1 De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is, na een door de rechtbank toegewezen vordering wijziging tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 22 juni 2015 te Arnhem aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een verbrijzelde oogkas en/of een breuk van het rechterjukbeen en/of een kapotte zenuw aan de rechterzijde van de neus, heeft toegebracht door één of meerdere malen (met kracht) op/tegen/in het gezicht van voornoemde [slachtoffer] te stompen en/of te slaan;
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 22 juni 2015 te Arnhem ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, opzettelijk die [slachtoffer] één of meerdere malen (met kracht) tegen/op/in het gezicht heeft gestompt en/of geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 22 juni 2015 te Arnhem [slachtoffer] heeft mishandeld door één of meerdere malen (met kracht) in/op/tegen het gezicht van voornoemde [slachtoffer] te stompen en/of te slaan, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten een verbrijzelde oogkas en/of een breuk van het rechterjukbeen en/of een kapotte zenuw aan de rechterzijde van de neus ten gevolge heeft gehad.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs
1
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 22 juni 2015 is aangever [slachtoffer] te Arnhem meerdere malen met vuisten in zijn gezicht geslagen.2 Hierdoor heeft aangever letsel opgelopen, te weten een gebroken rechterjukbeen.3
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan zware mishandeling.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair vrijspraak bepleit. Hiertoe heeft de verdediging aangevoerd dat geen sprake is van wettig bewijs nu de aangifte van [slachtoffer] geen steun vindt in andere bewijsmiddelen. Daarnaast bevindt zich in het dossier een contra-indicatie, nu getuige [getuige] de dader beschrijft als iemand met een Marokkaans uiterlijk en verdachte geen getinte huid heeft, noch een Marokkaan is.
Voorts heeft de verdediging gesteld dat het bestuderen van de camerabeelden onmogelijk is geworden doordat deze niet langer voorhanden zijn. Hierdoor is de verklaring van aangever veel moeilijker te toetsen en bovendien had de conclusie van de politie, dat verdachte op 9 juli 2015 dezelfde kleding aan had als ten tijde van het tenlastegelegde, wellicht weerlegd kunnen worden bij het bestuderen van de beelden. Nu in deze zaak de camerabeelden een belangrijke rol spelen, heeft de verdediging – in geval van een veroordeling – verzocht om aanhouding van de zaak voor het verrichten van nader onderzoek. De verdediging wenst aangever te horen om de betrouwbaarheid van zijn verklaring te toetsen, verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] te horen om de totstandkoming van de herkenning te controleren en tenslotte getuige [getuige] te horen om verduidelijkende vragen te kunnen stellen over het gegeven signalement, ter betwisting van het tenlastegelegde.
Beoordeling door de rechtbank
Vast staat dat [slachtoffer] is mishandeld. De vraag die de rechtbank thans dient te beantwoorden, is of verdachte de persoon is die aangever heeft mishandeld.
Aangever [slachtoffer] heeft verklaard dat hij op de scooter van zijn vriendin op de Drieslag voor de COOP supermarkt reed toen hij verdachte zag staan. Aangever kent verdachte, omdat aangever een relatie heeft gehad met zijn moeder. [slachtoffer] heeft verklaard dat verdachte zei: ‘Wat kijk je zo stoer’ en dat hij vervolgens opeens door verdachte werd aangevallen. Verdachte heeft hem vier of vijf keer op zijn gezicht geslagen met beide vuisten. Aangever viel op de grond en verdachte bleef door slaan.4
Getuige [getuige] heeft verklaard dat hij aan het werk was bij de supermarkt COOP en dat hij buiten een man met een scooter op de grond zag liggen (rb: aangever). Boven de man die op de grond lag, stond een andere man. Getuige [getuige] omschrijft deze laatste man als een man met een Marokkaans uiterlijk, geheel in het rood gekleed, met een klein bruinkleurig buideltasje en lichtbruin aan de zijkanten opgeschoren haar. De getuige heeft verklaard dat hij zag dat de man in het rood gekleed met zijn rechter gebalde vuist een klap gaf tegen het hoofd van de man die op de grond lag.5
Door de supermarkt COOP zijn camerabeelden van de mishandeling veiliggesteld, welke door verbalisant [verbalisant 3] zijn bekeken. Verbalisant beschrijft dat zij links in het beeld een manspersoon op een fiets ziet, gekleed in een rode trainingsbroek, een rode jas en witte gymschoenen met rode strepen. Vervolgens ziet zij dat er vanuit de richting van het St. Gangulphusplein een scooter aan komt rijden met daarop een man. Deze man rijdt de persoon in het rood gekleed voorbij en stopt voor de COOP supermarkt. Op het moment dat hij stilstaat, komt de man in het rood gelijk op hem aflopen. Verbalisant ziet dat de man in het rood inslaat op de man die op de scooter zit. Zij beschrijft dat de man een keer met zijn rechtervuist in het gezicht van de man op de scooter slaat, hierna een keer met zijn linkervuist. Gelijk hierop slaat de man in het rood weer eenmaal met rechts en eenmaal met links. Verbalisant verklaart dat dit met behoorlijke kracht ging, omdat verbalisant het hoofd van de man naar achter zag gaan en de man door deze slagen op de grond viel samen met zijn scooter. De man in het rood had een mannelijk schoudertasje om aan zijn linkerzijde. Dit was een lichtkleurige tas met in het midden een verticale dikke zwarte lijn. Verbalisant ziet dat de man over de man op de grond heen stapt en hem nogmaals met zijn linkervuist in zijn gezicht slaat.6
Op donderdag 9 juli 2015 rijden verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] in hun dienstvoertuig in Arnhem. Zij zien een manspersoon aan komen fietsen, die gekleed is in rode kleding (een rood jack en een lange rode broek). Zij zien dat deze man op zijn linker heup een lichtbruin-/beigekleurig heuptasje had hangen. Verbalisant [verbalisant 1] herkent de man als de hem ambtshalve bekende [verdachte] (rb: verdachte). Na de beschikbaar gestelde camerabeelden van de mishandeling op 22 juni 2015 te hebben bekeken, concluderen verbalisanten dat de kleding die de man, die op deze beelden de mishandeling pleegt, draagt, sterk gelijkend is op de kleding die [verdachte] op 9 juli 2015 droeg. Tevens zien zij dat deze man op zijn linker heup een lichtbruin-/beigekleurig heuptasje droeg, identiek aan het tasje dat [verdachte] op 9 juli 2015 droeg.7
Op grond van vorenstaande overweegt de rechtbank als volgt. De rechtbank acht de verklaring van aangever [slachtoffer] geloofwaardig, nu aangever verdachte kent, omdat hij een relatie heeft gehad met de moeder van verdachte. Getuige [getuige] heeft verklaard dat de persoon die de mishandeling heeft gepleegd in het rood gekleed was en een klein bruinkleurig buideltasje bij zich droeg. Dat [getuige] heeft verklaard dat de dader een Marokkaans uiterlijk heeft, maar verdachte niet Marokkaans is, noch een getinte huid heeft, doet naar het oordeel van de rechtbank niets af aan de geloofwaardigheid van zijn verklaring.
De verklaring van getuige [getuige] wordt ondersteund door de verklaring van verbalisant [verbalisant 3] met betrekking tot het bekijken van de camerabeelden. Hoewel deze camerabeelden niet (meer) voorhanden zijn, ziet de rechtbank geen aanleiding te twijfelen aan de inhoud van deze verklaring en acht zij deze geloofwaardig.
De verklaringen van [getuige] en [verbalisant 3] vinden bovendien ondersteuning in de herkenning door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] op 9 juli 2015. Hoewel de verdediging heeft aangevoerd dat deze verklaring niet betrouwbaar moet worden geacht, ziet de rechtbank geen reden te twijfelen aan deze verklaring.
Uit het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, leidt de rechtbank af dat het verdachte is geweest die [slachtoffer] heeft mishandeld.
De verzoeken van de verdediging getuigen te horen, wijst de rechtbank af, nu daar geen noodzaak toe is. Het proces-verbaal van bevindingen van de verbalisanten is voldoende duidelijk. Datzelfde geldt voor de verklaringen van aangever en getuige [getuige].
Zwaar lichamelijk letsel
Als gevolg van de klap heeft het slachtoffer een jukbeenfractuur opgelopen.8 Hieraan is hij geopereerd en hij heeft drie dagen in het ziekenhuis gelegen.9 De genezingsduur werd geschat op zes weken. Naar het oordeel van de rechtbank kan dit letsel naar normaal spraakgebruik als zwaar lichamelijk letsel worden aangemerkt.
Gelet op voorgaande acht de rechtbank het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
7 Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier maanden met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 31 mei 2016;
- een voorlichtingsrapportage van reclassering Leger des Heils, gedateerd 31 mei 2016;
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan zware mishandeling. Verdachte heeft hiermee inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en heeft, door aldus te handelen, het veiligheidsgevoel van het slachtoffer aangetast. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dergelijke misdrijven daar nog lange tijd gevolgen, zoals psychische problemen en gevoelens van angst en onveiligheid van kunnen ondervinden. De rechtbank neemt verdachte dit zeer kwalijk.
Uit het uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister komt naar voren dat verdachte in het verleden eerder is veroordeeld voor geweldsdelicten.
Verdachte heeft niet meegewerkt aan de totstandkoming van het reclasseringsadvies. Uit het rapport van de reclassering blijkt dat verdachte een negatieve houding heeft ten aanzien van begeleiding, dan wel behandeling en dat hij gedurende een eerdere voorwaardelijke veroordeling moeite had met het nakomen van afspraken. De reclassering adviseert daarom de zaak strafrechtelijk af te doen zonder reclasseringstoezicht.
Gelet op voorgaande acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, zoals door de officier van justitie geëist, passend en geboden.
9 De beslissing
verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) maanden;
beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
heft op het – geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.J.H. Hovens (voorzitter), mr. E.J. Davids en mr. M.A. Bijl, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.I. Warringa, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 22 juli 2016.
|
|
|
|
|
|
|
|
|