- 2.2.
2.2. [verzoeker] is sedert 1 januari 1998 als bedrijfsleider in dienst van [naam BV], een staalconstructiebedrijf. Voor het ongeval maakte hij regelmatig werkweken van 60 uur in de week. Na het ongeval heeft [verzoeker] zijn werk op 24 juni 2004 hervat, eerst op arbeidstherapeutische basis gedurende enkele uren per week. Zijn arbeidsinzet is in 2005 toegenomen tot 40 uur per week.
2.3.
In een handgeschreven verklaring, gedateerd 6 januari 2004 en ondertekend door [verzoeker] en zijn werkgever, is - voor zover van belang - het volgende opgenomen:
“(…) Hierbij even op je verzoek in het kort wat we gisteren hebben besproken.
We zijn samen overeengekomen dat we per 1 januari 2005 a.s. je het bruto jaarsalaris toekennen van € 65.000,= Euro. Op dit bedrag zijn we gezien de ontwikkeling vanaf dat je hier bent, gekomen zodanig positief zijn e.e.a. gerechtvaardigd is.
Ongeacht de marktsituatie of het bedrijfseconomisch resultaat zal dit per die datum ingaan.
Van jouw zal een maximale inzet gevraagd worden en weken van meer dan 50 uur zullen geen uitzondering zijn.
Je zult evenals ik zorgdragen voor het bijwonen van de nodige bouwvergaderingen, recepties en het uitvoeren van acquisitie komt daar ook bij.
Hierbij krijg je per 1 januari 2005 dan ook de onbeperkte beslissingsbevoegdheid tot het inkopen voor alles wat nodig is om tot een beter economisch resultaat te komen, uiteraard vooraf in overleg met ondergetekende.
Eind 2005 zullen we het salaris verhogen met 5000 €, zodat het bruto jaarloon zal worden 70.000 p. jaar (…)”
2.4. Ter vaststelling van de aard en omvang van het letsel als gevolg van het ongeval en de hieruit voortvloeiende schade heeft de rechtbank Arnhem bij beschikking van 3 december 2007 op verzoek van [verzoeker] een aantal voorlopig deskundigenberichten bevolen. Daarbij zijn een neuroloog, een neuropsycholoog, een verzekeringsgeneeskundige, een arbeidsdeskundige en een rekenkundige tot deskundigen benoemd.
2.5.
De door de rechtbank benoemde neuropsycholoog dr. J. Bruins heeft in haar rapport van 16 juni 2008 - kort samengevat - geconcludeerd dat er duidelijke aanwijzingen zijn voor cognitieve functiestoornissen, dat [verzoeker] in een neerwaartse spiraal is beland waardoor zijn klachten aannemelijkerwijs zijn toegenomen en dat nog steeds sprake is van stemmingsklachten (depressie) en een toegenomen geprikkeldheid en pessimisme.
2.8.
In een brief van 25 mei 2010 heeft de werkgever de raadsman van [verzoeker]
- voor zover van belang - als volgt bericht:
“(…) Hierbij zoals door u gevraagd, een korte verklaring, m.b.t. de gemaakte afspraken met dhr [verzoeker].
Tijdens de sollicitatiegesprekken in okt./nov. 1997, zijn wij overeen gekomen, dat na een periode van ca 6-8 jr, na uittreden van dhr. [naam] sr, er een constructie bedacht zou worden, om dhr. [verzoeker] bij het bedrijf in te laten kopen/groeien. Op welke wijze zouden we t.z.t. nog bekijken.
In 2003 hebben we verschillende gesprekken gevoerd, maar konden nog niet de juiste constructie vinden. Door de goede inbreng in het bedrijf, van dhr. [verzoeker], hebben we wel afspraken gemaakt om met ingaande van 2005, het salaris e.d. aan te passen.
Dit is in januari 2004 in een intentie verklaring opgeschreven (…).
Deze wijziging zou betekenen dat dhr. [verzoeker], als het ware als mede directie, zonder aandelen zijn werkzaamheden in het bedrijf zou uitvoeren.
Dit was de basis om verder te gaan, om dan na een paar jaar te kijken of er eventueel aandelen in het bedrijf gekocht zouden worden. (…)”
2.9. De door de rechtbank benoemde arbeidsdeskundige Van Geest heeft in zijn deskundigenrapport van 30 augustus 2010 bij het bepalen van de verdiencapaciteit, het ongeval weggedacht, de door de werkgever verschafte informatie over afspraken met [verzoeker] over de toekomst bij het bedrijf buiten beschouwing gelaten. Hierover heeft hij vermeld:
“(…) Zonder de gevolgen van het ongeval zou betrokkene zich als medeaandeelhouder hebben kunnen inkopen in het bedrijf. Gegevens waarmee dit bewezen kan worden of informatie aan de hand waarvan een redelijke inschatting kan worden gemaakt voor deze aanname ontbreekt. Ik heb deze ontwikkeling dan ook buiten beschouwing gelaten.
(…) Binnen de vastgestelde belastbaarheid door verzekeringsgeneeskundige Kruithof acht ik betrokkene in staat zijn taken binnen de fysieke taakbelastingen volledig te verrichten. Voor de psychische belastbaarheid zie ik weliswaar knelpunten voor de aspecten structuur en tijdsdruk, maar de uitval hierdoor is zeer afhankelijk van het werkaanbod en de lopende projecten. Arbitrair schat ik de uitval op maximaal 10%, wat onvoldoende is om de eigen functie als niet passend aan te merken. (…)
(…) Na het versturen van de concept rapportage werd aanvullende informatie van werkgever ontvangen inzake het inkomensverloop van betrokkene per 1 januari 2005. Zonder de gevolgen van het ongeval zou het inkomen per januari 2005 € 65.000,- hebben bedragen, per 1 januari 2007 € 70.000,- en naar verwachting, de lijn doortrekkend per 1 januari 2008 naar € 75.000,- en per 1 januari 2009 naar € 80.000,-. De gegevens over het verloop vanaf 1 januari 2007 zijn aannames. Bewijzen, behoudens een intentieverklaring van 6 januari 2004, ontbreken, onderzoek naar de financiële positie van werkgever wordt niet toegestaan terwijl onduidelijkheid bestaat over de door betrokkene te betalen vergoeding voor de aankoop van aandelen, over welke aankoop overigens in deze intentieverklaring niet wordt gesproken. De realiteit van deze afspraken kan ik dus niet beoordelen. Ik laat de beoordeling hiervan aan de Rechtbank over. Indien de gemaakte afspraken als realistisch worden aangemerkt is vanaf 2005 sprake van een aanzienlijk verlies aan arbeidsvermogen omdat in de praktijk betrokkene de toegezegde beloning niet heeft ontvangen, dit ondanks dat er in de taakbelasting geen substantiële wijzigingen zouden optreden en betrokkene binnen de vastgestelde belastbaarheid in staat geacht wordt te functioneren. (…)”
2.10. De door de rechtbank benoemde rekenkundige Laumen heeft in haar rapport van 14 september 2011 een berekening gemaakt van het verlies arbeidsvermogen op basis van twee varianten, te weten (1) de variant dat [verzoeker], het ongeval weggedacht, zou blijven werken op het niveau waarop hij werkzaam was en geen titulair directeur wordt en (2) de variant dat hij, het ongeval weggedacht, wel titulair directeur wordt. Laumen heeft de schade wegens verlies verdienvermogen inclusief schade wegens pensioenverlies en fiscale component vastgesteld op respectievelijk € 178.146,93 (variant I) en € 471.767,80 (variant II). Daarbij is uitgegaan van een pensioenleeftijd van 65 jaar.
2.11.
In een brief van 15 juni 2013 heeft [naam BV] onder meer het volgende vermeld:
“(…) Naar aanleiding van de vraag in de zaak [verzoeker] of de heer [verzoeker] wel of niet in de onderneming [naam BV] zou zijn toegetreden per jan. 2005, zou ik als directie kort en bondig kunnen antwoorden met een ja.
Sterker nog, de groei van de onderneming en de stap te starten met nieuwbouw van het bedrijfspand hingen juist af van de samenwerking met de heer [verzoeker]. Besloten was door ons beiden dat ik zelf enige jaren de onderneming zou leiden en vervolgens na groei, diverse investeringen etc, de continuïteit van het bedrijf zou waarborgen en dhr. [verzoeker] ten eerste een bijbehorend loon toekennen, met de afgesproken verantwoordelijkheden. (…)”