[eiser] vordert dat LM Consultancy wordt veroordeeld:
I. tot betaling van het achterstallig salaris van € 3.446,40, althans een voorschot groot € 3.446,40, althans een in goede justitie te bepalen bedrag;
II. tot vergoeding van de wettelijke rente over het onder I. vermelde bedrag vanaf het moment van opeisbaarheid tot het moment van volledige betaling;
III. tot voldoening van de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW van 50%, althans een in goede justitie te bepalen percentage:
IV. tot (door)betaling van het gebruikelijke salaris, althans een voorschot daarop, groot € 1.723,20 per weken zolang er sprake is van arbeidsongeschiktheid, dan wel € 1.893,63 per vier weken vanaf het moment dat hij niet langer arbeidsongeschikt is, tot het moment dat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is beëindigd, zulks op de gebruikelijke momenten van betaling.
Verder vordert hij een veroordeling van LM Consultancy in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover indien en voor zover betaling daarvan niet binnen twee dagen na betekening van dit vonnis heeft plaatsgevonden, alsmede een veroordeling in de nakosten.
Ter zitting heeft [eiser] zijn eis vermeerderd; volgens hem heeft hij recht op een bedrag van circa € 1.808,35 bruto aan vakantiegeld, terwijl hij, overigens zonder specificatie, op
26 juni 2014 (slechts) een bedrag van € 793,19 netto heeft ontvangen. Tot slot stelt de kantonrechter vast dat [eiser] heeft verzuimd de door hem onder punt 11. van de dagvaarding vermelde buitengerechtelijke incassokosten op te nemen in het petitum.