Verzoek van de bewindvoerder tot het inschakelen van een advocaat voor het bijwonen van een gesprek met de werkgever van rechthebbende afgewezen, omdat onvoldoende aannemelijk is gemaakt dat bijstand van een advocaat al noodzakelijk in het belang van rechthebbende is. Verzoek van de bewindvoerder om extra uren in rekening te brengen afgewezen, omdat geen sprake is van uitzonderlijke omstandigheden.
Beschikking van de kantonrechter d.d. 23 april 2015.
Inzake het verzoek van
[verzoekster],
zaakdoende te [plaats],
handelend in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van
de [rechthebbende], wonende te [plaats],
verzoekster, hierna te noemen: [bewindvoerder].
Het verzoek
Bij brief van 9 maart 2015 heeft [bewindvoerder] verzocht om, naar de kantonrechter begrijpt;
een machtiging te verstrekken voor het inschakelen van een deskundige, welke ten laste komt van cliënt, ook als deze niet voor vergoeding in aanmerking komt vanuit de Raad voor Rechtsbijstand, waarbij het uurloon zoals thans bekend € 205,00 exclusief 21% BTW en exclusief kantoorkosten van 5% bedraagt
een machtiging te verstrekken aan de bewindvoerder welke in haar hoedanigheid deze procedure dan wel het begeleiden van en overleg en gesprekken met de advocaat en werkgever aangaande de arbeidsrechtelijke procedure zal moeten voeren, welke werkzaamheden de bewindvoerder schat op 7 uren in totaal.
De beoordeling
In de brief van 9 maart 2015 legt de bewindvoerder het volgende aan de verzoeken ten grondslag.
Van de werkgever van de rechthebbende heeft de bewindvoerder bericht ontvangen dat de werkgever van plan is de betaling van het salaris op te schorten na het door de rechthebbende veelvuldig niet nakomen van afspraken. Volgens de bewindvoerder heeft de werkgever aangegeven dat de nalatigheid van de rechthebbende wordt opgevat als werkweigering. De bewindvoerder herkent het aan de rechthebbende verweten gedrag uit eigen waarneming. De bewindvoerder schrijft verder dat “het een werk gerelateerde juridische situatie schijnt te worden”.
Uit de brief van de bewindvoerder volgt dat de bewindvoerder reeds een advocaat heeft ingeschakeld, naar de rechtbank aanneemt tegen het in het verzoek vermelde uurtarief. Uit het verzoek blijkt immers dat niet duidelijk is of de rechthebbende voor gefinancierde rechtsbijstand in aanmerking komt. Wat exact de reden is geweest om nu reeds een advocaat in te schakelen kan niet worden afgeleid uit het verzoek. Welke situatie er exact speelt, is evenmin af te leiden uit het verzoek.
Enerzijds meldt de bewindvoerder dat het loon zou worden opgeschort, anderzijds meldt zij dat de werkgever over werkweigering spreekt. Naar het oordeel van de kantonrechter is het niet vanzelfsprekend dat een professionele bewindvoerder die wordt geconfronteerd met een werkgever die overweegt de loonbetalingsverplichting op te schorten, direct op kosten van de rechthebbende een advocaat inschakelt. Dit geldt temeer, nu uit het verzoek van de bewindvoerder kan worden afgeleid dat er nog een gesprek met de werkgever zou gaan plaatsvinden. Niet valt uit te sluiten dat de zaak kan escaleren, wanneer de bewindvoerder direct een advocaat meeneemt naar een dergelijk gesprek. En daar komt in dit geval dan ook nog bij, dat de bewindvoerder niet vooraf duidelijkheid heeft verkregen over de vraag of aan de rechthebbende gefinancierde rechtsbijstand zal worden toegekend.
De slotsom is dat niet voldoende aannemelijk is geworden dat het inschakelen van een advocaat op kosten van de rechthebbende in dit stadium van het geschil met de werkgever in het belang van de rechthebbende is. De kantonrechter gaat er daarom vanuit dat de tot nu toe gemaakte advocaatkosten niet bij de rechthebbende in rekening worden gebracht. Het is aan de bewindvoerder, als opdrachtgever van de ingeschakelde advocaat, om deze kosten te voldoen.
Met betrekking tot het verzoek van de bewindvoerder om extra uren bij de rechthebbende in rekening te mogen brengen geldt dat op alle werkzaamheden die zijn verricht vanaf 1 januari 2015 van toepassing is de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren. In deze regeling is een forfaitair beloningsstelsel opgenomen voor de vergoeding van de werkzaamheden van de bewindvoerder. De vergoeding bestaat uit een jaarbeloning en een aantal incidentele vergoedingen voor in de regeling benoemde gevallen. Naast deze benoemde incidentele beloningen is nog slechts ruimte voor beloning van extra door de bewindvoerder te maken uren in “in uitzonderlijke gevallen”. In de memorie van toelichting is hieromtrent het volgende opgenomen: “Met de regeling wordt beoogd het overgrote deel van de gevallen van curatele, bewind en mentorschap te bestrijken. Niet uit te sluiten is echter dat zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen, waarop deze regeling niet onverkort kan worden toegepast. […] Naar aanleiding van reacties op de conceptregeling is de formulering gewijzigd van ‘bijzondere omstandigheden‘ in ‘uitzonderlijke omstandigheden’, om te benadrukken dat niet te snel mag worden aangenomen dat van de regeling kan worden afgeweken. […] Wat onder uitzonderlijke omstandigheden wordt verstaan, kan niet in een limitatieve opsomming in deze regeling worden vastgesteld. Deze omstandigheden zijn immers toegesneden op de omstandigheden die zich in een specifiek geval kunnen voordoen en zijn naar hun aard niet alle te voorzien. Als voorbeeld noem ik extra werkzaamheden vanwege het feit dat de betrokkene is vertrokken naar het buitenland en de vertegenwoordiger allerlei extra inspanningen moet doen om hem naar Nederland te laten brengen.”
Het verzoek van de bewindvoerder om 7 uren extra in rekening te mogen brengen wordt afgewezen, omdat geen sprake is van uitzonderlijke omstandigheden.
De beslissing
De kantonrechter:
wijst de verzoeken af.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.C. Haasnoot en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 23 april 2015.
De gegevens worden opgehaald
Hulp bij zoeken
Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over: