uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 december 2024 in de zaak tussen
[eiser] , uit [woonplaats] , eiser
(gemachtigde: mr. S. Sabir),
en
de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, verweerder
(gemachtigde: mr. M.C. van der Linden).
Inleiding
1. Bij besluit van 31 augustus 2023 heeft verweerder het verzoek van eiser om kennisneming van eventueel over hem bij de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) aanwezige gegevens afgewezen.
1.1.
Met het bestreden besluit van 5 december 2023 is verweerder bij de afwijzing gebleven.
1.2.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
Verweerder heeft onder verwijzing naar artikel 8:29, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) verzocht te bepalen dat uitsluitend de rechtbank kennis mag nemen van enkele op de zaak betrekking hebbende stukken.
1.4.
De rechtbank heeft op 20 november 2024 kennisgenomen van deze stukken. Eiser heeft hiervoor aan de rechtbank toestemming verleend.1
1.5.
De rechtbank heeft het beroep op 21 november 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder.
Overwegingen
Waar gaat de zaak over?
2. Bij brief van 11 juni 2022 heeft eiser verzocht om kennisneming van eventueel over hem bij de AIVD aanwezige gegevens. Verweerder heeft dit verzoek afgewezen omdat er geen niet-actuele (persoons)gegevens van eiser zijn aangetroffen.
2.1.
Op de zitting heeft eiser toegelicht dat zijn verzoek om kennisneming binnen een bredere context moet worden gezien. Hij verwijst in dat kader onder meer naar het recente rapport ‘Blind Vertrouwen?’ van de Nationale Ombudsman.2 Eiser wordt, net als veel andere praktiserende moslims, belemmerd in zijn privéleven en beperkt in zijn bewegingsvrijheid. Zo is hij in het verleden verschillende keren zonder duidelijke aanleiding staandegehouden en door de Koninklijke Marachaussee bevraagd. Eiser vermoedt dat dit te maken heeft met een registratie bij de AIVD. Eiser wil daarom kunnen nagaan of de AIVD zijn persoonsgegevens rechtmatig en doelmatig (heeft) verwerkt. Te meer nu er verder geen controle is op de werkzaamheden van de AIVD.
2.2.
Uit het door eiser aangehaalde rapport volgt dat burgers vaak niet weten dat zij in beeld zijn bij instanties totdat ze tijdens hun dagelijks leven tegen de gevolgen aanlopen. Vervolgens hebben zij beperkt middelen om te achterhalen en controleren wat er precies over hen is vastgelegd en is gedeeld met andere instanties. De frustratie en onmacht van eiser zijn dan ook invoelbaar. De rechtbank kan in deze beroepsprocedure echter enkel beoordelen of verweerder in dit specifieke geval het verzoek om kennisneming op basis van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017 (Wiv 2017) mocht weigeren. De rechtbank kan geen oordeel geven over de doelmatigheid van de werkzaamheden van de AIVD of over de belangenafweging die de AIVD bij het verzamelen, verwerken en delen van (persoons)gegevens maakt.
Wat vindt eiser in beroep?
3. Eiser vindt dat verweerder ten onrechte zijn verzoek om kennisneming geheel heeft afgewezen. Verweerder heeft geen onderscheid gemaakt tussen gegevens die wel en niet gedeeld kunnen worden. Verder heeft verweerder nagelaten om te motiveren welke weigeringsgronden zijn toegepast en zijn de vragen van eiser over het delen en verwerken van zijn persoonsgegevens onbeantwoord gebleven. Het is ook niet gebleken dat verweerder voorafgaand aan de afwijzing een belangenafweging heeft gemaakt. Op de zitting heeft eiser nog aangevoerd dat hij in 2014 contact heeft gehad met een medewerker van de AIVD. Hij kan zich niet voorstellen dat die gegevens – die inmiddels tien jaar oud zijn – nog steeds als actueel kunnen worden bestempeld.
Wat zijn de regels?
4. Op grond van de Wiv 2017 kan een ieder een verzoek indienen om kennisneming van persoonsgegevens die over hem of haar zijn verwerkt door de AIVD.3 Een aanvraag om kennisneming wordt in ieder geval afgewezen indien het gaat om actuele gegevens of indien er geen gegevens over de aanvrager zijn verwerkt.4
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. De rechtbank heeft kennisgenomen van de door verweerder vertrouwelijk overgelegde gegevens. De rechtbank is van oordeel dat verweerder het verzoek van eiser om kennisneming van zijn persoonsgegevens terecht heeft afgewezen. Zij overweegt daartoe het volgende.
5.1.
Uit de wet volgt dat enkel niet-actuele gegevens voor kennisneming in aanmerking komen. Op de zitting heeft verweerder toegelicht dat naar aanleiding van een verzoek om kennisneming een zoekslag wordt gemaakt in de systemen en het archief van de AIVD. Daarbij wordt gezocht op de geboortedatum en voor- en achternaam van de verzoekende partij. Wanneer uit deze zoekslag volgt dat de AIVD over niet-actuele gegevens beschikt, wordt nagegaan welke van die gegevens wel/niet voor kennisneming geschikt zijn. Daarbij wordt gekeken naar de weigeringsgronden en wordt (waar mogelijk) een belangenafweging gemaakt.5
5.2.
Verweerder heeft het verzoek van eiser afgewezen, omdat zulke gegevens niet zijn aangetroffen bij de AIVD. Hierdoor is verweerder niet toegekomen aan de weigeringsgronden en een belangenafweging. Naar het oordeel van de rechtbank is dit ook voldoende duidelijk beschreven in het bestreden besluit. Van een motiveringsgebrek is dan ook geen sprake.
5.3.
Het is verder vaste rechtspraak dat wanneer een bestuursorgaan stelt dat na onderzoek is gebleken dat hij bepaalde gegevens niet of niet meer heeft en een dergelijke mededeling niet ongeloofwaardig voorkomt, het in beginsel aan degene die om informatie verzoekt is om aannemelijk te maken dat het bestuursorgaan die gegevens toch heeft.6 In dit geval heeft de rechtbank geen reden om te twijfelen aan de grondigheid van het verrichtte archiefonderzoek. Eiser heeft ook niet aannemelijk gemaakt dat er wel degelijk niet-actuele gegevens over hem bij de AIVD zouden berusten. Het enkele gegeven dat er reeds tien jaar zijn verstreken sinds een contact met een AIVD-medewerker acht de rechtbank daartoe onvoldoende.
5.4.
Tot slot is de rechtbank van oordeel dat verweerder de vraag of er actuele gegevens over eiser bij de AIVD aanwezig zijn, terecht onbeantwoord heeft gelaten. Een verplichting voor verweerder om kenbaar te maken of er actuele gegevens worden verwerkt, maakt geheimhouding van dat feit illusoir, hetgeen de AIVD belemmert in zijn taakuitoefening.7
Conclusie en gevolgen
6. Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.L.D. Timmermans, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Hoeijmans, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 19 december 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.