Tussenvonnis. Vordering tot vergoeding buitengerechtelijke incassokosten van een consument. Alleen de voorgeschreven schriftelijke aanmaning (art. 6:96 lid 6 BW) is verzonden. Deze aanmaning wordt ook wel veertiendagenbrief genoemd. Vordering toewijsbaar op grond van het arrest van Hof Arnhem Leeuwarden van 17 september 2013 (ECLI:NL:GHARL:2013:6760). Anderzijds wordt er in het rapport BGK-Integraal (van een werkgroep van het Landelijk Overleg Vakinhoud Civiel en Kanton, het LOVCK) van uit gegaan dat na het verzenden van voornoemde aanmaning nog een incassohandeling wordt verricht. Zowel het LOVCK als LOV-Hoven hebben op 7 oktober 2013 met het rapport BGK-Integraal ingestemd. De Rechtbank Gelderland stelt daarom de volgende prejudiciële vraag aan de Hoge Raad: Dient art. 6:96 lid 6 BW aldus te worden uitgelegd dat na het verzenden van de daarin genoemde veertiendagenbrief vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten is verschuldigd, dus zonder dat de crediteur na het verzenden van die (veertiendagen)brief nog een nadere incassohandeling verricht? (zie ook tusenvonnis ECLI:NL:RBARN:2013:4081)
zaakgegevens 2410395 \ CV EXPL 13-14923 \ BE \ 340 \ be
uitspraak van
vonnis
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid FA-MED BV
gevestigd te Amersfoort
eisende partij
gemachtigde LAVG Breda
tegen
[gedaagde partij]
wonende te [woonplaats]
gedaagde partij
niet verschenen
Partijen worden hierna Fa-Med en [gedaagde partij] genoemd.
1 De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 23 oktober 2013
- de akte van Fa-Med van 13 november 2013
2 De verdere beoordeling
2.1.
De kantonrechter heeft in het tussenvonnis van 23 oktober 2013 aangegeven de volgende vraag bij wijze van prejudiciële beslissing aan de Hoge Raad voor te willen leggen (art. 392-394 Rv):
Dient art. 6:96 lid 6 BW aldus te worden uitgelegd dat na het verzenden van de daarin genoemde veertiendagenbrief vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten is verschuldigd, dus zonder dat de crediteur na het verzenden van die (veertiendagen)brief nog een nadere incassohandeling verricht?
2.2.
Fa-Med heeft vervolgens bij akte aangegeven zich te kunnen vinden in dit voornemen en in de inhoud van de vraag.
2.3.
De kantonrechter zal derhalve genoemde vraag aan de Hoge Raad voorleggen.
2.4.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
3 De beslissing
De kantonrechter
3.1.
stelt de Hoge Raad de volgende rechtsvraag ter beantwoording bij wijze van prejudiciële beslissing:
Dient art. 6:96 lid 6 BW aldus te worden uitgelegd dat na het verzenden van de daarin genoemde veertiendagenbrief vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten is verschuldigd, dus zonder dat de crediteur na het verzenden van die (veertiendagen)brief nog een nadere incassohandeling verricht?
3.2. draagt de griffier op onverwijld een afschrift van dit vonnis en van het tussenvonnis van 23 oktober 2013 aan de Hoge Raad te zenden;
3.3.
houdt iedere verdere beslissing aan tot een afschrift van de beslissing van de Hoge Raad is ontvangen.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. B.J. Engberts en in het openbaar uitgesproken op
De gegevens worden opgehaald
Hulp bij zoeken
Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over: