Procesverloop
Verweerder heeft aan eiser op 23 december 2014 een naheffingsaanslag (aanslagnummer [000] ) parkeerbelasting opgelegd, ten bedrage van € 59,33.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 9 maart 2015 de naheffingsaanslag ingetrokken. Verweerder heeft daarbij tevens een kostenvergoeding toegekend van € 58,75.
Eiser heeft tegen de uitspraak op bezwaar, voor zover het de kostenvergoeding betreft, bij brief van 17 maart 2015, op dezelfde dag ontvangen door de rechtbank, beroep ingesteld.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 september 2015.
Namens verweerder is verschenen [gemachtigde] . Eiser en zijn gemachtigde zijn, met bericht van verhindering, niet verschenen.
Overwegingen
1. Eiser is eigenaar van een Citroën met kenteken [01-AAA-2] (hierna: de auto). Op 23 december 2014 heeft eiser de auto geparkeerd op een parkeerplaats op [A] te [Q] . De desbetreffende locatie is door het college van burgemeester en wethouders aangewezen als een plaats waar op dat tijdstip uitsluitend tegen betaling van parkeerbelasting mag worden geparkeerd.
2. Op 23 december 2014 heeft de parkeercontroleur vastgesteld dat de auto geparkeerd stond op voormelde plaats en dat voor de auto van eiser geen parkeerbelasting was betaald. Naar aanleiding hiervan is aan eiser een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd van € 59,33 (parkeerbelasting € 1,33 en kosten naheffingsaanslag € 58).
3. Uit de administratie van [B] blijkt dat eiser (via zijn mobiele telefoon) parkeerbelasting heeft voldaan op 23 december 2014 van 12.45 uur tot 16.00 uur. Eiser heeft daarbij het kenteken [2-AAA-01] ingegeven in plaats van [01-AAA-2] .
4. De toegekende kostenvergoeding in bezwaar is gebaseerd op een vergoeding van 0,25 x € 235.
5. In geschil is de kostenvergoeding in bezwaar.
6. Eiser stelt zich op het standpunt dat het bedrag per punt met ingang van 1 januari 2015 is verhoogd naar € 244. Voorts stelt eiser zich op het standpunt dat verweerder niet kan volstaan met wegingsfactor 0,25 en dat het een wegingsfactor 1 dient te zijn.
7. Verweerder stelt zich primair op het standpunt dat de kostenvergoeding ten onrechte is toegekend en subsidiair dat terecht de wegingsfactor 0,25 is toegekend.
Beoordeling van het geschil
8. Op grond van artikel 7:15, tweede lid, Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) worden de kosten die de belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken door het bestuursorgaan uitsluitend vergoed op verzoek van de belanghebbende voor zover het bestreden besluit wordt herroepen wegens aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid. Nadere regels over de kosten waarop de vergoeding uitsluitend betrekking kan hebben en over de wijze waarop het bedrag van de kosten wordt vastgesteld, zijn neergelegd in het Besluit proceskosten bestuursrecht.
9. Uit de stukken en het door verweerder ter zitting verklaarde is gebleken dat het bestreden besluit niet is herroepen wegens een aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid. Eiser heeft zelf het verkeerde kenteken van de auto ingegeven waardoor het voor de parkeercontroleur niet kenbaar was dat de verschuldigde parkeerbelasting was voldaan. Zodra dit verweerder duidelijk was, is de naheffingsaanslag ingetrokken. De rechtbank is van oordeel dat aan eiser ten onrechte een kostenvergoeding is toegekend en derhalve de hoogte hiervan geen beoordeling meer behoeft.
10. Op grond van het bepaalde in de artikelen 7:11 en 8:69 van de Awb mag degene die bezwaar of beroep instelt niet in een slechtere financiële positie komen te verkeren dan zonder het instellen van bezwaar of beroep het geval zou zijn geweest. De uitspraak op bezwaar blijft daarom in stand.
11. Gelet op het voorgaande dient het beroep ongegrond te worden verklaard.
12. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.