beschikking
Team kanton en handelsrecht
zaakgegevens 2225037 \ HA VERZ 13-1267 \ BE \ 340 \ be
uitspraak van 10 oktober 2013
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Spruyt hillen B.V.
gevestigd te IJsselstein
verzoekende partij
gemachtigde mr. E.S. de Jong
[werknemer]
gevestigd te [woonplaats]
verwerende partij
gemachtigde mr. S.M. ten Seldam
Partijen worden hierna Spruyt hillen en [werknemer] genoemd.
1 De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties
- het verweerschrift met producties
- de brieven van mr. De Jong van 17 september 2013 en van 19 september 2013 met de producties 8 tot en met 10
- de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling van 23 september 2013 mede inhoudende de pleitnotitie van de gemachtigde van Spruyt hillen
- de brief van mr. De Jong van 27 september 2013
3 Het verzoek en het verweer
3.1.
Spruyt hillen verzoekt de kantonrechter de arbeidsovereenkomst met [werknemer] te ontbinden wegens gewichtige redenen.
3.2.
Spruyt hillen onderbouwt het verzoek, kort samengevat, als volgt. Uit onderzoek in de e-mailbox van mevrouw X (door [naam F.C.], haar teamleider) is gebleken dat [werknemer] veelvuldig en langdurig en tijdens werktijd e-mail berichten met een privé karakter aan mevrouw X heeft gezonden. In die berichten liet [werknemer] zich bovendien schunnig dan wel minachtend uit over een collega (lid van het team waartoe mevrouw X behoorde), terwijl hij als lid van het managementteam een voorbeeldfunctie heeft. [werknemer] heeft met zijn handelen elke vorm van integriteit geschonden en daarom kan van Spruyt hillen niet gevergd worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Bovendien heeft Spruyt hillen alle vertrouwen in [werknemer] verloren. Een zinvolle voortzetting van de arbeidsovereenkomst is volstrekt onmogelijk geworden.
3.3.
[werknemer] voert gemotiveerd verweer, waarop hierna nader wordt ingegaan.
4 De beoordeling
4.1.
De kantonrechter stelt vast dat het verzoek geen verband houdt met het bestaan van een opzegverbod als bedoeld in de artikelen 7:647, 648, 670, 670a BW of enig ander verbod tot opzegging van de arbeidsovereenkomst.
4.2.
Vooropgesteld wordt dat een procedure als deze zich niet leent voor uitgebreide bewijslevering. Dat brengt mee dat de kantonrechter zijn beslissing moet nemen aan de hand van onbetwiste stukken en onweersproken gelaten stellingen en wat hem aannemelijk voorkomt.
4.3.
[werknemer] heeft aangevoerd dat het overleggen door Spruyt hillen van e-mailberichten van hem in strijd is met zijn recht op een persoonlijke levenssfeer en dat daar geen waarschuwing aan vooraf is gegaan zodat in strijd met art. 8 EVRM en 13 van de Grondwet is gehandeld.
Spruyt hillen heeft dit betwist. Zij heeft erop gewezen dat er binnen Spruyt hillen sinds 2011 een e-mail en internetreglement bestond. Voorts was volgens Spruyt hillen uit de e-mail berichten niet op te maken dat het privé e-mails zou betreffen, daar de e-mails geen onderwerp dan wel een zakelijk onderwerp hadden. Daarenboven geldt in het civiele recht de vrije bewijsleer.
4.4.
Op grond van rechtspraak van het Europees Hof van de Rechten van de Mens (o.a. EHRM 3 april 2007, LJN BA6786, JAR 2007, 233), wordt aangenomen dat e-mailberichten vallen onder de bescherming van artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), dat het recht op privacy beschermt, zelfs als deze berichten zijn verstuurd vanaf de werkplek van de werknemer.
Art. 8 EVRM betreft een verplichting van de lidstaten bij het EVRM. In dit geval kan, omdat Spruyt hillen geen overheidsorgaan is, niet rechtstreeks een beroep worden gedaan op het EVRM. Dit neemt niet weg dat een werkgever die inbreuk op de privacy van een werknemer maakt in beginsel handelt in strijd met het in art. 7: 611 BW neergelegde uitgangspunt dat hij/zij dient te handelen als goed werkgever. De werkgever kan, mede op gelet op de rechtspraak van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens, de e-mailberichten van zijn werknemer controleren, indien voor de werknemer kenbaar was of kenbaar had kunnen zijn, dat zijn e-mailberichten kunnen worden gecontroleerd door zijn werkgever, er sprake is van een gerechtvaardigd doel en er voldaan is aan de proportionaliteitseis. Zie in deze zin ook Kamerstukken II, 27 160, nr. 2, p. 50-51.
4.5.
Het is voldoende aannemelijk dat Spruyt hillen heeft gezien dat er een groot aantal e-mailberichten tussen [werknemer] en mevrouw X was, toen haar leidinggevende in verband met haar ziekte naging of daarin e-mailberichten zaten die beantwoord dienden te worden. Voor wat betreft het onderzoek naar de inhoud van de e-mailberichten van [werknemer] (die zijn aangetroffen in de e-mailbox van mevrouw X) geldt dat in paragraaf 7 van het bij Spruyt hillen geldende internet en e-mailreglement (dat bij [werknemer] bekend was) is opgenomen dat elektronische mail wordt bewaard en dat een bevoegde beheerder het wachtwoord kan resetten en de elektronische mail kan lezen alsook dat de werkgever zich het recht voorbehoud om (onder andere) e-mailberichten na te kijken in de mate dat dit nodig is om te garanderen dat elektronische communicatiemiddelen gebruikt worden in overeenstemming met – onder andere – de arbeidsovereenkomst. De kantonrechter is van oordeel dat Spruyt hillen gelet op het grote aantal e-mailberichten en het ontbreken van een onderwerp (in de onderwerpregel) bij de e-mailberichten redelijkerwijs kon overgaan tot het inzien van de inhoud ervan.
Gezien het voorgaande dient de inbreuk van Spruyt hillen op de privacy van [werknemer] onder de gegeven omstandigheden als gerechtvaardigd en proportioneel te worden aangemerkt en is derhalve geen sprake van misbruik door Spruyt hillen van de controle mogelijkheden. Derhalve kunnen de door Spruyt hillen in het geding gebrachte e-mailberichten worden meegenomen bij de beoordeling.
4.6.
Het staat vast dat [werknemer] een zeer groot aantal e-mailberichten aan zijn collega mevrouw X heeft gezonden. Het gaat om 160 berichten in 2009, 750 berichten in 2010, 75 berichten in 2011 en 4 in 2012. Spruyt hillen heeft de tekst van een deel van deze berichten overgelegd. Daaruit blijkt dat deze deels een nogal flirterig karakter hebben. Zo wordt gemaild over massages, het scheren van benen en het al dan niet dragen van badkleding. Dit betreft, uitgaande van de door Spruyt hillen in het verzoekschrift weergegeven selectie, echter slechts zeven e-mailberichten. Het grootste deel van de overgelegde berichten betreft ‘small talk’ en gaat over de vraag wat de ander in het weekend heeft gedaan, de volgende dag gaat doen, al dan niet eet etc. Daarnaast zijn er zes e-mail berichten waarin [werknemer] zich tegenover een college van mevrouw X (zij zat in hetzelfde team als mevrouw X) denigrerend uitlaat (r.ov. 2.3.).
4.7.
Het staat voldoende vast – [werknemer] erkent dit – dat de hoeveelheid e-mailberichten aan mevrouw X enerzijds en de inhoud van een aantal van deze berichten anderzijds een ernstige deuk in het vertrouwen van Spruyt hillen in [werknemer] hebben veroorzaakt. Tussen partijen is hierover gesproken op donderdag 18 april 2013, maar de kantonrechter acht aannemelijk dat het daarin niet tot een daadwerkelijke communicatie over de e-mailberichten is gekomen. Het staat namelijk als onbetwist vast dat [werknemer] niet wist waarover dat gesprek zou gaan. Nu het om e-mailberichten uit met name 2009-2011 ging is begrijpelijk dat [werknemer] daar niet direct inhoudelijk op kon reageren. Daar komt bij dat [werknemer] in dat gesprek ‘eikel’ is genoemd hetgeen een belangrijke aanwijzing vormt dat er in dat gesprek ook van de zijde van Spruyt hillen geen bereidheid bestond hier inhoudelijk over te praten c.q. een inhoudelijke reactie van [werknemer] te willen (of kunnen) aanhoren.
Spruyt hillen heeft [werknemer] op 18 april 2013 aangezegd dat nader onderzoek zou worden gedaan en dat een vervolggesprek zou komen. Dit is vastgelegd in de brief van 19 april 2013. Ter zitting is gebleken dat dat gesprek er niet is gekomen omdat haar directeur op die vrijdag, 19 april 2013, de e-mailberichten heeft bekeken en daarover – kort gezegd – zo boos was dat hij elk vervolggesprek onnodig vond. Dit blijkt tevens uit de onweersproken mededeling van Spruyt hillen aan [werknemer] op maandag 22 april 2013 dat partijen afscheid van elkaar zouden nemen. De kantonrechter is echter van oordeel dat van Spruyt hillen als goed werkgever (art. 7:611 BW) verwacht mocht worden dat zij eerst en op rustige wijze met [werknemer] in gesprek zou gaan over de e-mailberichten en dat redelijkerwijs van haar verwacht mocht worden het dienstverband wel voort te zetten. Bij dat laatste is betrokken dat:
- -
[werknemer] steeds goed heeft gefunctioneerd (van het gestelde disfunctioneren in de brief van 19 april 2013 is niets gebleken)
- -
er nooit klachten waren over [werknemer] gedrag anderszins
- -
de e-mailberichten zijn gevoerd met mevrouw X en niet is gesteld of gebleken dat deze bij andere werknemers van Spruyt hillen terecht zijn gekomen
- -
gevaar van verdere verspreiding van die e-mailberichten of de inhoud of strekking ervan niet aannemelijk was nu mevrouw X in april 2013 wegens arbeidsongeschiktheid niet werkzaam was voor Spruyt hillen, zij nadien niet meer voor Spruyt hillen heeft gewerkt en op 18 april 2013 reeds door Spruyt hillen was besloten om het dienstverband met haar te beëindigen (hetgeen nadien is geschied)
- -
[werknemer] aannemelijk heeft gemaakt dat hij bereid was over de e-mail berichten te spreken en daarbij het boetekleed aan te willen en kunnen trekken.
4.8.
De kantonrechter is anderzijds van oordeel dat er geen basis meer is voor een vruchtbare samenwerking tussen partijen. Uit het voorgaande volgt dat het e-mail gedrag van [werknemer] weliswaar de aanleiding voor deze breuk vormde maar dat de reactie van Spruyt hillen hierop de daadwerkelijke reden voor de vertrouwensbreuk vormt. Die breuk komt vrijwel geheel voor rekening en risico van Spruyt hillen. De kantonrechter zal de arbeidsovereenkomst daarom ontbinden en daarbij aan [werknemer] een vergoeding toekennen. Nu Spruyt hillen van de vertrouwensbreuk het meest verantwoordelijk is, zal (de zogeheten kantonrechtersformule tot uitgangspunt nemend) een wat hogere vergoeding dan volgens de ‘neutrale’ correctiefactor van 1 worden toegekend. De langere duur van de non-actiefstelling speelt hierbij in zeer beperkte mate een (matigende) rol. Spruyt hillen heeft er weliswaar op gewezen dat de procedure door de verwijzing van de zaak door de rechtbank Midden-Nederland naar deze rechtbank langer heeft geduurd, maar niet kan worden gezegd dat [werknemer] daarvoor verantwoordelijk is. Niet aannemelijk is geworden dat hij bewust heeft verzwegen dat zijn echtgenote voor eerstgenoemde rechtbank werkzaam is. Dat zijn echtgenote wellicht gehouden was om zelf bij die rechtbank melding te maken van de rechtszaak tegen haar echtgenoot maakt dit niet anders omdat dit een verplichting van haar, als ambtenaar bij die rechtbank, is en die verplichting, zonder nadere toelichting (die ontbreekt), niet op [werknemer] ‘terugslaat’.
4.9.
De kantonrechter is, gelet op het voorgaand, van plan de arbeidsovereenkomst te ontbinden met ingang van 1 november 2013 en daarbij aan [werknemer] een vergoeding van € 52.500,- bruto toe te kennen. Daarom krijgt Spruyt hillen de gelegenheid het verzoek in te trekken.
4.10.
Als Spruyt hillen het verzoek niet intrekt, moeten partijen hun eigen kosten dragen. Als Spruyt hillen het verzoek intrekt, moet zij de proceskosten dragen.
4.12.
stelt Spruyt hillen in de gelegenheid het verzoek uiterlijk op 21 oktober 2013 in te trekken door een schriftelijke mededeling aan de griffier van de rechtbank Gelderland, team kanton en handelsrecht, zittingsplaats Arnhem, postbus 9030, 6800 EM Arnhem;
als Spruyt hillen het verzoek niet intrekt:
4.13.
ontbindt de arbeidsovereenkomst met ingang van 1 november 2013 en kent aan [werknemer] ten laste van Spruyt hillen een vergoeding toe van € 52.500,- bruto;
4.14.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
als Spruyt hillen het verzoek intrekt:
4.15.
veroordeelt Spruyt hillen in de proceskosten, tot deze uitspraak aan de kant van [werknemer] begroot op € 500,- aan salaris voor de gemachtigde.
Deze beschikking is gegeven door de kantonrechter mr. B.J. Engberts en in het openbaar uitgesproken op 10 oktober 2013.