Het procesverloop
- het verzoek van rechthebbende, ingekomen ter griffie op 26 augustus 2015;
- de reactie met bijlage van de bewindvoerder, ingekomen ter griffie op 9 september 2015;
- de brieven met bijlage van mr. M. van Willigen, advocaat te Arnhem, gemachtigde van rechthebbende, ingekomen ter griffie op 22 en 23 oktober 2015;
- de aantekeningen van de griffier van de gehouden mondelinge behandeling van 28
oktober 2015;
- de beschikking van de kantonrechter van 25 november 2015 (4396803 BM VERZ 15-
5141, houdende opheffing van het bewind en het verlenen van vervangende toestemming
ter verkrijging van rechtsbijstand.
De beoordeling
De bewindvoerder heeft een berekening overgelegd van de volgens haar juiste beslagvrije voet. Zij komt uit op een beslagvrije voet van € 1.168,38. De door haar overgelegde berekening betreft een berekening die geldig is in de periode van 1 juli tot en met 31 december 2015. Zonder nadere toelichting, die de bewindvoerder niet heeft gegeven, kan de kantonrechter niet ervan uitgaan dat deze berekening ook gold in de periode waarin beslag lag op de WAO-uitkering van rechthebbende.
Rechthebbende heeft blijkens de door haar overgelegde stukken de beslagvrije voet berekend volgens de normen per 1 januari 2015, de maand waarin het beslag is gelegd. Nu de door de rechthebbende berekende beslagvrije voet (€ 1.202,15) niet wezenlijk afwijkt van die welke de bewindvoerder heeft berekend naar de normen van een half jaar later (€ 1.168,38), gaat de kantonrechter ervan uit dat de door rechthebbende berekende beslagvrije voet correct is, derhalve € 1.202,15.
Dit betekent dat de bewindvoerder € 1.202,15 per maand had moeten ontvangen na de beslaglegging en niet € 864,75. De bewindvoerder had moeten opmerken dat na de beslaglegging een veel te laag bedrag van de WAO-uitkering van rechthebbende aan haar is uitbetaald. De bewindvoerder heeft dat te laat gezien. Zij heeft dat ook erkend. Deze tekortkoming kan haar ook worden toegerekend. Aldus is de bewindvoerder tekortgeschoten in de zorg van een goed bewindvoerder. De klacht sub I is dan ook gegrond.
Vervolgens is de vraag of rechthebbende schade heeft geleden omdat gedurende de maanden februari tot en met april 2015 de bewindvoerder aan inkomsten voor de rechthebbende maandelijks geen bedrag ad € 1.202,15 heeft ontvangen, maar € 864,75 en derhalve maandelijks € 337,40 te weinig. Als hierdoor schade is ontstaan, dan is de bewindvoerder op grond van artikel 1:444 BW daarvoor aansprakelijk jegens rechthebbende.
In dat kader overweegt de kantonrechter als eerste dat de schade niet gelijk is te stellen aan de door de bewindvoerder gemiste inkomsten. Immers nu het tegendeel is gesteld noch gebleken, moet het ervoor worden gehouden dat met het bedrag ad € 1.012,20 (€ 337,40
x 3 maanden) versneld is afgelost op de openstaande schuld met rente en kosten waarvoor het beslag op de WAO-uitkering van rechthebbende was gelegd.
Verder kunnen ook de hoofdsommen van de (premie)nota’s van Menzis, Ziggo en [naam assurantiemakelaars] als zodanig niet worden aangemerkt als schadeposten. Rechthebbende is immers gehouden deze hoofdsommen als schulden te voldoen, ongeacht het bedrag dat de bewindvoerder in de periode van februari tot en met april 2015 heeft ontvangen van de WAO-uitkering van rechthebbende.
Wel kunnen rente en kosten die het gevolg zijn van het achterwege blijven van betaling van nota’s van Menzis, Ziggo en [naam assurantiemakelaars] die betrekking hebben op de periode van februari tot en met april 2015 als schadeposten worden aangemerk, als blijkt dat deze nota’s hadden kunnen worden voldaan uit de inkomsten die niet door de bewindvoerder zijn ontvangen. Dat zal hierna worden beoordeeld.
Rechthebbende heeft een overzicht van 9 oktober 2015 van GGN mastering credit overgelegd met daarop openstaande facturen. Op dat overzicht, dat op zichzelf door de bewindvoerder niet is betwist, staan de navolgende hoofdsommen die betrekking hebben op de periode van februari tot en met april 2015:
€ 284,68 (totaal verplicht eigen risico)
208,50 (totaal hoofverzekering)
74,50 (totaal aanvullende verzekering)
€ 567,68
Rechthebbende heeft een brief van 5 mei 2015 van Intrum Justitia overgelegd. Die brief en haar inhoud is niet betwist door de bewindvoerder. Daarin worden de navolgende bedragen genoemd die betrekking hebben op de genoemde periode van februari tot en met april 2015 en die kennelijk als hoofdsommen hebben te gelden:
€ 61,04 (omschrijving: [A] )
60,08 (omschrijving: [B] )
85,00 (omschrijving: [C] )
€ 206,12
[naam assurantiemakelaars]
Rechthebbende heeft gesteld dat de bewindvoerder begin mei 2015 de premienota heeft ontvangen voor een polis ad € 83,49 en dat de bewindvoerder deze nota niet heeft voldaan terwijl dat wel kon. De bewindvoerder heeft hier niet inhoudelijk op gereageerd.
Uit het bovenstaande volgt dat het totaalbedrag aan openstaande facturen ad € 857,29
(€ 567,68 + € 206,12 + € 83,49) voldaan had kunnen worden uit de inkomsten ad € 1.012,20 die de bewindvoerder niet heeft ontvangen. Het is weliswaar aan de bewindvoerder om prioriteiten te stellen aangaande betaling van nota’s, zeker als er sprake is van een negatief budget en dus niet aan alle betalingsverplichtingen kan worden voldaan, maar de bewindvoerder heeft daarover verder niets aangevoerd. Het moet er dan ook voor worden gehouden dat bovenstaande facturen/nota’s tijdig hadden kunnen worden voldaan als de bewindvoerder eerder had opgemerkt dat zij een te laag bedrag aan inkomsten uit de WAO-uitkering van rechthebbende ontving.
Dat leidt ertoe dat de bewindvoerder aansprakelijk is voor de schade die het gevolg is van het niet (tijdig) zijn betaald van de hierboven genoemde facturen. Die schade wordt hieronder berekend.
In het genoemde overzicht van 9 oktober 2015 van GGN mastering credit staan de navolgende rente- en kostenposten en de daarbij genoemde bedragen die betrekking hebben op de voornoemde openstaande facturen:
€ 42,70 (incassokosten)
8,97 (verschuldigde btw)
2,70 (rente berekend tot 9 oktober 2015)
1,32 (rente berekend tot 9 oktober 2015)
272,16 (proceskosten)
30,00 (nasalaris)
92,62 (kosten betekening en bevel)
3,88 (excecutiekosten)
€ 454,35
De genoemde brief van 5 mei 2015 van Intrum Justitia vermeldt de navolgende rente- en kostenposten, met de daarbij behorende bedragen:
€ 15,00 (WIK kosten)
0,55 (rente)
€ 15,55
[naam assurantiemakelaars]
Rechthebbende heeft een bankafschrift van 24 augustus 2015 van de beheerrekening bij ABN AMRO Bank (rekeningnummer: [rekeningnummer] ) overgelegd. Daarop staat dat op 27 juli 2015 een bedrag ad € 131,89 is overgeboekt van de beheerrekening naar DAS. De bewindvoerder heeft niet weersproken dat dit de factuur betreft van [naam assurantiemakelaars] ad € 83,49 inclusief rente en (incasso)kosten. Die rente en kosten bedragen derhalve € 48,40 (€ 131,89 -/- € 83,49).
Op grond van het bovenstaande houdt de kantonrechter het ervoor dat rechthebbende schade heeft geleden als gevolg van het feit dat de bewindvoerder in de periode van februari tot en met april 2015 maandelijks een bedrag ad € 337,40 te weinig heeft ontvangen. De kantonrechter stelt die schade vast op een bedrag van € 518,30 (€ 454,35 + € 15,55 + € 48,40) zijnde het totaal van de hierboven genoemde rente- en kostenposten.
De bewindvoerder zal worden veroordeeld om het schadebedrag ad € 518,30 te vergoeden aan rechthebbende. Met een eventueel rentevoordeel voor rechthebbende omdat als gevolg van de te lage beslagvrije voet versneld is afgelost op de schuld waarvoor het beslag was gelegd, kan de kantonrechter geen rekening houden nu daarover niets is aangevoerd. *
De kantonrechter heeft tijdens het bewind niet vastgesteld dat rechthebbende in staat is de rekening en verantwoording te begrijpen. Op grond van het bepaalde onder B.3 van de Aanbevelingen meerderjarigenbewind, vastgesteld door het het LOVCK op 8 juni 2015, kon de bewindvoerder dan ook de jaarlijkse rekening en verantwoording rechtstreeks toesturen aan de kantonrechter. Klacht II is derhalve ongegrond.
Tegenover de verklaring van de bewindvoerder waarom het laatste budgetoverzicht dateert van juli 2014, heeft rechthebbende haar klacht ter zitting niet nader toegelicht. Klacht III is om die reden ongegrond.
De beslissing
- -
veroordeelt de bewindvoerder tot betaling aan rechthebbende van een bedrag ad € 518,30 als schadevergoeding;
- -
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door de kantonrechter mr. W.C. Haasnoot en in het openbaar uitgesproken op 15 december 2015.
Tegen deze beslissing kan -uitsluitend door tussenkomst van een advocaat- hoger beroep worden ingesteld bij het
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
a. door de verzoeker en degenen aan wie de griffier een afschrift van deze beschikking heeft verstrekt of verzonden: binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
b. door andere belanghebbenden: binnen drie maanden na betekening daarvan of nadat deze beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.