RECHTBANK DORDRECHT
Sector kanton
Locatie Dordrecht
kenmerk: 282084 CV EXPL 11-5426
vonnis van de kantonrechter te Dordrecht van 8 maart 2012
in de zaak van:
[naam],
wonende te [plaatsnaan],
eiser,
gemachtigde mr. L.C.F. Kroes,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CORROCOAT BENELUX B.V.,
gevestigd te [plaatsnaam],
gedaagde,
gemachtigde mr. L.P. Quist.
Partijen worden hierna aangeduid als [eiser] en Corrocoat.
Verloop van de procedure
De kantonrechter wijst vonnis op de volgende processtukken:
1. de dagvaarding van 15 juni 2011;
2. de conclusie van antwoord;
3. het tussenvonnis van 28 juli 2011 waarin een comparitie van partijen is gelast;
4. de aantekening van de griffier dat de comparitie van partijen op 6 oktober 2011 is gehouden;
5. de akte overlegging nadere producties aan de zijde van [eiser];
6. de akte aan de zijde van Corrocoat;
7. de antwoordakte aan de zijde van [eiser];
8. de antwoordakte aan de zijde van Corrocoat;
9. de overgelegde producties.
Omschrijving van het geschil
1. De feiten
1.1 Als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende weersproken, alsmede op grond van de inhoud van de overgelegde producties, voor zover niet betwist, staat het volgende tussen partijen vast.
1.2 [eiser], geboren op [geboortedatum], is op 18 mei 1987 in dienst getreden bij Corrocoat als bankwerker/coater en laatstelijk in de functie van bedrijfsleider. Het laatstelijk verdiende salaris van [eiser] bedroeg € 4.208,14 bruto per maand te vermeerderen met 8 % vakantietoeslag en overige emolumenten. In de arbeidsovereenkomst van [eiser] is een concurrentiebeding opgenomen.
1.3 Corrocoat houdt zich bezig met het repareren en renoveren van bedrijfskritische kapitaalgoederen en apparatuur in sectoren die onderhevig zijn aan zware corrosie, zoals in elektrische-, water-, petrochemische- en scheepvaartindustrieën. Corrocoat is een dochtervennootschap van Corrocoat Ltd, gevestigd te Engeland (hierna: Corrocoat Ltd).
1.4 Op 28 september 2010 heeft Corrocoat aan het UWV WERKbedrijf toestemming gevraagd de arbeidsovereenkomst met [eiser] te mogen opzeggen wegens bedrijfseconomische redenen.
1.5 Het UWV WERKbedrijf heeft op 25 november 2010 toestemming verleend de arbeidsverhouding met [eiser] op te zeggen. Corrocoat heeft de arbeidsovereenkomst met [eiser] bij brief van 30 november 2010 opgezegd tegen 1 maart 2011.
1.6 Per 1 april 2011 is [eiser] werkzaam bij GBT Benelux N.V. (hierna: GBT) in de functie van project ondersteuner.
1.7 In de op 14 oktober 2011 door de accountant (ABAB accountants en adviseurs) vastgestelde jaarrekening van Corrocoat over 2010 is opgenomen: “N.a.v. de in 2010 gehouden aandeelhoudersvergadering is in 2010 besloten het onroerend goed te verkopen aan de moedermaatschappij en nieuwe aandelen uit te geven. Dit om de schulden aan de moedermaatschappij en de bank af te lossen. Dit is bedrijfseconomisch, eind 2010 in de jaarrekening verwerkt, maar zal juridisch in maart 2011 worden afgewikkeld.”
1.8 In een taxatierapport d.d. 16 augustus 2005 is het bedrijfspand van Corrocoat op een onderhandse verkoopwaarde van € 1.600.000,- gewaardeerd. Dezelfde taxateur heeft op 28 oktober 2011 als huidige marktwaarde van het bedrijfspand van Corrocoat
€ 1.500.000,- opgegeven.
1.9 Op 31 oktober 2011 heeft een accountant-administratieconsulent van ABAB accountants en adviseurs de destijds door Corrocoat in de UWV procedure overgelegde cijfers beoordeeld. Als conclusie is het volgende vermeld: “Uit het bovenstaande blijkt dat de cijfers zoals deze zijn opgesteld door [naam X]van Corrocoat Benelux BV op het moment van afgifte aan het UWV een gedegen weergave was. Naar aanleiding van de samengestelde jaarcijfers 2010 en halfjaarcijfers 2011 is gebleken dat 2010 en 2011 positiever is weergegeven door [naam X] dan is gerealiseerd. Anders gezegd, de resultante van de opbrengsten en kosten waren in werkelijkheid slechter dan geprognosticeerd. Niet alle reorganisatiemaatregelen waren doorgerekend, maar deze waren op het moment van opstelling nog niet geconcretiseerd. Daarnaast is de brutomarge een stuk lager uitgekomen.”
2. De vordering
2.1 [eiser] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
1. een verklaring voor recht dat de opzegging door Corrocoat van de arbeidsovereenkomst van [eiser] kennelijk onredelijk is;
2. dat Corrocoat zal worden veroordeeld tot betaling van:
- een schadevergoeding ad € 275.809,96 netto, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 juni 2011 tot de dag van betaling;
- de buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 juni 2011 tot de dag van betaling;
- de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten vanaf veertien dagen na dagtekening van het vonnis.
2.2 [eiser] stelt zich op het standpunt dat het hem gegeven ontslag kennelijk onredelijk is als bedoeld in artikel 7:681 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Enerzijds stelt [eiser] dat het ontslag is gegeven onder opgave van een voorgewende reden, anderzijds zijn de gevolgen van de opzegging voor [eiser] te ernstig, mede in aanmerking genomen de voor hem getroffen voorzieningen en de voor hem bestaande mogelijkheden om ander passend werk te vinden, in vergelijking met het belang dat Corrocoat bij de opzegging heeft. Op de inhoud van het standpunt van [eiser] wordt hierna – voor zover van belang – nader ingegaan.
3. Het verweer
3.1 Corrocoat voert gemotiveerd verweer. Op de inhoud wordt hierna – voor zover van belang – nader ingegaan.
Beoordeling van het geschil
Voorgewende reden
4. Ter toelichting op zijn stelling dat het ontslag is gegeven onder opgave van een voorgewende reden stelt [eiser] – kort en zakelijk samengevat - dat de ontslaggrond, bedrijfseconomische redenen, in werkelijkheid onterecht is aangevoerd. De door Corrocoat overgelegde cijfers geven geen juist en betrouwbaar beeld van haar financiële situatie, die in werkelijkheid een stuk gunstiger is dan Corrocoat doet voorkomen. De door Corrocoat overgelegde cijfers zijn niet gewaarmerkt door een accountant. In de cijfers van de maanden september en oktober 2010 heeft [eiser] gezien dat de omzet in die maanden aanzienlijk hoger ligt dan Corrocoat doet voorkomen. Ook bedragen de betaalde salarissen en de omzetbelasting gemiddeld veel minder per maand dan door Corrocoat aangegeven. De financiële positie van Corrocoat zit juist weer in een opwaartse spiraal met een positief netto resultaat. Het verval van de functie van [eiser] was derhalve onnodig. Daarnaast heeft Corrocoat in het verleden stelselmatig en ook jarenlang financieel ondersteuning gekregen van het moederbedrijf in Engeland.
5. Corrocoat voert – kort en zakelijk samengevat - aan dat zij over de jaren 2000-2010 een verlies heeft geleden van € 3.810.172,79. Corrocoat betwist dat zij jarenlang stelselmatig financieel zou zijn ondersteund door Corrocoat Ltd. De concernrelatie tussen beide vennootschappen is zakelijk van aard. Er is geen sprake van een verklaring ex artikel 2:403 BW noch is er enige andere vorm van garantstelling tussen Corrocoat en Corrocoat Ltd. Omdat de huisbankier van Corrocoat (ING) weigerde haar verder te financieren, heeft Corrocoat geld moeten lenen van Corrocoat Ltd in ruil waarvoor Corrocoat haar bedrijfspand met een waarde van € 1.500.000,- heeft moeten verkopen en leveren aan Corrocoat Ltd. Hiermee kon een faillissement worden voorkomen, maar zijn er binnen Corrocoat geen (stille) reserves meer voorhanden. In 2010 zijn twee werknemers middels een ontslagvergunningsprocedure ontslagen en zijn een aantal werknemers, die zijn vertrokken, vervangen door personeel met een lagere beloning. Het eigen vermogen van Corrocoat was op 31 december 2009 € 1.943.602,- negatief. Door verkoop van het bedrijfspand bedroeg het eigen vermogen op 31 december 2010
€ 62.576,-. Ter onderbouwing van deze stelling legt Corrocoat de jaarstukken 2007/2008, 2009 en concept 2010 over. Corrocoat is het slachtoffer geworden van fraude door haar voormalig statutair bestuurder. Op 13 februari 2008 is door de rechtbank Dordrecht in dit kader € 477.723,36 toegewezen als schadevergoeding. Verhaal blijkt tot dusverre onmogelijk. Uit de overgelegde toekomstprognoses is af te leiden dat bij onveranderd beleid een verder verlies verwezenlijkt wordt. [eiser] maakt zijn betwistingen van de cijfers niet concreet noch geeft hij aan op welke punten Corrocoat onjuiste informatie zou hebben verschaft. Corrocoat betwist dat de cijfers over september en oktober 2010 hoger zouden liggen dan zij doet voorkomen en dat de betaalde omzetbelasting en betaalde salarissen gemiddeld veel lager zouden bedragen dan door haar opgegeven. Tevens betwist Corrocoat dat haar financiële positie zich weer in een opwaartse spiraal bevindt met een netto resultaat. Op basis van twee maanden kan geen oordeel worden gevormd over de financiële positie van een onderneming.
6. De kantonrechter oordeelt als volgt. Van een voorgewende reden is sprake als een bestaande reden wordt aangevoerd die niet de werkelijke ontslaggrond is.
7. [eiser] stelt zich allereerst op het standpunt dat de overgelegde financiële informatie niet juist is. Enerzijds heeft [eiser] niet concreet onderbouwd in hoeverre de overgelegde financiële informatie niet juist zou zijn, terwijl dit gelet op de gemotiveerde betwisting van Corrocoat wel van hem had mogen worden verwacht. [eiser] heeft het standpunt van een collega van hem overgenomen. De financiële stukken waarop hij zijn standpunt baseert, zijn niet in het geding gebracht, zodat niet valt te toetsen of sprake is van substantiële verschillen. Anderzijds valt zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet in te zien hoe cijfers over twee maanden (substantieel) van invloed kunnen zijn op het totale financiële resultaat van Corrocoat in die zin dat zij significant afwijken van de door Corrocoat destijds aan het UWV overgelegde cijfers. Daar komt bij dat de accountant-administratieconsulent op 31 oktober 2011 een verklaring heeft afgegeven dat de destijds aan het UWV overgelegde cijfers een gedegen weergave betrof en dat de prognose destijds positiever is weergegeven dan daadwerkelijk is gerealiseerd (zie citaat onder 1.9, productie 9 akte aan de zijde van Corrocoat). Deze verklaring is door [eiser] niet meer weersproken in zijn antwoordakte, zodat de kantonrechter van de juistheid van deze verklaring uitgaat. Het UWV heeft op basis van de destijds overgelegde ‘rooskleurige’ prognose kennelijk al de noodzaak van het ingrijpen in de organisatie van Corrocoat aanwezig geacht.
8. [eiser] heeft voorts gesteld dat Corrocoat stelselmatig en jarenlang financieel ondersteuning heeft gekregen van Corrocoat Ltd. Corrocoat heeft dit gemotiveerd betwist. Op basis van de jaarrekening van 2010 (zie onder 1.7) is enkel vast te stellen dat Corrocoat ter aflossing van haar schuld aan Corrocoat Ltd haar bedrijfspand heeft verkocht en nieuwe aandelen heeft uitgegeven. Dat sprake is van een financiële ondersteuning zonder daartegenover staande verplichtingen is niet aannemelijk geworden. Het standpunt van [eiser] – zoals de kantonrechter dit begrijpt - dat het bedrijfspand niet voor een reële marktwaarde zou zijn verkocht aan Corrocoat Ltd wordt als onvoldoende onderbouwd gepasseerd. Zowel het taxatierapport als de latere verklaring van de taxateur ondersteunen dit standpunt niet (zie onder 1.8) en van de door [eiser] overgelegde aankoopwaarde van twee andere bedrijfspanden aan de [adres] valt zonder nadere onderbouwing, die ontbreekt, niet in te zien waarom deze panden vergelijkbaar zouden zijn met het bedrijfspand van Corrocoat en waarom het taxatierapport en de latere verklaring van de taxateur in dit verband een niet reële waarde zouden opgeven.
9. Geconcludeerd wordt dan ook op basis van het voorgaande dat van een voorgewende reden geen sprake is. Het UWV heeft op basis van de haar ter beschikking staande gegevens in redelijkheid tot het verlenen van de ontslagvergunning wegens bedrijfseconomische redenen kunnen overgaan. Het stond Corrocoat vervolgens vrij om met gebruikmaking van die ontslagvergunning de arbeidsovereenkomst met [eiser] op te zeggen.
Gevolgencriterium
10. [eiser] stelt – kort en zakelijk samengevat - dat de aangevoerde reden voor beëindiging, te weten bedrijfseconomische redenen, in de risicosfeer ligt van Corrocoat. Corrocoat heeft niets gedaan om [eiser] redelijk te compenseren, anders dan door het aanbieden van een outplacementtraject. Evenmin heeft Corrocoat goed onderzocht of er voor [eiser] binnen de organisatie nog mogelijkheden waren om hem te herplaatsen, mede gelet op zijn gevarieerde carrièreverloop binnen Corrocoat. Op de ontslagdatum, 1 maart 2011, was [eiser] bijna 58 jaar oud en bijna 24 jaar in dienst. [eiser] had zijn prepensioen zodanig geregeld dat hij met 61,8 jaar met vervroegd pensioen zou kunnen gaan. [eiser] heeft gedurende zijn gehele dienstverband bij Corrocoat altijd uitstekend gefunctioneerd. Vanwege zijn leeftijd, eenzijdige scholing en werkervaring in de bedrijfstak van corrosiewerende middelen is [eiser] moeilijk bemiddelbaar naar een andere passende functie. Corrocoat heeft op het moment van opzegging geweigerd [eiser] te ontslaan uit het concurrentiebeding. Corrocoat was alleen bereid geen beroep op het concurrentiebeding te doen als [eiser] afstand zou doen van het vorderen van een financiële vergoeding uit hoofde van kennelijk onredelijk ontslag. Pas in de loop van maart 2011 heeft Corrocoat [eiser] laten weten zich niet op het concurrentiebeding te zullen beroepen. [eiser] is weliswaar per 1 april 2011 werkzaam bij GBT, maar zijn functie daar is qua inhoud en niveau niet vergelijkbaar met zijn functie van bedrijfsleider bij Corrocoat. [eiser] dient nu tot zijn 65e levensjaar door te werken, zijn salaris is aanzienlijk minder dan voorheen en daarnaast is het pensioenvoorzieningenstelsel in België aanzienlijk slechter ten opzichte van het Nederlandse stelsel. Bij Corrocoat had [eiser] bovendien de beschikking over een lease-auto, die hij ook privé mocht gebruiken.
11. Corrocoat voert – kort en zakelijk samengevat - aan dat [eiser] stelt noch onderbouwt waarin Corrocoat is tekortgeschoten en welke maatregelen Corrocoat had moeten treffen om de onredelijkheid van de opzegging te voorkomen. Corrocoat betwist dat zij niet aan haar herplaatsingsinspanningen zou hebben voldaan. Op het salarisniveau van [eiser] zijn binnen Corrocoat geen vergelijkbare functies voorhanden, behoudens de functie van Financieel Manager, welke functie wegens het ontbreken van financiële ervaring niet door [eiser] kan worden uitgeoefend. Corrocoat betwist dat [eiser] het voornemen had met 61,8 jaar met vervroegd pensioen te gaan. [eiser] heeft dit voornemen nimmer geuit en bovendien is het gelet op de huidige ontwikkelingen nog maar de vraag of deze mogelijkheid straks nog bestaat. Vanwege de slechte financiële positie van Corrocoat (zij was nagenoeg failliet) kon zij geen ontslagvergoedingen uitkeren aan het vertrekkend personeel, maar kon zij enkel een outplacementtraject c.q. outplacementvergoeding aanbieden. Corrocoat is [eiser] tegemoet gekomen door hem te berichten dat hij niet langer zou worden gehouden aan het concurrentiebeding. GBT is een aantal jaren geleden opgericht door een ex-werknemer van Corrocoat. [eiser] heeft aanvankelijk geen openheid van zaken gegeven over de vraag of hij inmiddels een andere functie had en bij wie hij al dan niet werkzaam is.
12. De kantonrechter stelt voorop dat het gegeven dat een werkgever de werknemer geen vergoeding heeft toegekend bij het ontslag op zichzelf niet voldoende is om te concluderen dat sprake is van een kennelijk onredelijk ontslag. Het hangt van alle omstandigheden van het geval af of voldaan is aan de in de wet neergelegde maatstaf die in de kern inhoudt dat het ontslag is gegeven in strijd met algemeen aanvaarde normen van goed werkgeverschap.
13. Op basis van de overgelegde financiële cijfers tot de datum van ontslag – 1 maart 2011 – heeft Corrocoat voldoende aannemelijk kunnen maken dat zij gedwongen was een reorganisatie door te voeren en dat zij gelet op haar financiële situatie niet in staat was een andere voorziening dan een outplacementtraject c.q. outplacementvergoeding te betalen. Corrocoat heeft voorts onbetwist gesteld dat binnen Corrocoat op het niveau van [eiser] geen vergelijkbare functies voorhanden waren, die door [eiser] konden worden uitgeoefend. Dat Corrocoat [eiser] wellicht de keuzemogelijkheid heeft ontnomen om bij 61,8 jaar vervroegd met pensioen te kunnen gaan maakt het ontslag nog niet kennelijk onredelijk. De kantonrechter begrijpt overigens uit de stellingen van [eiser] onder 11, 12 en 13 bij antwoordakte van [eiser] dat hij ook niet de intentie heeft om van deze mogelijkheid gebruik te maken, maar dat het zeer aannemelijk is dat hij blijft doorwerken tot de leeftijd van 65 jaar. Van een eenzijdige scholing en werkervaring is niet gebleken. Corrocoat heeft [eiser] juist in staat gesteld om zich van bankwerker/coater op te werken tot bedrijfsleider bij Corrocoat. Hoewel het door Corrocoat vasthouden aan het concurrentiebeding tot in maart 2011 wellicht niet de schoonheidsprijs verdient, is dit onvoldoende redengevend om het ontslag kennelijk onredelijk te doen zijn. Het heeft [eiser] in ieder geval niet weerhouden aan de slag te gaan bij GBT per 1 april 2011. Het enkele feit dat [eiser] door de opzegging is getroffen en financieel nadeel lijdt, betekent nog niet dat de gevolgen van de opzegging voor hem te ernstig zijn in vergelijking met het belang van Corrocoat bij de opzegging vanwege haar slechte financiële positie en de noodzaak om een reorganisatie door te voeren. Nu de opzegging niet kennelijk onredelijk is, zal de gevorderde verklaring voor recht worden afgewezen en komt de kantonrechter niet toe aan de vraag naar de hoogte van een aan [eiser] toekomende schadevergoeding.
Proceskosten
14. [eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld, met dien verstande dat de door Corrocoat gevorderde nakosten worden afgewezen, omdat de wet hiervoor een bijzondere rechtsgang voorschrijft (artikel 237 lid 4 Rv).
Beslissing
De kantonrechter:
wijst de vorderingen af;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van Corrocoat bepaald op € 2.400,-- aan salaris gemachtigde;
verklaart dit vonnis ten aanzien van de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.M. Lecluse-de Bruijn, kantonrechter, en bij vervroeging uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 maart 2012, in tegenwoordigheid van de griffier.