2.1.
Vaststaat tussen partijen dat [verweerder] (geboren op [datum]) sinds [datum] bij het Nederlands Dagblad, hierna te noemen ND, in dienst is in de functie van redacteur/verslaggever. Het overeengekomen salaris bedraagt € 3.406,35 bruto per maand exclusief 8% vakantietoeslag.
2.2.
ND verzoekt de kantonrechter de arbeidsovereenkomst met [verweerder] te ontbinden op grond van wijziging van omstandigheden als bedoeld in art. 7:685 BW. Zij is bereid aan [verweerder] een vergoeding te betalen van € 66.950,- bruto (berekend op basis van de kantonrechtersformule correctiefactor 0.7).
Kort samengevat heeft ND aan haar ontbindingsverzoek ten grondslag gelegd de stelling dat zij zich genoodzaakt ziet naar beëindiging van de arbeidsovereenkomst met [verweerder] te streven op grond van bedrijfseconomische omstandigheden. Vanwege deze omstandigheden moet zij kostenbesparende maatregelen nemen. In dat kader heeft zij besloten twee redacteuren ontslag aan te zeggen. [verweerder] is in maart 2014 aangezegd dat ND tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst met hem wil komen. Vervolgens hebben partijen onderhandeld over een beëindigingsovereenkomst. Overeenstemming hebben partijen niet bereikt.
In haar verzoekschrift en ter zitting heeft ND de grondslag van haar verzoekschrift - de gestelde bedrijfseconomische omstandigheden - onderbouwd en toegelicht. Gesteld wordt dat ook ND geconfronteerd word met een sterk dalend aantal abonnees en daling van advertentie-inkomsten (een halvering van deze inkomsten). Een en ander wordt mede geplaatst binnen de context van de crisis, die ook aan ND niet voorbij is gegaan. ND wijst voorts op de gevolgen van de voortschrijdende digitalisering. De behoefte aan een ‘papieren’ krant neemt gestaag af.
ND stelt dat haar directie zich tot haar ‘evidente’ taak rekent het bedrijf voor de toekomst gezond te houden en dat het niet van goed bestuur zou getuigen indien de directie pas op het laatste moment maatregelen zou treffen.
Uitvoerig onderbouwd, ook in de details, legt ND uit dat zij, gericht op de toekomst, behoefte heeft aan een team van de beste journalisten die met elkaar welwillend en op efficiënte wijze kunnen samenwerken. Ieder van deze journalisten moet daarom een specialist zijn op een bepaald terrein.
Volgens ND past [verweerder] om verschillende redenen niet in zo’n team. Ook deze stelling wordt door haar onderbouwd. Daarnaast wordt verwezen naar (overigens gedateerde) kritiek op het functioneren van [verweerder] en op uitlatingen van [verweerder] in het verleden die minder gelukkig waren en waarop [verweerder] ook in het verleden door zijn leidinggevende is aangesproken.
ND stelt dat de door haar aangeboden vergoeding redelijk/billijk is. Zij heeft ervoor gekozen om aan haar werknemers, van wie zij afscheid wil nemen, een vergoeding berekend conform de kantonrechtersformule aan te bieden onder toepassing van een C factor 0.7. Zij wijst op de beperkte financiële middelen en stelt ook dat andere werknemers die bij ND kunnen blijven werken bereid zijn geweest een loonoffer te brengen. Enkele werknemers hebben genoegen genomen met een lager salaris.
2.3.
[verweerder] voert verweer. Hij concludeert tot afwijzing van het verzoek. Zo de kantonrechter het verzoekt mocht toewijzen maakt hij aanspraak op een vergoeding van € 191.300,- bruto, berekend conform de kantonrechtersformule onder toepassing van correctiefactor C=2.
Op het verweer van [verweerder] zal de kantonrechter hierna ingaan.
2.4.
De kantonrechter wijst het ontbindingsverzoek van ND toe. De arbeidsovereenkomst tussen partijen word met ingang van 1 september 2014 ontbonden onder toekenning van een vergoeding van € 66.950,- bruto met compensatie van de proceskosten. Het meer of anders verzochte wordt afgewezen.
Naar het oordeel van de kantonrechter zijn de bedrijfseconomische omstandigheden zoals geschetst door ND voldoende aannemelijk geworden. De grondslag van het ontbindingsverzoek heeft ND in meer dan voldoende mate onderbouwd. In feite betwist [verweerder] ook niet de terugloop van het aantal abonnees en vermindering van advertentie inkomsten.
Op goede gronden rekent de directie van ND het tot haar taak de nodige maatregelen te treffen met het oog op de toekomst, om zo het bedrijf voor de toekomst gezond te houden. Op dat uitgangspunt valt niets af te dingen. De kantonrechter past bij de beoordeling van de door ND genomen besluiten in het kader van de reorganisatie - een en ander in overleg met de ondernemingsraad - dan ook de nodige terughoudendheid. Enkel dient beoordeeld te worden of ND in redelijkheid tot haar in deze zaak genomen besluiten heeft kunnen komen. Deze - marginale - toets doorstaan de besluiten van ND alleszins.
Ook heeft ND op goede gronden kunnen besluiten om in het kader van de gewenste reductie van personeelskosten te streven naar beëindiging van de arbeidsovereenkomst met [verweerder]. Nog daargelaten dat de beleidsregels van het UWV, waarop [verweerder] een beroep doet, niet rechtstreeks van toepassing zijn in de onderhavige ontbindingsprocedure, heeft ND voldoende aangetoond dat de functie van [verweerder], qua inhoud, niet onderling uitwisselbaar is met functies van andere redacteuren, mede vanwege de specifieke kennis van de in de stukken genoemde collega redacteuren. Ook heeft ND voldoende onderbouwd dat [verweerder] niet past in het team van de beste journalisten die specialist zijn op een bepaald terrein.
Overigens is wel een terechte kanttekening van [verweerder] dat ND ten onrechte, mede ter toelichting van de grondslag van haar verzoek, heeft gesteld dat [verweerder] in het verleden niet naar behoren zou hebben gefunctioneerd en dat er ook kritiek was op de wijze van communiceren van [verweerder]. De kritiek op het functioneren van [verweerder] is redelijk gedateerd, terwijl onvoldoende weersproken is hetgeen [verweerder] heeft aangevoerd, te weten dat de communicatiekwestie in het verleden tussen partijen is uitgesproken, nadat hij door zijn leidinggevende daarover was aangesproken. Dat ND gemeend heeft deze beide kwesties (het functioneren van [verweerder] en diens wijze van communiceren in het verleden) naar voren te brengen om zo kennelijk de grondslag van haar ontbindingsverzoek meer overtuigingskracht te bieden is objectief gezien een onjuiste keuze geweest. Het risico van deze keuze is dat aan de grondslag van het ontbindingsverzoek een hybride karakter zou kunnen worden toegekend, terwijl daar in feite geen sprake van is, uitgaande van de bedrijfseconomische omstandigheden, de noodzaak om te reorganiseren en de motivering van de keuze van ND om te streven naar beëindiging van de arbeidsovereenkomst met [verweerder]. Deze grondslag is door de kantonrechter als voldoende beoordeeld om tot toewijzing van het ontbindingsverzoek te beslissen.
Een en ander moet worden gekwalificeerd als een zodanige wijziging van omstandigheden dat op die grond de arbeidsovereenkomst met [verweerder] op korte termijn behoort te eindigen. Daaraan kan worden toegevoegd dat [verweerder] ter zitting heeft aangegeven niet goed in te zien dat hij naar zijn werk bij ND zou kunnen terugkeren nu ND blijft volharden in haar streven naar beëindiging van de arbeidsovereenkomst met hem. Daarmee zou ook vastgesteld kunnen worden dat er geen basis meer is voor verdere samenwerking tussen partijen, hetgeen ook een wijziging van omstandigheden als bedoeld in artikel 7:685 BW oplevert.
Rest nog de motivering van de beslissing van de kantonrechter om aan [verweerder] de door ND aangeboden vergoeding toe te kennen.
In ieder geval brengt naar het oordeel van de kantonrechter de billijkheid niet met zich mee dat aan [verweerder] een vergoeding moet worden toegekend onder toepassing van correctiefactor C=2. Onvoldoende aannemelijk is geworden dat ND een zodanig verwijt kan worden gemaakt in deze zaak dat daartoe aanleiding zou kunnen bestaan. Eerder zou een berekening van de vergoeding conform de neutrale variant van de kantonrechtersformule in de rede liggen. De bedrijfseconomische omstandigheden, ten grondslag gelegd aan het ontbindingsverzoek, hebben immers in hoofdzaak externe oorzaken waarop partijen, ook de directie van ND niet, geen invloed hebben.
Na ampele overwegingen komt de kantonrechter tot het oordeel dat het door ND gedane aanbod billijk is. Ook al is er geen sociaal plan dat als basis zou kunnen dienen voor een dergelijk aanbod - voor het ontbreken van een sociaal plan voert ND overigens een plausibele reden aan - dan nog heeft ND naar het oordeel van de kantonrechter voldoende onderbouwd en toegelicht waarom het door haar gedane aanbod billijk is. Ook aan andere werknemers is een dergelijk aanbod gedaan (en kennelijk geaccepteerd). Bovendien is onweersproken gesteld door ND dat andere werknemers bereid zijn geweest een loonoffer te brengen. Kennelijk wordt door velen ingezien dat de financiële middelen bij ND beperkt zijn. Ook dat laatste heeft ND met de door haar overgelegde stukken voldoende aannemelijk gemaakt. Haar vermogen is voor een belangrijk deel niet liquide (het kantoorpand van ND). Het uitgangspunt dat in ontbindingszaken als de onderhavige toekenning van een vergoeding berekend conform de neutrale variant van de kantonrechtersformule regel is en toepassing van een correctiefactor uitzondering is moet in deze zaak losgelaten worden, rekening houdend met het gegeven dat ND zich genoodzaakt ziet om haar bedrijf te reorganiseren omdat zij zich geconfronteerd ziet met een teruglopende omzet. Zo is het besluit om te reorganiseren niet genomen omdat ND zou streven naar winstmaximalisatie.
Binnen deze context is toekenning van de vergoeding conform het aanbod van ND naar het oordeel van de kantonrechter billijk.
De proceskosten worden gecompenseerd in die zin dat partijen de eigen kosten dragen.