Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBDHA:2024:23509

Rechtbank Den Haag
23-09-2024
03-06-2025
23/5833
Bestuursrecht
Eerste aanleg - enkelvoudig,Tussenuitspraak bestuurlijke lus

Tussenuitspraak in woo-zaak. Verweerder heeft in meerdere documenten ten onrechte data weggelakt ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer. De rechtbank stelt verweerder met toepassing van de bestuurlijke lus in de gelegenheid om dit gebrek alsnog te herstellen.

Rechtspraak.nl

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht

zaaknummer: SGR 23/5833 T


tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 september 2024 in de zaak tussen


[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. I.R. Köhne),

en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder

(gemachtigde: mr. drs. W.M. Logtenberg).

Inleiding

1. In deze tussenuitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de beslissing van verweerder op zijn verzoek op grond van de Wet open overheid (Woo).

1.1.

Met het besluit van 9 december 2022 (het primaire besluit) heeft verweerder op dit verzoek beslist en informatie openbaar gemaakt. Met het bestreden besluit van 24 juli 2023 heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.

1.2.

Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.

1.3.

De rechtbank heeft het beroep op 27 augustus 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder, vergezeld door mr. F.I.M. te Vette.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?

2. Eiser heeft met een beroep op de Woo verzocht om openbaarmaking van alle informatie die binnen de gemeente Den Haag aanwezig is over de strook/stroken grond naast het [adres] , waaronder mede begrepen interne en externe communicatie en conceptcontracten.

Wat heeft verweerder besloten?

3. Verweerder heeft naar aanleiding van het verzoek van eiser in totaal 32 documenten aangetroffen, die in een inventarislijst zijn opgenomen en genummerd. Verweerder heeft een aantal documenten niet openbaar gemaakt omdat deze al openbaar zijn. Verder heeft verweerder één document niet openbaar gemaakt omdat deze buiten de reikwijdte van het verzoek valt. Daarnaast heeft verweerder een aantal documenten niet openbaar gemaakt omdat deze onderdeel uitmaken van een strafdossier en de Woo hierop niet van toepassing is.1 Ook heeft verweerder in een aantal documenten persoonsgegevens geanonimiseerd vanwege de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer.2 Tot slot heeft verweerder in het bestreden besluit het adres waarop het Woo-verzoek ziet alsnog openbaar gemaakt.

Wat vindt eiser in beroep?

4. Verweerder heeft een onvolledige zoekslag verricht. Het is ongeloofwaardig dat verweerder geen fysieke dossiers zou hebben, te meer omdat zich in de openbaar gemaakte stukken een grote hoeveelheid handgeschreven notities bevindt. Verder bevat document 16 losse pagina’s en het lijkt er daarom op dat dit niet compleet is. Ook andere documenten lijken niet compleet te zijn. Verweerder heeft ten onrechte bepaalde documenten niet verstrekt met als reden dat de voorzitter van de strafkamer exclusief bevoegd is om over de openbaarmaking te beslissen. Eiser wijst erop dat het in dit geval gaat om stukken die al bij verweerder aanwezig waren en die in het kader van een strafrechtelijk onderzoek pas in een later stadium aan het Openbaar Ministerie (OM) ter beschikking zijn gesteld. Hierop blijft de Woo van toepassing. Daarbij heeft verweerder te veel informatie onleesbaar gemaakt vanwege de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer, bijvoorbeeld door in meerdere documenten data weg te lakken. Verder heeft verweerder de persoonsgegevens van eiser en zijn assistente geanonimiseerd, terwijl er geen bezwaar is tegen openbaarmaking daarvan. Op de zitting heeft eiser zijn beroepsgrond dat het primaire besluit onjuist is bekendgemaakt ingetrokken.

Wat is het oordeel van de rechtbank?

5. De rechtbank heeft kennisgenomen van de met toepassing van artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) overlegde documenten (de vertrouwelijke documenten).

Zoekslag

6. De rechtbank overweegt dat wanneer een bestuursorgaan stelt dat na onderzoek is gebleken dat een bepaald document niet of niet meer onder hem berust en een dergelijke mededeling niet ongeloofwaardig voorkomt, het in beginsel aan degene die om informatie verzoekt is om aannemelijk te maken dat, in tegenstelling tot de uitkomsten van het onderzoek door het bestuursorgaan, een bepaald document toch onder dat bestuursorgaan berust.3

6.1.

De stelling van verweerder dat hij niet over meer stukken beschikt dan hij heeft verstrekt, komt de rechtbank niet ongeloofwaardig voor. Verweerder heeft toegelicht dat naar aanleiding van het verzoek van eiser aan de hand van verschillende zoektermen, waaronder het adres waar het verzoek van eiser betrekking op heeft, in de e-mailboxen, de documentmanagementsystemen en de netwerkschijven van de toepasselijke vakafdeling is gezocht. Deze zoekslag leverde in totaal 32 documenten op. Omdat sommige van deze documenten handgeschreven notities bevatten, is daarover in de bezwaarfase navraag gedaan bij de vakafdeling. De uitkomst hiervan was dat dit originele documenten betreffen die zijn ingescand en er geen reden bestaat om aan te nemen dat deze documenten in de tussentijd zijn aangepast. Verder heeft verweerder toegelicht niet over fysieke dossiers te beschikken, omdat zijn vaste werkwijze is dat binnengekomen stukken worden ingescand en vervolgens vernietigd.

6.2.

Eiser heeft geen concrete feiten of omstandigheden aangedragen waaruit kan worden afgeleid dat een bepaald document, ondanks de uitkomsten van het onderzoek van verweerder, toch onder verweerder moet berusten. Zijn stelling dat het ongebruikelijk is dat fysieke dossiers worden vernietigd, is daarvoor onvoldoende. Het betoog van eiser dat bij één document losse pagina’s zijn opgenomen en dit daarom niet compleet lijkt te zijn, is ook geen concreet aanknopingspunt voor het oordeel dat zich onder verweerder meer documenten zouden moeten bevinden.

Artikel 365 Sv

7. Op grond van artikel 365 Sv kunnen in een strafzaak alleen een vonnis, een proces-verbaal en de stukken die aan een uitspraak zijn gehecht worden verstrekt aan een ieder ander dan de verdachte en zijn raadsman. Zoals de Afdeling eerder heeft geoordeeld, bevat artikel 365 Sv een bijzondere en uitputtende regeling voor openbaarmaking, die voorgaat op de Woo.4 Artikel 365 Sv geeft een exclusieve bevoegdheid aan de voorzitter van de strafkamer om een afschrift van de in dat artikel vermelde, tot het strafdossier behorende stukken aan derden te verstrekken. Van andere tot het strafdossier behorende stukken wordt, gelet op die uitputtende regeling, geen afschrift of uittreksel verstrekt. De strekking van artikel 365 Sv reikt niet zo ver, dat deze bepaling ook ziet op stukken die niet aan de strafrechter zijn voorgelegd.

7.1.

Verweerder heeft voorafgaand aan het nemen van het bestreden besluit het OM om een zienswijze gevraagd over de aangetroffen stukken. Volgens het OM maken de documenten 1, 2, 3 en 4 (gedeeltelijk) onderdeel uit van het strafdossier en is de Woo hierop daarom niet van toepassing. Er zijn geen aanknopingspunten voor twijfel aan de juistheid van deze zienswijze. De omstandigheid dat deze documenten eerst bij verweerder berustten en pas in een later stadium aan het OM ter beschikking zijn gesteld, laat onverlet dat deze documenten op enig moment onderdeel zijn gaan uitmaken van het strafdossier. Deze documenten vallen daarom buiten het toepassingsbereik van de Woo.

Bescherming persoonlijke levenssfeer

8. Openbaarmaking van informatie blijft achterwege als de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van een of meer personen zwaarder weegt dan het belang van openbaarheid.

8.1.

De rechtbank is van oordeel dat verweerder op goede gronden heeft besloten om de persoonsgegevens van eiser en zijn assistente niet openbaar te maken, omdat de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer in dit geval zwaarder weegt dan het belang van openbaarheid. Niet is gebleken dat de assistente van eiser daadwerkelijk toestemming heeft gegeven voor het openbaar maken van haar persoonsgegevens. Eiser heeft zelf pas in beroep naar voren gebracht dat er geen bezwaar bestaat tegen openbaarmaking van deze persoonsgegevens. Het was voor verweerder dus niet mogelijk om deze omstandigheid te betrekken bij het nemen van het bestreden besluit. Anders dan eiser meent, is verweerder niet verplicht om voorafgaand aan de besluitvorming actief te onderzoeken of de bij het verzoek betrokken personen wel of geen bezwaar hebben tegen openbaarmaking van hun persoonsgegevens.

8.2.

Eiser heeft verder betoogd dat verweerder in meerdere documenten ten onrechte data heeft weggelakt ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer. Dit betoog slaagt. Op de zitting is gebleken dat verweerder in meerdere emailberichten de verzenddatum ervan heeft weggelakt. Verweerder heeft uitgelegd dat hij gebruikmaakt van een automatisch lakprogramma. Volgens verweerder zijn de door eiser genoemde voorbeelden mogelijk ten onrechte automatisch weggelakt en valt niet uit te sluiten dat er in de gevonden documenten nog meer data ten onrechte automatisch onleesbaar zijn gemaakt. Hieruit volgt dat verweerder in deze gevallen geen belangenafweging heeft gemaakt. De rechtbank is daarom van oordeel dat verweerder op dit onderdeel in strijd heeft gehandeld met het zorgvuldigheidsbeginsel.5

Bestuurlijke lus

9. Verweerder heeft zich op de zitting bereid verklaard te onderzoeken of in de gevonden documenten nog meer data zijn weggelakt en als dat zo is, om vervolgens een belangenafweging te maken en afhankelijk van de uitkomst daarvan alsnog tot openbaarmaking over te gaan. De rechtbank ziet ten behoeve van een spoedige beëindiging van het geschil aanleiding om verweerder met toepassing van de bestuurlijke lus in de gelegenheid te stellen om op deze wijze dit gebrek in het bestreden besluit te herstellen.6 Dat herstellen kan uitsluitend met een nieuwe beslissing op bezwaar, na of tegelijkertijd met intrekking van het bestreden besluit.

9.1.

De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen verweerder het gebrek kan herstellen op vier weken na verzending van deze tussenuitspraak.

9.2.

De rechtbank draagt verweerder op haar zo spoedig mogelijk, in ieder geval binnen twee weken na verzending van deze uitspraak, kenbaar te maken of hij gebruik maakt van de gelegenheid om het gebrek te herstellen. Als verweerder gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eiser in de gelegenheid stellen binnen een termijn van twee weken te reageren op de herstelpoging van verweerder. In beginsel, ook in de situatie dat verweerder de hersteltermijn ongebruikt laat verstrijken, zal de rechtbank zonder zitting uitspraak doen op het beroep.

9.3.

De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat laatste betekent ook dat zij over de proceskosten en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt.

9.4.

De rechtbank wijst er nog op dat tegen deze uitspraak hoger beroep open staat, maar pas tegelijk met de – nog te nemen – einduitspraak. Tot die tijd staat tegen deze tussenuitspraak geen rechtsmiddel open.

Beslissing

De rechtbank:

- draagt verweerder op binnen twee weken de rechtbank mee te delen of hij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen;

- stelt verweerder in de gelegenheid om binnen vier weken na verzending van deze tussenuitspraak het gebrek te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in deze tussenuitspraak;

- stelt eiser vervolgens in de gelegenheid om, indien verweerder van voormelde gelegenheid gebruik maakt, binnen twee weken na ontvangst van de herstelpoging van verweerder daarop te reageren;

- houdt iedere verdere beslissing aan.

Deze uitspraak is gedaan door mr. E.K.S. Mollen, rechter, in aanwezigheid van mr. R.J.P. Lindhout, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 23 september 2024.

griffier

rechter

Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:


Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.

1 Bijlage bij artikel 8.8 van de Woo in samenhang gelezen met artikel 365, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv).

2 Op grond van artikel 5.1, tweede lid en onder e, van de Woo.

3 Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 12 juli 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2689.

4 Uitspraak van de Afdeling van 21 december 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BU8863.

5 Artikel 3:2 van de Awb.

6 Artikel 8:51a, eerste lid, van de Awb.

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.