2 De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 15 juli 2024 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een
of meer anderen, althans alleen, sieraden en/of lades, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het
oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn
mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft
en/of dat/die weg te nemen sieraden en/of lades onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, door
- die [naam 1] te bellen en zich voor te doen als
politieambtenaren en/of wijkagent [naam 2] ,
- tegen die [naam 1] te zeggen dat de politie bezig was met een onderzoek naar diefstallen in de buurt en/of dat haar sieraden gescand moesten worden en/of dat daartoe een politieambtenaar langs zou komen bij die [naam 1] en/of dat ze haar sieraden klaar moest leggen en/of
- naar de woning van die [naam 1] te gaan en/of zich tegenover die [naam 1] voor te doen als
politieambtenaar en/of zich te legitimeren met een legitimatie welke door moest
gaan voor een politielegitimatie en/of
- de woning van die [naam 1] te betreden en/of
- te zeggen dat alle sieraden gemerkt en gefotografeerd zouden worden,
- met die sieraden en lades die woning te verlaten.
3 De bewijsbeslissing
3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich met betrekking tot het ten laste gelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3.
Opgave van bewijsmiddelen
De rechtbank zal voor het feit met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, volstaan. De verdachte heeft dit bewezen verklaarde feit namelijk bekend en daarna niet anders verklaard. Daarnaast heeft de raadsman geen vrijspraak bepleit.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2024225988, van de politie eenheid Den Haag, district Den Haag-West, voorgeleidingsdossier met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 230) en einddossier met bijlagen (doorgenummerd 1 t/m 61).
De rechtbank gebruikt de volgende bewijsmiddelen:
1. De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 28 februari 2025;
2. Het proces-verbaal van aangifte van [naam 1] , opgemaakt op 15 juli 2024, voor zover inhoudende (Voorgeleidingsdossier p. 18 t/m 19);
3. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] op 18 juli 2024, voor zover inhoudende (Voorgeleidingsdossier p. 26);
4. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 19 juli 2024, voor zover inhoudende (Voorgeleidingsdossier p. 47 t/m 54);
5. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 19 juli 2024, voor zover inhoudende (Voorgeleidingsdossier p. 83 t/m 84);
6. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 30 juli 2024, voor zover inhoudende (Voorgeleidingsdossier p. 86 t/m 88);
7. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 12 augustus 2024, voor zover inhoudende (Voorgeleidingsdossier p. 97 t/m 106).
3.4.
De bewezenverklaring
De rechtbank is met betrekking tot het ten laste gelegde feit van oordeel dat dit feit wettig en overtuigend is bewezen. De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
hij op 15 juli 2024 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met anderen, sieraden en lades die geheel aan [naam 1] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en die weg te nemen sieraden en lades onder hun bereik hebben gebracht door het aannemen van een valse naam en van een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van
verdichtsels, door
- die [naam 1] te bellen en zich voor te doen als
politieambtenaren en wijkagent [naam 2] ,
- tegen die [naam 1] te zeggen dat de politie bezig was met een onderzoek naar diefstallen in de buurt en dat haar sieraden gescand moesten worden en dat daartoe een politieambtenaar langs zou komen bij die [naam 1] en dat ze haar sieraden klaar moest leggen en
- naar de woning van die [naam 1] te gaan en zich tegenover die [naam 1] voor te doen als politieambtenaar en zich te legitimeren met een legitimatie welke door moest gaan voor een politielegitimatie en
- de woning van die [naam 1] te betreden en
- te zeggen dat alle sieraden gemerkt en gefotografeerd zouden worden,
- met die sieraden en lades die woning te verlaten.
9 De beslissing
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.4 bewezen is verklaard, en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van het aannemen van een valse naam of een valse hoedanigheid of een samenweefsel van verdichtsels;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 15 (vijftien) maanden;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot 3 (drie) maanden, niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 (twee) jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich binnen vijf dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij GGZ Reclassering Fivoor op het adres Hoge Bakstraat 44, 3311JW Dordrecht. Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
- zich laat behandelen door het Forensisch Ambulant Centrum Fivoor of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
- -
op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zoekt of heeft met dhr. [medeverdachte] (geboren [geboortedatum 2] 2003), zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
- -
zich inspant voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag;
- de reclassering inzicht geeft in zijn financiën en schulden. Veroordeelde werkt mee aan de Materieel Juridische Dienstverlening van Fivoor. Veroordeelde werkt, indien nodig, mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen;
- zich laat begeleiden door E25 Welzijn of een soortgelijke hulpverlener, te bepalen door de reclassering. De begeleiding duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt;
geeft opdracht aan GGZ Reclassering Fivoor tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen.
de vordering van de benadeelde partij;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij deels toe tot een bedrag van € 100.000,- en veroordeelt de verdachte hoofdelijk om dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 15 juli 2024 tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan [naam 1] ;
bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding en dat de benadeelde partij dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt de verdachte tevens hoofdelijk in de proceskosten van de benadeelde partij, begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
de schadevergoedingsmaatregel;
legt aan de verdachte hoofdelijk de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 100.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 15 juli 2024 tot de dag waarop dit bedrag is betaald; ten behoeve van [naam 1] ;
bepaalt dat, als de verdachte niet het volledige bedrag betaalt en/of niet het volledige bedrag op hem kan worden verhaald, gijzeling zal worden toegepast voor de duur van 365 dagen. Het toepassen van gijzeling ontslaat de verdachte niet van zijn betalingsverplichting aan de Staat;
bepaalt dat als een van de mededader(s) de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan de benadeelde partij heeft betaald en/of de betalingsverplichting aan de Staat deels of geheel heeft voldaan, de verdachte niet meer verplicht is om dat deel te betalen of te voldoen;
bepaalt dat als de verdachte de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan de benadeelde partij heeft betaald, de verdachte niet verplicht is om dat deel te betalen aan de Staat en dat als de verdachte het toegewezen bedrag deels of geheel aan de Staat heeft betaald, de verdachte niet verplicht is om dat deel aan de benadeelde partij te betalen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. P. van Essen, voorzitter,
mr. J.R.K.A.M. Waasdorp, rechter,
mr. M. Lenderink, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. A.C. Veltink, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 14 maart 2025.