3.1.
[verzoeker] verzoekt de kantonrechter – na wijziging en vermeerdering van zijn verzoek – om [bedrijf] te veroordelen, bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad, tot:
a. primair: betaling van het achterstallige loon ter hoogte van € 9.537,17, vermeerderd met het vakantiegeld en de uitbetaling van de vakantiedagen, tot een totaalbedrag van € 12.978,58;
b. subsidiair: betaling van het bedrag onder a. genoemd minus de reeds gedane uitbetalingen;
c. betaling van de transitievergoeding ter hoogte van € 272,75;
d. betaling van de aanzegvergoeding gelijk aan één maand salaris ter hoogte van € 1.725,10;
e. verstrekking van deugdelijke gecorrigeerde bruto/netto specificaties (waaronder opgebouwde vakantiegeld, vakantiedagen, transitievergoeding, aanzegvergoeding en alle overige vergoedingen (reiskostenvergoeding), waar [verzoeker] conform contract recht op heeft) uit te voeren, op straffe van een dwangsom van € 100,00 voor iedere dag of gedeelte van een dag dat [bedrijf] in gebreke blijft aan deze beschikking te voldoen, met een maximum van € 5.000,00;
f. betaling van de wettelijke verhoging over de sub a dan wel b genoemde bedragen;
g. betaling van de wettelijke rente vanaf het tijdstip van opeisbaarheid van de hiervoor genoemde bedragen tot aan de dag der algehele voldoening;
h. betaling van de proceskosten, waaronder de eigen bijdrage van het griffierecht € 165,00 en de deurwaarderskosten.
3.2.
Aan dit verzoek legt de [verzoeker] , naast voormelde feiten, ten grondslag dat het gegeven ontslag op staande voet geen stand houdt, waardoor de arbeidsovereenkomst tussen partijen op 22 april 2024 rechtsgeldig is geëindigd. Uit hoofde van die arbeidsovereenkomst heeft [verzoeker] recht op loon. [bedrijf] heeft na 31 januari 2024 geen volledig loon meer betaald, waardoor [verzoeker] aanspraak maakt op het achterstallige loon, te vermeerderen met de vakantietoeslag en niet genoten vakantiedagen, te vermeerderen met de wettelijke verhoging en wettelijke rente over de te laat betaalde salarisbetalingen, met afgifte van deugdelijke netto-/bruto specificaties op straffe van een dwangsom.
Op grond van artikel 39a van de van toepassing zijnde cao heeft [verzoeker] ook recht op een reiskostenvergoeding van € 210,00 per maand. Daarnaast heeft [verzoeker] verzocht om [bedrijf] te veroordelen tot betaling van een aanzegvergoeding ex artikel 7:668 BW gelijk aan één maand salaris nu [bedrijf] niet tijdig het einde van het dienstverband heeft aangezegd en stelt [verzoeker] verder dat [bedrijf] op grond van artikel 7:673 lid 1 BW een transitievergoeding verschuldigd is.