Loonbetalingsvordering in kort geding. Van een werknemer kan en mag ook niet worden verlangd dat deze een doktersverklaring, laat staan een volledig medisch dossier, overlegt om aan te tonen dat zij ziek is. Niet is gebleken dat de werknemer niet ziek was of dat de arbeidsovereenkomst is beëindigd, dus de werkgever moet het loon doorbetalen.
Vonnis ex artikel 254 RV van de kantonrechter in de zaak van:
[eiseres] , wonende te [woonplaats] , eiseres, gemachtigde: mr. Ö Arslan,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid BEST TIME PERSONEELSDIENSTEN B.V.,
Gevestigd te Den Haag,
gedaagde, gemachtigde: procederend in persoon.
Partijen zullen worden aangeduid als “ [eiseres] ” en “Best Time”.
1 Procedure
1.1.
De kantonrechter heeft kennis genomen van de volgende stukken:
- de dagvaarding van 23 augustus 2024 met 9 producties.
1.2.
Op 17 september 2024 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden, waarbij [eiseres] is verschenen, bijgestaan door mr. B. Yuslu en een tolk A.P de Jong. Namens Best Time zijn verschenen [naam 1] (administratief medewerker) en [naam 2] (de broer van de eigenaar). Van het verhandelde ter zitting zijn door de griffier aantekeningen gemaakt, die zich in het griffiedossier bevinden.
2 Feiten
2.1.
Best Time is een uitzendbureau. [eiseres] is op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd in dienst getreden bij Best Time. De arbeidsovereenkomst is ingegaan op 1 januari 2024 en eindigt van rechtswege op 1 oktober 2025. Op de arbeidsovereenkomst is de cao voor Uitzendkrachten van toepassing. In de arbeidsovereenkomst staat onder meer het volgende: “Artikel 1. Aard en duur van de arbeidsovereenkomst en uitzendbeding 1. Deze uitzendovereenkomst met uitzendbeding wordt aangegaan voor bepaalde tijd en gaat in op: 01-01-2024 en eindigt van rechtswege op 01-10-2025. 2. Op deze overeenkomst is het uitzendbeding (artikel 7:691 lid 2 BW) van toepassing. Dat betekent dat – in afwijking van hetgeen is opgenomen in lid 1 van onderhavig artikel – deze uitzendovereenkomst van rechtswege eindigt omdat de terbeschikkingstelling ten einde komt op verzoek van de inlener om wat voor reden dan ook. 3. De enige uitzondering op deze werking van het uitzendbeding geldt ten aanzien van arbeidsongeschiktheid van de werknemer, dan loopt de uitzendovereenkomst door tot het einde van rechtswege bij afloopt van de lopende periode van 52 weken.”
2.2.
Op 4 april 2024 heeft [eiseres] een hartaanval gehad waardoor ze is opgenomen in het ziekenhuis. Op 7 april 2024 heeft ze zich ziek gemeld bij Best Time. Na de ziekmelding heeft Best Time geen salaris meer aan [eiseres] betaald.
2.3.
Naar aanleiding van deze ziekmelding heeft Best Time haar ziek gemeld bij het UWV. Bij besluit van 29 april 2024 heeft het UWV laten weten dat [eiseres] geen Ziektewetuitkering krijgt omdat zij een arbeidsovereenkomst heeft.
2.4.
[eiseres] en haar gemachtigde hebben meerdere malen aan Best Time verzocht het achterstallige loon te betalen, maar dat heeft Best Time geweigerd.
3 Het geschil
3.1.
[eiseres] vordert dat Best Time bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, wordt veroordeeld: 1. tot betaling van een bedrag van € 6.058,74 netto ter zake van achterstallig loon over de maanden april 2024 tot en met juli 2024; 2. tot betaling van het maandelijkse salaris totdat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is beëindigd; 3. tot betaling van de maximale verhoging ex artikel 7:625 BW over de onder 1. en 2. genoemde bedragen; 4. tot betaling van de wettelijke rente over de onder 1. en 2. genoemde bedragen;
5. afgifte van alle salarisspecificaties tot het einde van het dienstverband op straffe van een dwangsom van € 500,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat Best Time daarmee in gebreke blijft met een maximum van € 25.000,00;
6. in de proceskosten.
3.2.
[eiseres] legt aan haar vorderingen het volgende ten grondslag. Na de ziekmelding is de arbeidsovereenkomst gewoon door blijven lopen. Ook daarna heeft zij daarom aanspraak op loon. Tot en met de maand juli 2024 gaat het daarbij om een bedrag van € 6.058,74 netto. Dit loon heeft Best Time ten onrechte niet betaald. Daarom is Best Time op grond van artikel 7:625 BW over dit loon de wettelijke verhoging verschuldigd alsmede wettelijke rente. Van Best Time heeft zij nooit salarisspecificaties ontvangen Deze dienen alsnog te worden verstrekt over de gehele periode van het dienstverband.
3.3.
Best Time voert verweer. Op dit verweer zal hierna bij de beoordeling worden ingegaan.
4 De beoordeling
4.1.
Nu het gaat om een loonvordering is het spoedeisend belang bij deze vordering gegeven en kan [eiseres] worden ontvangen in haar vordering. Vooropgesteld wordt dat een vordering in kort geding alleen kan worden toegewezen wanneer met voldoende mate van waarschijnlijkheid te verwachten is dat bodemrechter deze vordering zou toewijzen.
4.2.
De vraag die moet worden beantwoord is of [eiseres] na haar ziekmelding nog recht heeft op salaris. Best Time is van mening dat dat niet het geval is en stelt daartoe het volgende: 1. [eiseres] heeft niet aangetoond dat ze per 4 april 2024 ziek is. Ze heeft namelijk op verzoek van Best Time geen doktersverklaring overgelegd waaruit dit blijkt. Omdat ze vanaf die datum niet meer heeft gewerkt en er een uitzendbeding geldt, heeft ze vanaf die datum geen recht meer op salaris; 2. In ieder geval was [eiseres] vanaf mei 2024 niet ziek meer en kon zij vanaf die tijd gewoon werken. [eiseres] is volgens Best Time namelijk op 3 mei naar kantoor gekomen en heeft toen aan Best Time gevraagd om een WW-uitkering voor haar aan te vragen omdat ze drie maanden op vakantie wilde. Ook daarna is ze niet aan het werk gegaan zodat ze geen recht had op loon; 3. Best Time heeft [eiseres] bij brief van 10 mei 2024 op staande voet ontslagen omdat zij ondanks het feit dat ze niet ziek was, weigerde aan het werk te gaan.
4.3.
De kantonrechter is van oordeel dat [eiseres] wel degelijk recht heeft op loon vanaf april 2024 en zal uitleggen waarom. Dat [eiseres] op 4 april 2024 een hartaanval heeft gehad is niet in geschil. Dat ze zich daarna op 7 april 2024 ziek heeft gemeld ook niet. Anders dan Best Time kennelijk meent is het in geval van een ziekmelding niet aan een werknemer om aan te tonen dat er daadwerkelijk sprake is van ziekte. Van een werknemer kan en mag ook niet worden verlangd dat deze een doktersverklaring, laat staan een volledig medisch dossier zoals Best Time ter zitting heeft verzocht, overlegt om dit aan te tonen. Als een werkgever twijfelt of een ziekmelding terecht is dan dient de werkgever een arbo-arts in te schakelen om daarvan een beoordeling te maken. Dat heeft Best Time niet gedaan en de eventuele gevolgen daarvan dienen voor haar rekening en risico te komen. Overigens ging Best Time er ten tijde van de ziekmelding kennelijk wel degelijk vanuit dat er van ziekte sprake was aangezien Best Time een ziektewetuitkering voor [eiseres] heeft aangevraagd bij het UWV. Pas toen deze Ziektewetuitkering bij besluit van 29 april 2024 werd geweigerd omdat er volgens het UWV sprake was van een arbeidsovereenkomst tussen Best Time en [eiseres] is Best Time het standpunt gaan innemen dat van ziekte geen sprake was. Dat betekent dat Best Time vanaf april 2024 ten onrechte is gestopt met het betalen van het salaris van [eiseres] .
4.4.
Best Time stelt verder dat er in ieder geval vanaf mei 2024 geen sprake meer was van ziekte. Op 3 mei 2024 zou [eiseres] namelijk naar kantoor zijn gekomen en zou zij zelf hebben verklaard dat ze niet meer ziek was. Dat dat het geval was wordt door [eiseres] betwist en dit blijkt ook verder uit niets. Dat ze zou hebben gevraagd om een WW-uitkering voor haar aan te vragen wordt eveneens betwist en blijkt ook uit niets. Deze stelling is door Best Time op geen enkele wijze onderbouwd en zal om die reden worden verworpen.
4.5.
Ter zitting heeft Best Time ineens het standpunt ingenomen dat [eiseres] per brief van 10 mei 2024 ontslagen is op staande voet omdat zij, terwijl ze weer beter was weigerde om werkzaamheden te verrichten. Ter onderbouwing daarvan heeft Best Time naar de zitting een door haar zelf ondertekende brief meegenomen en twee getuigenverklaringen. Deze stukken zijn geweigerd omdat deze voorafgaand aan de zitting hadden moeten worden overgelegd om [eiseres] in staat te stellen daarop te reageren. Maar ook los daarvan acht de kantonrechter het niet geloofwaardig dat er daadwerkelijk sprake is geweest van een ontslag op staande voet. Als dat namelijk aan de orde was geweest dat had het voor de hand gelegen dat Best Time daarvan melding had gemaakt in haar e-mails aan de gemachtigde van [eiseres] van 31 juli 2024 en 1 augustus 2024. In deze emails wordt echter met geen woord gerept over een ontslag op staande voet. Het lijkt er dan ook meer op dat Best Time op alle mogelijke manieren uit probeert te komen onder haar verplichtingen ten opzichte van [eiseres] . Maar zelf als zou moeten worden aangenomen dat de brief van 10 mei 2024 zou zijn verzonden, wat door [eiseres] stellig wordt betwist, dan nog is het maar zeer de vraag of dit ontslag op staande voet stand zou houden. Uit niets blijkt namelijk dat [eiseres] zich beter heeft gemeld en aangezien er tot op heden geen enkele beoordeling door een bedrijfsarts heeft plaatsgevonden blijkt eveneens uit niets dat [eiseres] in staat was of is om te werken. Overigens zou zelf in het laatste geval een ontslag op staande voet een te vergaande maatregel zijn.
4.6.
Gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen is de kantonrechter van oordeel dat niet gebleken is dat [eiseres] niet meer ziek is, dat het dienstverband ook na 4 april 2024 is blijven voortbestaan en dat Best Time dus gehouden is het salaris aan [eiseres] te betalen vanaf april 2024 tot de datum waarop de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is beëindigd. Dat betekent dat de loonvordering van [eiseres] zal worden toegewezen.
4.7.
Nu het salaris te laat is betaald is Best Time over het achterstallige salaris op grond van artikel 7:625 BW de wettelijke verhoging verschuldigd. Deze wettelijke verhoging zal worden bepaald op 50% aangezien Best Time tegen beter weten in het salaris niet heeft uitbetaald. De kantonrechter ziet daarom geen grond om de wettelijke verhoging te matigen. De vordering tot betaling van een wettelijke verhoging over toekomstige salaris betalingen zal worden afgewezen omdat nog niet duidelijk is of en in hoeverre deze te laat zullen worden betaald. Dat geldt ook voor de gevorderde wettelijke rente over toekomstige salarisbetalingen.
4.8.
De vordering tot het verstrekken van salarisspecificaties tot het einde van het dienstverband zal worden toegewezen nu daartegen geen verweer is gevoerd. Daaraan zal, zoals gevorderd, een dwangsom worden verbonden van € 500,00 per dag met een maximum van € 25.000,00.
4.9.
Ten aanzien van het einde van het dienstverband wordt ten overvloede nog het volgende opgemerkt. Ter zitting heeft [eiseres] meerdere arbeidsovereenkomsten getoond. De eerst arbeidsovereenkomst loopt tot 12 oktober 2024, terwijl de tweede arbeidsovereenkomst loopt van 1 januari 2024 tot oktober 2025. Ter zitting heeft Best Time betwist dat deze tweede overeenkomst is gesloten. Wel wordt erkend dat de handtekening die daaronder staat afkomstig is van de eigenaar van Best Time, de heer N. Gür, althans dat is door zijn broer ter zitting bevestigt. Best Time heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat de arbeidsovereenkomst per 12 oktober aanstaande tot een einde komt, maar het is maar zeer de vraag of die stelling juist is.
4.10.
Best Time zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten.
5 De beslissing
De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt Best Time tot betaling van een bedrag van € 6.058,74 netto ter zake van achterstallig loon over de maanden april 2024 tot en met juli 2024;
5.2.
veroordeelt Best Time tot betaling van het maandelijkse salaris van [eiseres] vanaf augustus 2024 totdat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is beëindigd;
5.3.
veroordeelt Best Time tot betaling van de wettelijke verhoging van 50% over het onder 5.1. genoemde bedrag;
5.4.
veroordeelt Best Time tot betaling van de wettelijke rente over het onder 1. genoemde bedrag en over de onder 2. genoemde bedragen voor zover deze te laat zijn betaald;
5.5.
veroordeelt Best Time om binnen veertien dagen na dit vonnis alle salarisspecificaties tot en met de maand september 2024 aan [eiseres] te verstrekken en voorts om tot het einde van het dienstverband telkens binnen veertien dagen na afloop van elke maand een salarisspecificatie met betrekking tot de betreffende maand aan [eiseres] te verstrekken, op straffe van een dwangsom van € 500,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat Best Time daarmee in gebreke blijft met een maximum van € 25.000,00;
5.6.
veroordeelt Best Time in de proceskosten die aan de zijde van [eiseres] worden begroot op € 1.040,41, waarvan € 814,00 aan salaris van de advocaat;
5.7.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.8.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door kantonrechter mr. M.E. Groeneveld-Stubbe en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 oktober 2024.
De gegevens worden opgehaald
Hulp bij zoeken
Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over: