Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBDOR:2008:BG6584

Rechtbank Dordrecht
26-11-2008
11-12-2008
224247 HA VERZ 08-360
Civiel recht
Eerste aanleg - enkelvoudig

Voorwaardelijke ontbinding arbeidsovereenkomst. Werknemer geeft collega een klap op billen, hetgeen ongepast en laakbaar is. Niet gebleken is van een seksuele lading van de klap. Nu tussen partijen nooit eerder zaken zijn voorgevallen, had een minder verstrekkende maatregel meer in de rede gelegen. De door werknemer gegeven klap levert geen dringende reden op. De gestelde doodsbedreiging is qua datum, tijd en inhoud te vaag en is niet door derden bevestigd. Derhalve kan dit evenmin zelfstandig tot een dringende reden leiden. Wel sprake van verandering van omstandigheden die tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst leiden, met ontbindingsvergoeding factor 1.

Rechtspraak.nl
JIN 2009/12
AR-Updates.nl 2008-0764
VAAN-AR-Updates.nl 2008-0764

Uitspraak

RECHTBANK DORDRECHT

Sector kanton

Locatie Dordrecht

kenmerk: 224247 HA VERZ 08-360

beschikking van de kantonrechter te Dordrecht van 26 november 2008

inzake het voorwaardelijke verzoek van:

de vennootschap naar het recht van de staat Zwitserland Krohne A.G.,

statutair gevestigd te Basel (Zwitserland) en kantoorhoudende te Dordrecht,

verzoekster,

gemachtigde: mr. P.J. de Looff, advocaat te Utrecht,

tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met:

[naam verweerder],

wonende te [adres],

verweerder,

gemachtigde: mr. P.H.A. de Boer, advocaat te Rotterdam.

Partijen worden hierna aangeduid met Krohne en [verweerder].

Verloop van de procedure

De kantonrechter beslist op de volgende processtukken:

1. het verzoekschrift dat ter griffie is binnengekomen op 7 november 2008;

2. de pleitnota aan de zijde van [verweerder];

3. de aantekeningen van de griffier van de gehouden zitting;

4. de overgelegde producties.

De behandeling van het verzoekschrift is bepaald op 12 november 2008.

Partijen zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigden.

De gemachtigden van partijen hebben gepersisteerd bij het in het verzoekschrift en verweerschrift gestelde en hebben hun standpunten nog mondeling nader toegelicht.

Omschrijving van het geschil

1. De feiten

1.1 Als gesteld door de ene partij en niet of onvoldoende mate weersproken door de andere partij staat tussen partijen het volgende vast.

1.2 [verweerder], thans 43 jaar oud, is op 13 augustus 2001 bij Krohne in dienst getreden, laatstelijk in de functie van spuiter tegen een laatstverdiend brutosalaris van € 2.389,--, exclusief emolumenten en 8% vakantiebijslag. Voordien heeft [verweerder] dezelfde werkzaamheden bij de vennootschap Eurostar B.V. verricht.

1.3 Bij brief van 12 september 2008 heeft Krohne aan [verweerder] medegedeeld dat hij een medewerker bij het verlaten van de rookcabine een klap op de billen heeft gegeven en Krohne zich vanwege dit voorval zal beraden op het nemen juridische stappen in zijn richting en hij om die reden op non actief wordt gesteld.

1.4 Op 15 september 2008 heeft de medewerkster, mevrouw [naam] (hierna: [medewerkster]) het volgende verklaard:

“(…)

Afgelopen vrijdag om 9.00 gingen wij naar het rookhok.

(…)

Om 9.15 gingen we weer uit het rookhok om naar onze werkplek te gaan. Zoals je weet loopt [naam] (toevoeging kantonrechter: [verweerder]) een beetje mank dus ik haalde hem in. Ik wilde toen de deur van het rookhok openmaken en toen sloeg hij mij keihard op mijn achterste. Na deze klap voelde ik mijn bil branden. Mijn reactie was “hé joh, wat doe je nou”. [verweerder] moest daarom lachen.

(…)

Tijdens mijn jeugd is mij ook iets dergelijks overkomen waarbij ik onder dwang ben betast door mensen waarvan ik dacht dat zij mijn vrienden waren. Ik heb toen een heel traject doorlopen met jeugdzorg en hoopte dat dit nooit meer zou gebeuren.(…)”

1.5 De heer [medewerker] heeft het volgende verklaard:

“(…)

Hierbij wil ik aangeven dat [verweerder] mij met de dood bedreigt heeft als ik Iris aan zou raken of te veel naar haar zal kijken er zijn verschillende getuigen die dit gehoord hebben.(…)”

1.6 Op 16 september 2008 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen [verweerder] en de heer [naam manager HR], [naam HR advisor] en [naam leidinggevende van verweerder]). In de gespreksnotitie is het volgende vermeld:

“(…)

De heer [verweerder] gaf aan dat hij mevrouw [medewerkster] op haar achterste had geslagen en dat dit een grapje was. Hij gaf aan zich niet voor te kunnen stellen dat mevrouw [medewerkster] er zo’n probleem van maakte.

Ondergetekende vroeg of de heer [verweerder] zich realiseerde wat er was voorgevallen en of hij daar spijt van had. De heer [verweerder] reageerde door te zeggen dat hij jammer vond dat het zo is gelopen. Hij gaf aan, dat hij naar zijn mening niets verkeerd gedaan had.

Voorts kwam tijdens het gesprek de bedreiging aan de orde die de heer [verweerder] had geuit in de richting van de heer [medewerker]. Wederom reageerde de heer [verweerder] zeer fel en ontkende dit in alle toonaarden. (…)”

1.7 Bij brief van 16 september 2008 heeft Krohne aan [verweerder] medegedeeld dat zowel de klap op het achterwerk bij [medewerkster] als de bedreigingen die hij heeft geuit jegens een aantal andere collega’s, waarbij hij zelfs met de dood heeft bedreigd, ieder afzonderlijk en zeker ook tezamen een dringende reden opleveren, op grond waarvan hij per direct op staande voet is ontslagen.

1.8 Bij brief van 18 september 2008 heeft de gemachtigde van [verweerder] aan Krohne medegedeeld dat [verweerder] bestrijdt dat hij aan [medewerkster] een klap heeft gegeven anders dan een speels tikje, dat bedreiging van collega’s absoluut onjuist is, zodat er geen sprake is van een dringende reden die ontslag op staande voet rechtvaardigt en [verweerder] om die reden de nietigheid van het ontslag inroept.

2. Het verzoek

2.1 Krohne verzoekt de kantonrechter, voorzover er nog sprake is van een arbeidsovereenkomst:

Primair:

de arbeidsovereenkomst tussen haar en [verweerder] op de kortst mogelijke termijn

wegens een dringende reden te ontbinden, zonder toekenning van enige vergoeding;

Subsidiair:

de arbeidsovereenkomst tussen haar en [verweerder] op de kortst mogelijke termijn wegens veranderingen in de omstandigheden te ontbinden, zonder toekenning van enige vergoeding, althans indien aan [verweerder] enige vergoeding zou worden toegekend te bepalen dat deze vergoeding slechts opeisbaar zal zijn indien en voor zover in rechte onherroepelijk is komen vast te staan dat het door Krohne gegeven ontslag op staande voet geen stand houdt;

Primair en subsidiair: [verweerder] te veroordelen in de kosten van de procedure.

2.2 Krohne stelt in dit verband, samengevat en voor zover thans van belang, het volgende.

[verweerder] heeft [medewerkster] geheel op eigen initiatief een klap gegeven en was daarbij kennelijk geleid door zijn gevoelens voor [medewerkster]. In de visie van Krohne is de handelswijze van [verweerder] als seksuele intimidatie althans een ongewenste intimiteit te beschouwen. [medewerkster] heeft de klap op haar achterwerk ook als een seksuele handeling ervaren. Zelfs indien er geen sprake zou zijn van een seksuele bedoeling van [verweerder], dan nog mag zulk gedrag niet van een goed werknemer worden verwacht. Door de wijze waarop [verweerder] [medewerkster] heeft bejegend, heeft [verweerder] ook in strijd met art. 6.3 van het huishoudelijk reglement gehandeld. Op grond van het voorgaande heeft Krohne [verweerder], na alle betrokkenen gehoord te hebben en [verweerder] tweemaal toe gehoord te hebben waarbij in het tweede gesprek zelfs een tolk ten behoeve van [verweerder] aanwezig was, terecht op staande voet ontslagen. Zowel de klap op het achterwerk van [medewerkster] als de bedreiging jegens [medewerker] vormen ieder afzonderlijk en zeker tezamen een dringende reden. Subsidiair verzoekt Krohne de arbeidsovereenkomst op grond van veranderingen in de omstandigheden te ontbinden. Het door Krohne in [verweerder] gestelde vertrouwen is immers komen te vervallen en een vruchtbare samenwerking tussen partijen moet in de toekomst uitgesloten worden geacht, hetgeen geheel aan [verweerder] is te wijten. [verweerder] heeft op geen enkele wijze zijn excuses aangeboden en de zaak zelfs ook in het tweede gesprek afgedaan als een grapje. Van een overname van Eurostar B.V. door Krohne is geen sprake.

3. Het verweer

3.1 [verweerder] voert verweer en stelt, samengevat en voor zover thans van belang, het volgende.

[verweerder] heeft [medewerkster] een zachte tik tegen de onderkant van haar rug gegeven als reactie op een tik die [medewerkster] hem gaf. Dat [medewerkster] hierop een dermate heftige reactie zou hebben, viel voor [verweerder] niet te voorzien en kan hem dan ook niet worden aangerekend. Van seksuele intimidatie is geen sprake omdat de intentie op geen enkele wijze seksueel van aard is. Daarnaast heeft [verweerder] niemand bedreigd en ook nooit tegen werknemers gezegd dat zij niet iets over [medewerkster] mochten zeggen of naar haar mochten kijken. Een enkel briefje van [medewerker], waar [verweerder] niet op heeft kunnen reageren, kan niet ten grondslag liggen aan een ontslag op staande voet. De verklaring van [medewerker] is pas na het gegeven ontslag opgestuurd, wordt door niemand ondersteund en is verder ook bijzonder vaag. Voorts heeft [medewerker] [verweerder] al jaren aangesproken met de begroeting “domme Turk.” Het gaat dus niet aan om [verweerder] nu met ontslag af te rekenen voor een niet vaststaand voorval, terwijl de belangen van [verweerder] zelf nooit zijn beschermd. Dit betekent dat het door Krohne gestelde niet tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst kan leiden. Een enkele waarschuwing voor het aanraken van [medewerkster] zou afdoende zijn geweest. [verweerder] is al vanaf 10 augustus 2001 bij Krohne in dienst omdat Krohne de werkzaamheden van Eurostar B.V. heeft overgenomen.

Beoordeling van het geschil

4. De kantonrechter heeft zich ervan vergewist of het verzoek verband houdt met het bestaan van een opzegverbod. Daarvan is niet gebleken.

5. Voor wat betreft het voorgevallen incident tussen [verweerder] en [medewerkster] oordeelt de kantonrechter dat de klap ongepast en laakbaar is, maar niet gebleken is van enige seksuele lading van de klap. Uit de verklaring van [medewerkster] volgt namelijk niet dat zij de klap als een seksuele intimiteit heeft ervaren. Daarnaast kan uit de gespreksnotitie van 16 september 2008 evenmin een seksuele bedoeling van [verweerder] worden afgeleid. Het feit dat [medewerkster] heftig op de klap heeft gereageerd, kennelijk omdat zij in het verleden het een en ander heeft meegemaakt, was voor [verweerder] niet te voorzien en kan hem derhalve niet worden tegengeworpen. Het geven van een klap als de onderhavige, ook al is dat overtreding van een huisregel, levert op zichzelf beschouwd in beginsel geen dringende reden op, tenzij (eerdere) omstandigheden dit anders maken. Hiervan is niet gebleken. Krohne heeft ter zitting immers aangegeven dat [verweerder] een redelijk goed functionerende werknemer is. Nu tussen partijen nooit eerder zaken zijn voorgevallen, had een minder verstrekkende maatregel ook meer in de rede gelegen. Krohne had kunnen volstaan met een (al dan niet officiële) waarschuwing. Het voorgaande leidt ertoe dat de door [verweerder] gegeven klap geen dringende reden oplevert.

6. Voor wat betreft de gestelde doodsbedreiging jegens [medewerker] is de verklaring van [medewerker] qua datum, tijd en inhoud te vaag om zelfstandig tot een dringende reden te leiden. De verklaring van [medewerker], die overigens door [verweerder] is weersproken, wordt niet ondersteund door andere verklaringen. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat van een dringende reden als bedoeld in art. 7:685 BW geen sprake is, zodat de primaire grondslag niet tot toewijzing van het verzoek kan leiden.

7. De door Krohne gestelde subsidiaire grondslag, te weten verandering in de omstandigheden daarentegen, dient wel tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst te leiden, indien die arbeidsovereenkomst nog bestaat. Ter zitting is van de zijde van Krohne immers expliciet aangegeven dat zij [verweerder] niet als werknemer terug wil omdat er anders grote onrust onder haar medewerkers zal ontstaan en dat medewerkers bij terugkeer van [verweerder] zullen vertrekken. Evenwel is er naar het oordeel van de kantonrechter aanleiding tot toekenning van een vergoeding. Immers, de situatie van het ontslag op staande voet en de werkwijze van Krohne heeft bijgedragen aan verstoring van de arbeidsrelatie en dient derhalve voor rekening en risico van de werkgever te komen. Het voorgaande leidt ertoe dat de kantonrechter een vergoeding van factor 1 redelijk en billijk acht. Hierbij gaat de kantonrechter uit van indiensttreding door [verweerder] bij Krohne per 13 augustus 2001 aangezien onvoldoende is gebleken van een overname van Eurostar B.V. Dit leidt tot een (afgeronde) vergoeding van € 23.225,-- bruto. De kantonrechter heeft hierbij de kansen van [verweerder] op de arbeidsmarkt gelet op zijn leeftijd, opleiding en ervaring meegewogen.

8. Het netto-equivalent van voormelde vergoeding dient ineens ter vrije beschikking van [verweerder] te komen.

9. Aan Krohne wordt de mogelijkheid geboden om het verzoek in te trekken nu aan de ontbinding een vergoeding wordt verbonden.

Beslissing

De kantonrechter:

voorwaardelijk,

voor zover mocht blijken dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen thans nog voortduurt:

stelt partijen in kennis van het voornemen de arbeidsovereenkomst van partijen te ontbinden, waarbij aan [verweerder] een vergoeding ten laste van Krohne wordt toegekend;

stelt Krohne in de gelegenheid tot en met 3 december 2008 het verzoek in te trekken.

In het geval Krohne van deze bevoegdheid gebruik maakt:

veroordeelt Krohne in de proceskosten, in deze procedure aan de zijde van [verweerder] gevallen, welke kosten tot op deze beslissing zijn bepaald op € 500,-- voor salaris van de gemachtigde van [verweerder].

In het geval Krohne van deze bevoegdheid geen gebruik maakt:

ontbindt de overeenkomst van partijen met ingang van 4 december 2008;

kent aan [verweerder] ten laste van Krohne een vergoeding toe van € 23.225,-- bruto;

verstaat dat het netto-equivalent van voormeld brutobedrag uiterlijk binnen twee weken nadat onherroepelijk is komen vast te staan dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen door deze beschikking is ontbonden;

compenseert de kosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.

Deze beslissing is gewezen door mr. B.C. Vink, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 november 2008, in aanwezigheid van de griffier.

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.