Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBGEL:2015:1690

Rechtbank Gelderland
06-03-2015
13-03-2015
C/05/279541 / JE RK 15-269
Civiel recht
Beschikking

Dreiging radicalisering meisje. Voorlopige ondertoezichtstelling toegewezen en uithuisplaatsing gesloten jeugdhulp afgewezen

Rechtspraak.nl

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK GELDERLAND

Team Jeugdrecht

Zittingsplaats: Arnhem

zaakgegevens : C/05/279541 / JE RK 15-269

datum uitspraak: 6 maart 2015

beschikking van de meervoudige kamer van de rechtbank

in de zaak van

Raad voor de Kinderbescherming, hierna te noemen de Raad,

gevestigd te Arnhem.

betreffende

[naam minderjarige], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],

hierna te noemen [naam minderjarige].

De rechtbank merkt als belanghebbende aan:

[naam moeder], hierna te noemen de moeder,

wonende te [woonplaats].

Het procesverloop

Gezien de stukken, waaronder:

- het verzoekschrift met bijlagen van de Raad van 4 maart 2015, ingekomen bij de griffie op 4 maart 2015;

- de instemmende verklaringen d.d. 4 maart 2015 en 6 maart 2015 van een gedragswetenschapper(s);

- de bepaling d.d. 5 maart 2015 van de gemeente [plaats] dat gesloten jeugdhulp noodzakelijk is;

- het proces verbaal van bevindingen van 5 maart 2015 van de districtsrecherche Gelderland-Midden, met bijlagen, overgelegd en toegelicht door officier van justitie mr. J.E.R. Osinga ter zitting van 6 maart 2015.

Aan [naam minderjarige] is als raadsman toegevoegd, mr. D. Kotterman, advocaat te Arnhem.

Op 6 maart 2015 heeft de meervoudige kamer van de rechtbank de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.

Toen zijn gehoord:

  • -

    de minderjarige [naam minderjarige], bijgestaan door mr. D. Kotterman,

  • -

    de moeder, bijgestaan door mr. P. van Dolderen, advocaat te Arnhem,

- twee vertegenwoordigsters van de Raad,

- een vertegenwoordiger van het Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering, hierna te noemen de GI,

- mr. J.E.R. Osinga (officier van justitie) en mr. R.R. van Zon (parketsecretaris) als informanten.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [naam minderjarige] wordt uitgeoefend door de moeder.

[naam minderjarige] woont bij de moeder.

Het verzoek en de onderbouwing

De Raad heeft de voorlopige ondertoezichtstelling verzocht van [naam minderjarige] voor de duur van drie maanden.

Tevens heeft de Raad verzocht een machtiging te verlenen om [naam minderjarige] in een gesloten accommodatie te doen opnemen en te doen verblijven voor de duur van ten hoogste drie maanden.

Ter zitting van 6 maart 2015 heeft de Raad het verzoek tot uithuisplaatsing gewijzigd in die zin dat thans wordt verzocht een machtiging te verlenen voor verblijf in een gesloten accommodatie voor de duur van één maand.

De gedragswetenschapper(s) heeft/hebben ingestemd met het verzoek. Dit blijkt uit de verklaringen van 4 maart 2015 en 6 maart 2015.


De Raad heeft aan zijn verzoekschrift ten grondslag gelegd dat de Raad een onderzoek heeft ingesteld omdat er signalen zijn vanuit verschillende ketenpartners (school, politie en openbaar ministerie) betreffende radicalisering van [naam minderjarige] en een groot risico op het afreizen naar het oorlogsgebied waar de terroristische organisatie ISIS de controle heeft. Er zijn vermoedens dat er sprake is van een voornemen tot een huwelijk met een strijder in dit gebied, [naam1]

Er zijn grote zorgen over het netwerk van [naam minderjarige]. Haar broer [naam2] verblijft in de JJI De Hunnerberg en er wordt van hem gezegd dat hij aldaar aan het radicaliseren is en waarbij het vermoeden is dat hij het jihadistische gedachtengoed aanhangt. Hij is onlangs tijdens zijn verlof aangehouden met een vriend, tijdens het flyeren in [plaats]. Deze vriend is een Nederlandse jongen die geradicaliseerd is, vermoedelijk een periode in Syrië heeft gestreden bij een terroristische strijdgroep en is teruggekeerd naar Nederland. [naam minderjarige] heeft de afgelopen periode geregeld contact met hem en ook met zijn vrouw. Deze vrouw is een goede vriendin van [naam minderjarige]. Ook heeft [naam minderjarige], nadat zij een tijd lang geen contact met hem had, nu regelmatig contact met haar broer. Deze broer is trots dat [naam minderjarige] de extremistische interpretatie van het geloof aanhangt en zich daarnaar gedraagt. Hij lijkt steeds meer invloed te krijgen op [naam minderjarige], tezamen met zijn extremistische netwerk. Onderdeel van dit netwerk is [naam1]. Hij verblijft ruim een jaar in het oorlogsgebied als strijder. [naam minderjarige] heeft regelmatig contact met hem. Zij heeft tegen de wijkagent gezegd dat ze verliefd op hem is en vanuit de buurt is bekend dat [naam minderjarige] plannen heeft om met [naam1] te trouwen. Er zijn signalen dat zij sieraden heeft gekregen, hetgeen te duiden zou kunnen zijn als een “bruidsschat” of financiering van een reis. De moeder heeft aangegeven dat zij op vakantie naar Turkije wil alwaar [naam minderjarige] zou willen ontmoeten. De politie heeft de moeder dit afgeraden. Naar aanleiding daarvan is het paspoort van [naam minderjarige] door de moeder overgedragen aan de politie.

De gemeente heeft een groep opgericht waar [naam minderjarige] aan deelnam met als doel tegenwicht te bieden aan de radicaliseringsgedachte. [naam minderjarige] nam hieraan deel, maar de laatste paar keren is zij hier niet meer verschenen, evenals twee andere meisjes die in beeld zijn in dit kader.

Er zijn ook zorgen over de uiterlijke veranderingen en gedragsveranderingen van [naam minderjarige] sinds begin 2015. Ze geeft op school aan dat zij zich in een periode van enkele maanden steeds meer heeft toegewijd aan de Islam. [naam minderjarige] draagt op school een hoofddoek, hetgeen zij eerder nooit deed. Zij is in de wijk door de buurt en politie gezien met een boerka. Voor die tijd was er bij [naam minderjarige] een zorgelijke ontwikkeling gaande waarbij zij wegliep, zich onttrok aan het gezag van de moeder. Ook waren er toen op school veel problemen, waaronder schoolverzuim. Door middel van hulpverlening, opvoedondersteuning van Lindenhout, probeert de moeder zich in te zetten in het belang van [naam minderjarige]. Waar [naam minderjarige] zich eerder onttrok aan het gezag van de moeder, lijkt dit beter te gaan. Ook op school houdt zij zich beter aan de regels en zet zich in. De Raad heeft van radicaliseringsdeskundigen vernomen dat vaker in dit soort zaken wordt gezien dat meisjes zich meer gaan verdiepen in het geloof en zich keurig gaan gedragen. Gelet op alle signalen in combinatie met deze informatie heeft de Raad gemeend het zekere voor het onzekere te moeten nemen en heeft daarom onderhavige verzoeken ingediend.

De Raad ziet de meeste risico’s in het zorgelijke netwerk van [naam minderjarige]. Niet alleen [naam1], maar ook de andere jongens in het netwerk hebben een duidelijke rol. De Raad ziet [naam minderjarige] als een beïnvloedbaar meisje, wat nu ook tot uiting komt in haar geloofsbeleving. Vorig jaar heeft ook het een en ander gespeeld waarbij dit zichtbaar werd. De Raad heeft niet de indruk dat [naam minderjarige] zelf plannen maakt om te vertrekken, maar haar omgeving wel en dat zij hieraan wordt bloot gesteld. Ze kan hier geen weerstand aan bieden en haar ouders ook niet. De Raad wil [naam minderjarige] door middel van een plaatsing binnen de gesloten jeugdhulp tijdelijk uit de zorgelijke omgeving halen, een veiligheidsplan maken en de omgeving beveiligen. De plaatsing zal zo kort mogelijk – maar zo lang als nodig – moeten duren waarbij [naam minderjarige] met een speciale coach in gesprek kan gaan om haar eigen identiteit te bepalen. De radicalisering zal dan worden omgedraaid. [naam minderjarige] zal zelf een visie moeten ontwikkelen en moeten leren deze uit te dragen en er naar te leven. Vanuit de gesloten plaatsing kan de veiligheid worden ingeschat en worden gecreëerd voor als [naam minderjarige] terug gaat naar huis. Het feit dat er informatie is binnen gekomen dat [naam minderjarige] de laatste dagen via Skype contact heeft gehad, maakt het voor de Raad steeds duidelijker dat zij uit het netwerk gehaald moet worden.

Door de Raad is er voor gekozen om de gegevens van de betrokken personen, waaronder van de gedragswetenschappers, te anonimiseren in de stukken. Dit heeft te maken met het feit dat de Raad niet kan inschatten hoe groot de mogelijke dreiging vanuit het netwerk van [naam minderjarige] is. De Raad kan wel de naam van de gedragswetenschappers overhandigen aan de rechtbank. Het zijn gedragswetenschappers die in dienst zijn bij de Raad. De gedragswetenschapper die [naam minderjarige] heeft gesproken, is niet betrokken geweest bij het opstellen van het verzoekschrift. Het anonimiseren is gebeurd op grond van een intern besluit van de Raad en niet op advies van de officier van justitie.

Door mr. Osinga, die op verzoek van de Raad is gehoord als informant, is ter zitting naar voren gebracht dat er in [plaats] sinds anderhalf jaar sprake is van een groep jongens, waarvan een deel is uitgereisd naar het oorlogsgebied waar de terroristische organisatie ISIS de controle heeft. [naam1] bevindt zich aan de rand van dit netwerk, evenals [naam3] (de Nederlandse jongen die is geradicaliseerd). Zij zijn beide naar Syrië gegaan. [naam3] is inmiddels terug. [naam minderjarige] kent [naam3], evenals zijn vrouw. Het is duidelijk dat [naam1] zich profileert als een strijder, omdat hij onder meer voorkomt in een propaganda film van ISIS. Dit betekent dat hij bepaalde taken heeft binnen de organisatie. De uitreis van jongens vanuit [plaats] lijkt inmiddels te zijn gestabiliseerd, maar het verschuift naar een beeld over jonge meisjes die ook willen uitreizen en willen trouwen met deze jongens. Van een net meerderjarig meisje is bekend dat zij is getrouwd met [naam1] waarbij haar jongste broer, zonder medeweten van de ouders, toestemming heeft gegeven voor het huwelijk. Haar familie heeft contact met haar gehad, terwijl ze in een ISIS kamp verbleef. Het beeld is dat het meisje graag terug wilde. Zij is inmiddels van [naam1] gescheiden. Dit alles was in juni 2014. Uit informatie van de wijkagent blijkt dat [naam minderjarige] verliefd is op [naam1]. Dit heeft ze in een gesprek met hem bevestigd. Ook zou zij post, een bruine envelop, hebben gekregen van [naam1] en zou zij naar Turkije willen afreizen om hem te ontmoeten. Uit een analyse van de Social Media is gebleken dat [naam minderjarige] via twitter contact heeft met [naam1] en aangeeft dat zij hem mist. Het meest opvallende is dat op [naam minderjarige] op Facebook een startscherm heeft met een foto van [naam1] en haar broer [naam2]. Deze foto is later een keer bewerkt met de toevoeging van een ring met twee hartjes. Ook heeft zij op haar Facebook pagina een plaatje van een echtpaar in orthodox islamitische kledij met de tekst “In the land of Jihad I found you my dear Mujahid”

Doordat er parallellen waren met een eerdere casus met dezelfde jongen en doordat [naam1] zich profileert als een strijder en jonge meisjes naar Syrië probeert te halen, is er in ketenoverleg voor gekozen om nu al te proberen in te grijpen. Het is namelijk al eerder gebeurd dat een meisje zomaar ineens weg was. De mogelijkheden om strafrechtelijk in te grijpen zijn beperkt. Jongeren kunnen niet van uur tot uur worden gevolgd.

De standpunten van belanghebbenden

Door en namens [naam minderjarige] is ter zitting allereerst naar voren gebracht dat moet kunnen worden gecontroleerd of er sprake is van een gekwalificeerde gedragsdeskundige. Op basis van de stukken die thans voorliggen, is dit niet mogelijk gezien het anonimiseren van bepaalde gegevens.

Primair is verzocht om de machtiging tot uithuisplaatsing af te wijzen omdat er slechts sprake is van vage vermoedens. [naam minderjarige] wordt ineens in een situatie betrokken waarin ze zich moet verdedigen over een bepaald contact. Er zijn geen concrete aanwijzingen dat [naam minderjarige] met [naam1] wil trouwen of naar Syrië wil afreizen. Belangrijke feiten die genoemd worden, kloppen niet. Zo heeft [naam minderjarige] wel een kettinkje gekregen van [naam1], maar dit is niet bedoeld geweest als bruidsschat. Het is een heel goedkoop kettinkje dat ze al lang geleden, vóór zijn vertrek, van hem gekregen heeft als afscheidskadootje. [naam1] is als een broer voor haar, omdat hij vroeger veel bij hen thuis kwam. De bruine envelop waarover wordt gesproken was niet bestemd voor [naam minderjarige], maar voor de moeder en was afkomstig van een kennis van de moeder uit Griekenland. Ook de foto op Facebook is voor [naam minderjarige] een onschuldig plaatje. Voor haar was dit gewoon een mooi plaatje en ze heeft dit geplaatst zonder op de tekst te letten, die overigens niet goed zichtbaar was. Ook is het niet juist dat [naam minderjarige] in een boerka heeft rondgelopen. Ze heeft alleen met een niqab gelopen, vanwege uitslag op haar gezicht. Toen het weg was heeft ze weer haar normale hoofddoek om gedaan die ze meestal draagt in combinatie met een jurk. Dat [naam minderjarige] nu een hoofddoek draagt, heeft te maken met het feit dat dit bij de Islam hoort om de schoonheid te bedekken. [naam minderjarige] vindt het prettig om de hoofddoek te dragen, want dan krijgt ze geen verkeerde aandacht. De indruk wordt gewekt dat [naam minderjarige] ineens is bekeerd tot de Islam. Dit is niet juist. [naam minderjarige] heeft vanaf haar vierde bij haar vader gewoond, die haar Islamitisch heeft opgevoed. Ook is het niet waar dat [naam minderjarige] verliefd is op [naam1] en dit heeft verteld tegen de wijkagent. Voordat [naam1] weg ging, vond [naam minderjarige] hem wel leuk. Nu ziet ze hem echter als een broer. Het is wel juist dat [naam minderjarige] contact met hem heeft. Onder andere via Skype spreekt ze hem af en toe. Ze weet dat hij in Syrië zit, maar niet wat hij daar precies doet. Hij vertelt alleen dat hij daar kinderen helpt. [naam minderjarige] kan zich niet vinden in de handelwijze van ISIS en is niet van plan om af te reizen naar Syrië of te trouwen met [naam1]. Dat [naam minderjarige] nu beter haar best doet op school en goed luistert, heeft te maken met het feit dat ze haar cijfers wil ophalen en niet nog een jaar wil overdoen. Het groepje waar ze aan deel nam, was gewoon een groepje met meiden uit de buurt die een meidenmiddag wilden organiseren. [naam minderjarige] is hier mee gestopt, omdat ze te druk was met school en stage.

Vastgesteld moet worden dat het goed gaat met [naam minderjarige] op school. Ze heeft een goed contact met de moeder en loopt stage waar zij zich goed aanpast. Ze heeft sociale contacten met vriendinnen op school en wil graag schoonheidsspecialiste worden. Ze heeft een bijbaantje in een restaurant en past daar haar kledingkeuze op aan. Haar beste vriendin is van Nederlandse afkomst en heeft niets met enig geloof te maken. Het is niet vreemd dat [naam minderjarige] ineens teruggrijpt naar haar geloof, want zo is ze opgevoed. Er zijn weliswaar signalen, maar geen concrete signalen. De enige reden is dat ze [naam1] kent. Om een gesloten plaatsing te voorkomen, is ze bereid om dit contact te verbreken en zo te laten zien dat ze niet van plan is af te reizen. Ook is ze bereid om gesprekken aan te gaan om zichzelf weerbaarder te maken.

Subsidiair wordt door de advocaat van [naam minderjarige] verzocht om te bezien welke mogelijkheden er zijn voor een voorwaardelijke machtiging op grond van artikel 6.1.4 van de Jeugdwet. De voorwaarden die onder andere gesteld zouden kunnen worden, is dat [naam minderjarige] deel gaat uitmaken van bijvoorbeeld een gespreksgroep.

Meer subsidiair wordt verzocht de duur van de op te leggen maatregel aanzienlijk te bekorten tot een periode van twee weken. Er zullen dan vragen moeten worden gesteld over welke concrete aanwijzingen er zijn dat er sprake is van een liefdesrelatie tussen [naam minderjarige] en [naam1] en waarop wordt gebaseerd dat [naam minderjarige] naar Syrië zal (willen) vertrekken.

Door en namens de moeder is eveneens aangegeven dat het op basis van de huidige gegevens niet mogelijk is om te controleren of er sprake is van een onderzoek door een gekwalificeerde gedragswetenschapper.

Voorts is verzocht om afwijzing van het verzoek om een gesloten plaatsing. De moeder heeft geen vrees dat [naam minderjarige] af zal reizen naar Syrië. [naam minderjarige] zit in een bijzondere positie. Ze kent een ISIS strijder, maar dit is een jongen die ze van jongsaf kent. De verhouding met die jongen is anders dan de Raad stelt. Hij woonde een tijdje bij haar gezin thuis en [naam minderjarige] maakt zich zorgen om hem. Ze wil weten hoe het met hem gaat. Daarom is er contact. De lading van het contact is niet dat [naam minderjarige] naar Syrië af moet reizen. [naam minderjarige] heeft de schijn tegen, omdat zaken anders uitgelegd kunnen worden. Maar in het licht van de context van de relatie, vriend van de familie en broer, dan ontstaat er een ander beeld. Ook zijn bepaalde zaken niet juist weergegeven, zoals het gestelde over het kettinkje en de bruine envelop. Ook is niet correct dat [naam minderjarige] een ISIS vlag heeft gekregen van de vader. De moeder heeft dit aanvankelijk verkeerd begrepen. Ook is het niet waar dat [naam minderjarige] regelmatig haar broer bezoekt. Dit heeft ze wel een keer samen met de moeder gedaan en met de vader. [naam minderjarige] wil niet naar Syrië. Ze zoekt naar haar identiteit. Het is heel ingrijpend voor [naam minderjarige] als ze gesloten geplaatst wordt. Dit leidt wellicht tot een heel andere weg dan die nu voor haar open ligt. De moeder heeft goed in de gaten wat er bij [naam minderjarige] speelt. Ze kiest voor een open relatie met haar dochter en wil niet vervallen in de strenge en rigide opvoeding van de vader. De moeder begrijpt dat het contact tussen [naam minderjarige] en [naam1] lastig is en dat er wat mee moet gebeuren. Hierdoor heeft [naam minderjarige] immers alle schijn tegen zich en is dit alles gaan spelen. De moeder zal zich er voor inzetten om dit contact te verbreken.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken blijkt dat een ernstig vermoeden bestaat dat de grond voor een ondertoezichtstelling is vervuld (artikel 1:255 Burgerlijk Wetboek (BW). Een voorlopige ondertoezichtstelling is noodzakelijk om een acute en ernstige bedreiging voor [naam minderjarige] weg te nemen. [naam minderjarige] zal voorlopig onder toezicht worden gesteld voor een termijn van drie maanden (artikel 1: 257 BW).

De rechtbank overweegt hiertoe dat [naam minderjarige] heel beïnvloedbaar lijkt. Vorig jaar waren er zorgen, omdat zij zich onder invloed van een vriendje onttrok aan het gezag van haar vader en moeder en op onveilige wijze contacten onderhield met die vriend. Deze leefwijze had invloed op haar schoolgang, waardoor ze een jaar is blijven zitten. Nu heeft ze zich hiervan afgekeerd en laat zij zich op heel andere wijze kennen, waarbij de islamitische levensovertuiging een grote rol lijkt te spelen. Haar contacten met [naam1] zijn heel zorgelijk. [naam minderjarige] heeft ter zitting aangegeven dat hij niet meer is dan een vriend. In het licht van de foto van een Islamitisch bruidspaar op haar facebook, heeft de rechtbank daar ernstige twijfels over, mede gelet op de bijbehorende tekst “In the land of Jihad I found you my dear Mujahid”. Ook is het op z’n minst erg naïef dat zij geen vraagtekens plaatst bij de verklaring die [naam1] aan haar geeft, dat hij voor weeskinderen zorgt, gezien de foto van hem met een machinegeweer in zijn hand. Zij bagatelliseert (de betekenis van) zijn rol in het promotiefilmpje van ISIS. Ook in [plaats] heeft zij contact met geradicaliseerde vrienden en familie, waardoor de rechtbank vreest dat zij ernstig in haar sociaal-emotionele ontwikkeling bedreigd wordt. Door de aanstelling van een gezinsvoogd kan gewerkt worden aan het versterken van de persoonlijkheid van [naam minderjarige], zodat zij keuzes leert maken vanuit een eigen innerlijke overtuiging. Tot nu toe heeft zij in haar gedrag, uitlatingen en uitstraling laten zien dat zij door onveilige afhankelijkheidsrelaties haar eigen identiteitsontwikkeling belemmert. De moeder is onvoldoende in staat gebleken haar op dit vlak bij te sturen. In gesprekken met een coach zou [naam minderjarige] ondersteund kunnen worden om voor haarzelf veilige keuzes te maken.

Ten aanzien van het verzoek tot verlening van een machtiging tot uithuisplaatsing voor gesloten jeugdhulp overweegt de rechtbank als volgt. Nu onvoldoende concreet gemaakt is dat [naam minderjarige] op het punt staat af te reizen naar Syrië is een plaatsing in een accommodatie voor gesloten jeugdhulp niet noodzakelijk om haar hiertegen te beveiligen. Ook een korte plaatsing om een soort veiligheidsplan te maken lijkt de rechtbank niet geraden. Zelfs een korte plaatsing kan haar positieve ontwikkeling op school en stageplaats in gevaar brengen. Het afbreukrisico is aanmerkelijk. Bovendien kan dit middel een eventuele radicalisering versterken en haar bereidheid om deel te nemen aan gesprekken doen afnemen. Nu haar moeder en [naam minderjarige] inzien dat de contacten met [naam1] een belemmering kunnen vormen voor een goede ontwikkeling en een verkeerde focus op [naam minderjarige] veroorzaken, dienen zij de kans te krijgen om met hulp zich te bestand te maken tegen de invloed van mensen met dergelijke radicale overtuigingen en handelwijzen.

Het verweer met betrekking tot de anonimiteit van de gedragsdeskundigen behoeft gelet op het voorgaande geen bespreking.

De beslissing

de meervoudige kamer van de rechtbank:

stelt [naam minderjarige] voorlopig onder toezicht van de gecertificeerde instelling het Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering, tot 6 juni 2015;

wijst het verzoek voor het overige af.

Deze beschikking is gegeven door G.W. Brands-Bottema (voorzitter), mr. A.S.W. Kroon en mr. S. Djebali kinderrechters, in tegenwoordigheid van R.G.A. Bergevoet-Welling als griffier en in het openbaar uitgesproken op 6 maart 2015.

Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:

- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,

- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.

Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Arnhem-Leeuwarden

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.