Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBDOR:2012:BV7935

Rechtbank Dordrecht
16-02-2012
06-03-2012
284939 CV EXPL 11-6924
Civiel recht
Eerste aanleg - enkelvoudig

Vordering tot betaling van € 410.529,66 + € 5.355 wegens kennelijk onredelijk ontslag. Grondslag voorgewende reden (7:681 lid 2 aanhef en sub a BW) en gevolgencriterium (7:681 lid 2 aanhef en sub b BW). Ontslag op grond van bedrijfseconomische redenen. Vordering afgewezen.

Rechtspraak.nl
AR-Updates.nl 2012-0210
VAAN-AR-Updates.nl 2012-0210

Uitspraak

RECHTBANK DORDRECHT

Sector kanton

Locatie Dordrecht

kenmerk: 284939 CV EXPL 11-6924

vonnis van de kantonrechter te Dordrecht van 16 februari 2012

in de zaak van:

[naam],

wonende te [plaatsnaam],

eiser,

gemachtigde: mr. A.C. de Bakker,

tegen:

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Motorrevisie en reparatiebedrijf Bogenda B.V.,

gevestigd te [plaatsnaam],

gedaagde,

gemachtigde: mr. P.M.D. Weijers.

Partijen worden hierna aangeduid als [eiser] en Bogenda.

Verloop van de procedure

De kantonrechter wijst vonnis op de volgende processtukken:

1. de dagvaarding van 26 juli 2011;

2. de conclusie van antwoord;

3. het tussenvonnis van 8 september 2011 waarin een comparitie van partijen is bepaald;

4. de aanvullende stukken van [eiser] d.d. 10 november 2011;

5. de aanvullende stukken van Bogenda d.d. 18 november 2011;

6. de aantekening dat op 25 november 2011 de comparitie van partijen heeft plaatsgevonden;

7. de akte van [eiser];

8. de akte van Bogenda;

9. de overgelegde producties.

Omschrijving van het geschil

1. De feiten

Als gesteld door de ene partij en niet of onvoldoende weersproken door de andere partij, alsmede op grond van de overgelegde producties, staat het volgende tussen partijen vast.

1.1 [eiser], geboren op [geboortedatum], is op 6 februari 1984 bij Bogenda in dienst getreden en vervulde laatstelijk de functie van technisch commercieel chef. Zijn salaris bedroeg laatstelijk € 5.176,50 bruto exclusief vakantietoeslag en overige emolumenten.

1.2 Het bedrijf van Bogenda onderhoudt en repareert (scheeps)dieselmotoren en andere motoren, alsook motoronderdelen en aanverwante artikelen en handelt hier ook in. Haar klanten zijn afkomstig uit de zee- en binnenvaart en de baggerwereld.

1.3 Junova Beheer B.V. is enig aandeelhouder van Bogenda en jaarlijks vindt er consolidatie plaats.

1.4 Bij brief d.d. 8 april 2011 heeft Bogenda aan het UWV Werkbedrijf (hierna te noemen: het UWV) toestemming verzocht de arbeidsovereenkomst met [eiser] (en nog 9 andere werknemers) te beëindigen. Bij beslissing van 24 mei 2011 is de gevraagde toestemming door het UWV verleend.

1.5 Bij brief d.d. 30 mei 2011 heeft Bogenda de arbeidsovereenkomst met [eiser] met inachtneming van de wettelijke opzegtermijn opgezegd tegen 31 augustus 2011. De arbeidsovereenkomsten met 9 andere werknemers zijn ook opgezegd.

2. De vordering

2.1 [eiser] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, Bogenda te veroordelen om aan [eiser] te voldoen een bedrag van € 410.529,66, alsmede een bedrag van € 5.355,- , beide bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening, althans een bedrag dat de kantonrechter juist acht, met veroordeling van Bogenda in de kosten van het geding, met inbegrip van nakosten.

2.2 Hij legt aan zijn vordering ten grondslag dat het gegeven ontslag kennelijk onredelijk is in de zin van artikel 7:681 BW. [eiser] stelt dat het ontslag onnodig was en onder een voorgewende reden is aangevraagd. Voorts stelt [eiser] dat de gevolgen van de opzegging van de arbeidsovereenkomst voor hem te ernstig zijn, mede in aanmerking genomen de voor hem getroffen passende voorzieningen en de voor hem bestaande mogelijkheden om ander passend werk te vinden in vergelijking met het belang van Bogenda bij de opzegging (artikel 7:681 lid 2 aanhef en sub b BW).

[eiser] vordert betaling van inkomensschade groot € 137.631,66 ; pensioenschade groot

€ 272.898,- en buitengerechtelijke kosten groot € 5.355,-.

3. Het verweer

3.1 Bogenda concludeert tot niet-ontvankelijkheid, dan wel afwijzing van de vordering met veroordeling van [eiser] in de proceskosten, uitvoerbaar bij voorraad.

3.2 Zij betwist dat het ontslag kennelijk onredelijk is. De ontslagvergunning is niet onder een voorgewende reden aangevraagd. De belangenafweging op grond van het gevolgencriterium, waarbij alle omstandigheden van het geval dienen te worden gewogen, kan niet leiden tot de conclusie dat het ontslag kennelijk onredelijk is.

Beoordeling van het geschil

4. Aan de orde is of in het onderhavige geval de opzegging van de arbeidsovereenkomst kennelijk onredelijk is in de zin van artikel 7:681 BW. [eiser] heeft gesteld dat de ontslagvergunning onder een voorgewende reden is aangevraagd (artikel 7: 681 lid 2 aanhef en sub a BW). Het ontslag is volgens [eiser] tevens kennelijk onredelijk op grond van het zogenoemde gevolgencriterium van artikel 7:681 lid 2 aanhef en onder b BW. Bogenda heeft dit betwist.

Voorgewende reden

5. Bogenda heeft een ontslagvergunning aangevraagd bij het UWV op grond van slechte bedrijfseconomische omstandigheden. Daarbij heeft Bogenda gewezen op de gevolgen van de crisis voor het bedrijf. Uit de door [naam], accountant-administratieconsulent bij ESJ accountants & belastingadviseurs, opgestelde jaarstukken en de brief d.d. 18 november 2011 die in deze procedure zijn overgelegd blijkt het volgende:

jaar omzet resultaat

2008 € 5.096.165 € 241.692

2009 € 3.857.000 € 50.738

2010 € 2.445.383 - € 215.980 (verlies)

2011 (t/m september) € 1.521.453 - € 314.730 (verlies)

Uit de jaarstukken blijkt voorts dat Bogenda niet over financiële middelen beschikt. Het werkkapitaal is negatief € 571.805 per 30 september 2011. Ook Junova beschikt niet over financiële middelen. Het werkkapitaal in Junova bestaat uit materiële vaste activa en de liquiditeiten betreffen de vordering op Bogenda groot € 909.245 per 30 september 2011.

[eiser] heeft gesteld dat de door Bogenda overgelegde cijfers geen juist en betrouwbaar beeld geven van haar financiële situatie. De punten die [eiser] bij akte (na comparitie) als commentaar op de jaarstukken heeft aangevoerd, kunnen niet afdoen aan de conclusie dat sprake is van een structurele omzetdaling, alsmede een dalend resultaat met in 2010 en 2011 een negatief resultaat. Gelet op deze cijfers en de als gevolg daarvan verslechterende financiële positie acht de kantonrechter het begrijpelijk dat Bogenda is overgegaan tot inkrimping van het personeelsbestand.

6. [eiser] voert nog het volgende aan.

Volgens [eiser] is de reden van de omzetdaling niet zo zeer gelegen in de economische crisis, maar moet die gezocht worden in mismanagement van de bestuurders van Bogenda. De werkelijke reden van de omzetdaling in 2010 is dat [naam], medebestuurder van Bogenda (hierna te noemen: [medebestuurder van Bogenda]), een hartoperatie moest ondergaan en daardoor een jaar geen nieuwe opdrachten heeft binnengehaald. Door Bogenda zijn geen maatregelen getroffen om op andere wijze of door middel van een andere persoon opdrachten binnen te halen waarmee had de omzetdaling had kunnen worden voorkomen.

Voorts suggereert [eiser] dat Bogenda niet in zwaar weer verkeerde nu de beide bestuurders van Bogenda in het eerste kwartaal van 2011 drie weken met vakantie zijn gegaan.

[eiser] heeft gesteld dat er voldoende kansen zijn voor afzet in de baggerindustrie en onder andere in Rusland.

Bovendien stelt [eiser] dat er voldoende werk voor hem voor handen was en hij tot 2011 overuren heeft gemaakt en dat hij in 2011 geen overuren kon maken omdat hij zijn enkel had gebroken.

[eiser] stelt tevens dat het onmogelijk is dat [medebestuurder van Bogenda ] de werkzaamheden van [eiser], van gemiddeld zo’n 45 uur per week, naast zijn eigen werkzaamheden gaat verrichten. Er is dan onvoldoende managementbezetting om de kansen in de markt aan te grijpen.

Ten slotte stelt [eiser] dat er aanwijzingen zijn die doen vermoeden dat Bogenda de onderneming ‘verkoopklaar’ maakt.

Bogenda heeft deze stellingen gemotiveerd betwist.

De kantonrechter passeert bovenvermelde stellingen van [eiser] nu gesteld noch gebleken is dat de geconstateerde structurele omzetdaling zou kunnen worden omgebogen en in welke mate. Ook al zou hetgeen [eiser] aanvoert (deels) komen vast te staan, dan valt niet in te zien dat daarmee de dalende tendens van de omzet om te buigen was.

Uit de jaarstukken blijkt bovendien dat de bedrijfseconomische situatie al zo slecht was dat sanering noodzakelijk was en niet meer afgewacht kon worden.

Derhalve is geen sprake van een kennelijk onredelijk ontslag als gevolg van een voorgewende reden als bedoeld in artikel 7: 681 lid 2 aanhef en sub a BW.

Gevolgencriterium

7. Op grond van artikel 7:681 lid 2 aanhef en onder b BW zal een opzegging van de arbeidsovereenkomst door Bogenda onder andere kennelijk onredelijk kunnen worden geacht, wanneer, mede in aanmerking genomen de voor [eiser] getroffen voorzieningen en de voor hem bestaande mogelijkheden om ander passend werk te vinden, de gevolgen van de opzegging voor [eiser] te ernstig zijn in vergelijking met het belang van Bogenda bij de opzegging.

8. Bij de beoordeling van de vraag of de gevolgen van de opzegging voor [eiser] te ernstig zijn in vergelijking met het belang van Bogenda bij de opzegging, dienen alle omstandigheden van het geval ten tijde van het ontslag in onderlinge samenhang in aanmerking te worden genomen. Naast algemene omstandigheden als de duur van het dienstverband en de leeftijd van de werknemer zijn ook onder meer de inspanningen van de werkgever om binnen de onderneming van de werkgever ander (passend) werk te vinden, flexibiliteit van de werkgever/ werknemer, de kansen van de werknemer op het vinden van ander (passend) werk, de inspanningen van werknemer om elders (passend) werk te vinden en vrijstelling van werkzaamheden gedurende de opzegtermijn.

9. [eiser] is ten tijde van het ontslag 55 jaar oud. Hij heeft zich bij Bogenda in 27 jaar ontwikkeld van monteur tot technisch commercieel chef. [eiser] heeft altijd goed gefunctioneerd. Hij is door het ontslag geconfronteerd met een daling van zijn inkomsten. Immers, hij verdiende bij Bogenda € 5.176,50 bruto exclusief vakantietoeslag en overige emolumenten. [eiser] is per 1 augustus 2011 teruggevallen op een WW-uitkering en is met ingang van 1 december 2011 voor bepaalde tijd (12 maanden) in dienst getreden bij Storm Engines & Parts B.V. tegen een lager salaris van € 3.850,00 bruto per maand, te vermeerderen met 8% vakantietoeslag. Bogenda heeft voor [eiser] geen voorziening getroffen.

10. Bogenda heeft de arbeidsovereenkomst van 10 werknemers, [eiser] inbegrepen, opgezegd op grond van bedrijfseconomische redenen. Daarbij beoogde Bogenda het voortbestaan van de onderneming en de werkgelegenheid voor de overgebleven 12 werknemers te handhaven. Bogenda heeft met geen van deze werknemers een afvloeiingsregeling getroffen omdat zij daarvoor geen middelen heeft. Uitkering van de door [eiser] en zijn collega [naam] gevorderde schadevergoeding samen groot

€ 527.518,98 zou het faillissement van Bogenda betekenen. Bogenda heeft voorafgaand aan het ontslag [eiser] gewezen op de mogelijkheid een zogenaamd EVC-traject (Erkenning Verworven Competenties) te volgen. Van die mogelijkheid heeft [eiser] na enige tijd gebruik gemaakt. Bogenda heeft [eiser] geattendeerd op mogelijke functies.

11. De kantonrechter oordeelt dat, hoezeer [eiser] ook door het ontslag zal zijn geraakt, het aan hem verleende ontslag, alle omstandigheden in onderlinge samenhang in aanmerking genomen, niet kennelijk onredelijk is zoals bedoeld in artikel 7:681 BW. De werkgever heeft een zekere vrijheid bij de inrichting van de onderneming, voor zover de grenzen van goed werkgeverschap daarbij niet worden overschreden. Gesteld noch gebleken is dat het afspiegelingsbeginsel onjuist zou zijn toegepast. Gelet op de jaarstukken en de daarop verstrekte toelichting is de kantonrechter van oordeel dat met een reorganisatie en het ontslag van 10 werknemers, waaronder [eiser], de grenzen van goed werkgeverschap niet zijn overschreden. De belangen van Bogenda bij het voorbestaan van haar onderneming en de werkgelegenheid voor de overige 12 werknemers zijn, tezamen met de slechte financiële positie, doorslaggevend. De vordering zal worden afgewezen.

12. [eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.

Deze zaak is tegelijk behandeld met de procedure van [collega van eiser]. De argumenten in beide zaken zijn grotendeels hetzelfde. De kantonrechter ziet hierin aanleiding het salaris in deze zaak vast te stellen op € 500,00 per punt. De kosten aan de zijde van Bogenda worden tot op heden bepaald op € 1.500,00 (3 punten a € 500,00).

Beslissing

De kantonrechter:

wijst de vordering af,

veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van Bogenda bepaald op € 1.500,00 aan salaris gemachtigde,

verklaart dit vonnis voor wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.

Dit vonnis is gewezen door mr. S.H. Gaertman, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 februari 2012, in aanwezigheid van de griffier.

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.