gegevens dan politiegegevens in voormelde zin bevat. Er bestaat geen grond voor het oordeel dat gegevens die zijn vervat in documenten die zijn opgesteld in het kader van de uitvoering van de politietaak, integraal onder het regime van de Wpg vallen.8

4.6.

De rechtbank stelt vast dat het gaat om twaalf documenten die Summit-registraties betreffen. Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat de documenten politiegegevens in de zin van Wpg bevatten. De rechtbank is van oordeel dat indien de documenten zouden worden ontdaan van de politiegegevens, verstrekking daarvan, ook indien alleen de tot personen te herleiden gegevens zouden worden weggelakt, zinledig zouden zijn. Gelet hierop en dat de Woo geen verplichting kent tot het vervaardigen van een inventarislijst acht de rechtbank het niet onaanvaardbaar dat verweerder geen inventarislijst heeft bijgevoegd.9

4.7.

Gezien de verrichte zoekslagen komt het de rechtbank niet ongeloofwaardig voor dat verweerder geen andere documenten onder zich heeft. Echter verweerder wist dan wel had kunnen weten – gelet op hetgeen eiser heeft aangevoerd – dat er mogelijk informatie onder het College van Procureurs Generaal berust. Het had daarom op de weg van verweerder gelegen om het Woo-verzoek van eiser door te zenden dan wel navraag te doen bij het College van Procureurs Generaal. Dit maakt dat verweerder zich niet heeft gehouden aan de doorzendplicht op grond van artikel 4.2 van de Woo. Aangezien verweerder zich niet heeft gehouden aan zijn doorzendplicht is het bestreden besluit in zoverre onzorgvuldig.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is gegrond, omdat het bestreden besluit in strijd is met het motiverings- en zorgvuldigheidsbeginsel. De rechtbank zal daarom het bestreden besluit vernietigen voor zover deze ziet op de motivering van de zoekslag en het niet voldoen aan de doorzendplicht. De rechtbank draagt verweerder op te voldoen aan zijn wettelijke doorzendplicht. Aangezien verweerder in het verweerschrift de zoekslag voldoende heeft gemotiveerd, zal de rechtbank, met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder a, van de Awb, de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit voor het overige in stand laten.

5.1.

Omdat het beroep gegrond is, moet verweerder het griffierecht aan eiser vergoeden en krijgt eiser ook een vergoeding van zijn proceskosten. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt eiser een vast bedrag per proceshandeling. In beroep heeft elke proceshandeling een waarde van € 875,-. Namens eiser is een beroepschrift ingediend en aan de zitting van de rechtbank deelgenomen. De vergoeding bedraagt dan in totaal € 1.750,-. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt het bestreden besluit voor zover deze ziet op de motivering van de zoekslag en het niet voldoen aan de doorzendplicht;

- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven voor zover deze zien op de motivering van de zoekslag;

- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 184,- aan eiser moet vergoeden;

- veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.750,- aan proceskosten aan eiser.

Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van mr. E.H. Maas, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 17 oktober 2024.

griffier

rechter

Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

1 In de zin van artikel 1, aanhef en onder a, van de Wpg.

2 De uitspraak van de Afdeling van 21 september 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2739.

3 Bijvoorbeeld de uitspraak van 18 januari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:154.

4 Bijvoorbeeld de uitspraak van 8 januari 2020, ECLI:NL:RVS:2020:30.

5 Bijvoorbeeld de uitspraak van 18 januari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:154.

6 Op grond van artikel 8.8. van de Woo.

7 Kamerstukken II 1997/98, 25 892, nr. 3, blz. 45-50.

8 Bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 26 juni 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2004.

9 Bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 23 september 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2276.

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.