[verzoekende partij] legt aan zijn verzoek het volgende ten grondslag. [verwerende partij] heeft naar zijn mening tegen een eerdere dag opgezegd dan tussen partijen mogelijk was en is op grond van deze onregelmatige opzegging ingevolge artikel 7:672 lid 9 BW aan hem een vergoeding verschuldigd van € 961,24 (loon vanaf 7 juli tot 1 september 2015). Bij een regelmatige opzegging had [verwerende partij] namelijk een maand opzegtermijn in acht moeten nemen en op grond van het bepaalde in de arbeidsovereenkomst alleen tegen het einde van de kalendermaand, dus tegen 1 september 2015 kunnen opzeggen, aldus [verzoekende partij] . Hij berekent deze vergoeding als volgt. Het overeengekomen loon bedraagt € 525,37 bruto per maand inclusief vakantietoeslag en vakantiedagen. Dit bedrag is dusdanig laag dat het in strijd is met de wet Minimumloon en Minimum Vakantiebijslag, zodat dit loon dient te worden beschouwd als het loon exclusief 8% vakantietoeslag en vakantiedagen. Dit betekent dat het loon over de periode van 7 juli 2015 tot 1 september 2015 twee maal € 525,37 bruto per maand x 8% bedraagt, zijnde € 1.135,80 bruto. Verminderd met het reeds uitgekeerde bedrag van
€ 175,56 komt dit uit op € 961,24 bruto. [verzoekende partij] stelt dat hij, gelet op het voorgaande, ook aanspraak kan maken op vakantiegeld over de periode van 1 april 2015 tot 1 juli 2015 ad
€ 85,66 bruto, alsmede een vergoeding wegens niet opgenomen vakantiedagen over de periode van 1 april 2015 tot 7 juli 2015 ad € 145,49 bruto, beide bedragen te vermeerderen met de wettelijke verhoging en de wettelijke rente.
Omdat [verwerende partij] de arbeidsovereenkomst ook in strijd met artikel 7:671 BW heeft opgezegd, namelijk zonder schriftelijke instemming van [verzoekende partij] , verzoekt hij de kantonrechter om hem krachtens artikel 7:681 BW ten laste van [verwerende partij] tevens een billijke vergoeding toe te kennen ter hoogte van één bruto maandsalaris van € 567,40, inclusief vakantiegeld.