Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBGEL:2016:554

Rechtbank Gelderland
08-01-2016
03-02-2016
4577199
Hoger beroep: ECLI:NL:GHARL:2016:8765, Bekrachtiging/bevestiging
Civiel recht
Eerste aanleg - enkelvoudig

WWZ; verzoek ontbinding op grond van artikel 7:669 lid 3 sub g BW afgewezen; niet vast komen te staan dat de arbeidsverhouding tussen partijen zodanig ernstig én blijvend verstoord is dat voortzetting van de arbeidsovereenkomst in redelijkheid niet van de werkgever kan worden gevergd.

Rechtspraak.nl
AR 2016/282
AR-Updates.nl 2016-0112
VAAN-AR-Updates.nl 2016-0112

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht

Zittingsplaats Arnhem

zaakgegevens 4577199 \ HA VERZ 15-376 \ 475 \ 420

uitspraak van 8 januari 2016

beschikking

in de zaak van

de besloten vennootschap [verzoeker]

gevestigd te Ede

verzoekende partij

gemachtigde mr. H.C.W. Geffroy

tegen

[verweerder]

wonende te [woonplaats]

verwerende partij

gemachtigde mr. J.W. Koekebakker

Partijen worden hierna [verzoeker] en [verweerder] genoemd.

1 De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • -

    het verzoekschrift met producties 1 tot en met 20

  • -

    het verweerschrift met producties 1 tot en met 5

  • -

    de productie 21 van [verzoeker] , ingekomen ter griffie op 16 december 2015

  • -

    de mondelinge behandeling van 18 december 2015 mede inhoudende de pleitnotities van de gemachtigde van [verzoeker] en de gemachtigde van [verweerder] .

2 De feiten

2.1.

[verzoeker] voert een onderneming, waarvan de activiteiten bestaan uit het drijven van een bouwbedrijf en een vastgoedontwikkelingsmaatschappij. De directie van [verzoeker] bestaat uit de heer [naam 2] en de heer [naam 2] .

2.2.

[verweerder] is vanaf 1 juni 2005 in dienst van [verzoeker] in de functie van hoofd administratie. Zijn salaris bedraagt € 4.916,17 bruto per maand exclusief 8% vakantietoeslag. Hij geeft leiding aan twee collega’s. Uit hoofde van zijn functie is [verweerder] onder meer verantwoordelijk voor het opstellen van lange (2 jaar) en korte (4 tot 8 weken) termijnliquiditeitsprognoses.

2.3.

Tijdens een beoordelingsgesprek in januari 2013 is volgens het verslag daarvan onder meer het volgende aan de orde gekomen:

“Algemeen

A. Algemene indruk van de leidinggevende:

Met name de tweede helft van het jaar is als gevolg van fysieke omstandigheden* hectisch geweest. Het functioneren van [verweerder] en dan met name de scherpte heeft daar zeker onder geleden. De directie heeft begrip voor de omstandigheden, maar geeft wel aan dat stabiliteit een betrouwbaarheid van de administratie een absolute voorwaarde is. Voor [verweerder] is het van belang zaken goed voor te bereiden en geen stukken aan de directie voor te leggen die onvoldoende zijn uitgewerkt dan wel onderbouwd.”

2.4.

Het verslag van het functioneringsgesprek van 13 juni 2013 en het beoordelingsgesprek van 2 december 2013 vermeldt, voor zover van belang, het volgende:

“Algemeen

A. Algemene indruk van de leidinggevende:

(…)

BG: de directie is tevreden over het functioneren van [verweerder] (lees: [verweerder] , toevoeging ktr.). Het niveau van de financiële administratie is op een acceptabel niveau. Wel geeft ze [verweerder] mee voldoende tijd te (blijven) nemen voor het produceren van met name kwartaal- en jaarcijfers. Voorkom ook dat voorlopige cijfers worden neergelegd die onvoldoende gecontroleerd zijn. Een speerpunt voor 2014 wordt het bewaken van de aansluiting tussen de financiële en projecten administratie (…).”

2.5.

Het verslag van het beoordelingsgesprek van 26 januari 2015 vermeldt het volgende:

“Algemeen

A. Algemene indruk van de leidinggevende:

[verweerder] is een vaste waarde in de organisatie. Het afgelopen jaar is er meer stabiliteit op de afdeling gekomen. Wel is het voor [verweerder] belangrijk goed te blijven plannen en tijdig te signaleren.

Voor de inzet afgelopen jaar spreken wij onze waardering uit.”

2.6.

In het verslag van het functioneringsgesprek van 7 september 2015 wordt vermeld dat veranderingen in de procesorganisatie nodig zijn, waarbij van [verweerder] een proactieve houding wordt verwacht en dat [verweerder] de aansluiting bij de projectadministratie in de gaten moet blijven houden.

2.7.

In juni 2015 koopt [verzoeker] met eigen middelen kavels grond in de gemeente Barneveld aan. In verband met deze aankoop wenst [verzoeker] dat [verweerder] in plaats van de gebruikelijke vier wekelijkse liquiditeitsprognose een liquiditeitsprognose per acht weken opstelt.

2.8.

Op 3 september 2015 levert [verweerder] een liquiditeitsprognose aan. Omdat [verzoeker] twijfelt aan de juistheid van de prognose, deze laat een steeds negatiever beeld zien, geeft zij [verweerder] opdracht een nieuw liquiditeitsschema op te stellen. Het door [verweerder] op 10 september 2015 opgestelde overzicht laat opnieuw een negatieve trend zien. Naar aanleiding van deze cijfers stuurt [naam 2] op 10 september 2015 een e-mail aan [verweerder] waarin hij aangeeft dat hij het [verweerder] zeer aanrekent dat de cijfers zoveel afwijken van de op 3 september 2015 geproduceerde cijfers. Op 11 september vindt er vervolgens een gesprek plaats tussen [naam 2] en [verweerder] . Naar aanleiding van dit gesprek stuurt [verweerder] op 12 september 2015 een e-mail aan [naam 2] , waarin hij bericht: “Gistermorgen heb je harde woorden uitgesproken waarbij de boodschap duidelijk was. Het gaat ook niet meer goedkomen en ik zal ander werk zoeken.”. In reactie hierop schrijft [naam 2] in een e-mail van eveneens 12 september 2015, voor zover van belang, het volgende:

“Een aantal weken geleden heb ik je gevraagd om in plaats van de gebruikelijke 4 weken liquiditeitsbegroting een liquiditeitsbegroting op te stellen die een periode

van 8 weken omvat. De reden hiervoor is gelegen in het feit dat de komende weken even extra belangrijk om inzicht te hebben en te houden te kunnen anticiperen. Controle over liquiditeitsontwikkeling is voor ons bedrijf essentieel en voor mij de basis voor het ondernemen en de onderneming.

Het schema wat donderdag door jou is geproduceerd week voor de zoveelste keer fors af van voorgaande schema’s. Het gaat dan om afwijkingen van tonnen binnen enkele dagen zonder aanwijsbare reden. Erger nog is dat is gebleken dat voor de tweede periode van 4 weken geen kosten en opbrengsten zijn meegenomen/ingeschat. Je hebt hier ook met mij geen overleg gehad, je hebt gewoon niets ingevuld. Dit heb je ook toegegeven. Terwijl we natuurlijk weten dat wij wel kosten krijgen en dat er ook opbrengsten zijn. Op deze manier heb ik een schema waar ik niets mee kan, wat niet klopt en waar als ik niet nu had ingegrepen nog wel eens een hele vervelende verrassing uit had kunnen komen.

Ik heb uitgelegd dat het vertrouwen in jouw functioneren en erger nog de betrouwbaarheid van de geproduceerde cijfers volledig weg is. Dat stemt ons, zeker gelet op de lange periode waarin je bij ons hebt gewerkt, verdrietig. Ik ben echter wel van mening dat ik er alles aan gedaan heb om jou op het door ons gewenste niveau te krijgen.

Na afloop van ons gesprek ben jij zonder verdere tekst en uitleg vertrokken. Mij en je collega’s in onzekerheid en vertwijfeling achterlatend . Ik heb gister niets meer van je vernomen en was derhalve genoodzaakt om maatregelen te nemen. Dat betekent dat komende maandag [naam 1] komt helpen met het opzetten van een betrouwbare liquiditeitsbegroting. Ik las in je mail van vanochtend dat je maandag weer op kantoor bent. Dat is natuurlijk prima en ik vind dat eigenlijk niet meer dan normaal. Jij kunt je werkzaamheden gewoon oppakken en daar waar nodig [naam 1] helpen met het verstrekken van de noodzakelijke informatie.”

[verweerder] heeft per e-mail van 14 september 2015 inhoudelijk op vorenstaande e-mail van [naam 2] gereageerd.

2.9.

[naam 2] nodigt [verweerder] op 15 september 2015 uit voor een gesprek om te kijken of er ruimte is voor een tussenoplossing. [verweerder] geeft daarop aan dat de tussenoplossing voor hem bestaat uit afstand nemen, kijken naar verbeterpunten en dan met respect terug aan het werk. In een brief van 16 september 2015 schrijft [naam 2] aan [verweerder] dat hij geen vertrouwen meer heeft in [verweerder] en dat hij mediation als enige mogelijkheid ziet. [verweerder] stemt daarop in met het inzetten van mediation en geeft aan dat wat hem betreft de inhoud hiervan is het komen tot herstel van vertrouwen. In een e-mail van 19 september 2015 geeft [naam 2] aan dat [verweerder] met ingang van 21 september 2015 op non-actief wordt gesteld met doorbetaling van salaris, omdat hij geen vertrouwen meer heeft in een voortzetting van de samenwerking met [verweerder] . De mediation zal erop gericht zijn om een passende manier te vinden om er samen uit te komen. Op 7 oktober 2015 heeft de mediation plaatsgevonden. Deze heeft niet tot een oplossing geleid.

3 Het verzoek, het verweer en het tegenverzoek

3.1.

[verzoeker] verzoekt de kantonrechter de arbeidsovereenkomst met [verweerder] te ontbinden op grond van artikel 7:671b lid 1, sub a, van het Burgerlijk Wetboek (BW), in verbinding met artikel 7:669 lid 3, sub g BW tegen betaling van de op het moment van ontbinding geldende transitievergoeding en kosten rechtens.

3.2.

Aan dit verzoek legt [verzoeker] ten grondslag dat sprake is van – kort gezegd – een verstoorde arbeidsverhouding zodanig dat van [verzoeker] in redelijkheid niet verlangd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren (g-grond). [verzoeker] stelt daartoe dat [verweerder] een door [verzoeker] gegeven duidelijke opdracht kennelijk niet serieus heeft genomen. [verweerder] heeft in de liquiditeitsprognoses bedragen ‘zomaar’ of niet ingevuld en daarnaast nagelaten om ten aanzien van de onderdelen waarvan hij stelde de juiste bedragen te kunnen invullen, overleg te voeren met één van de directeuren. In een gesprek op 3 september 2015 heeft [naam 2] [verweerder] op de fouten gewezen en hem verzocht om een nieuwe correcte liquiditeitsprognose aan te leveren. Deze bleek wederom onjuist te zijn. Het aanleveren van juiste cijfers is essentieel voor [verzoeker] . Het tot twee keer toe aanleveren van onjuiste cijfers heeft bij [verzoeker] geleid tot een ernstige vertrouwensbreuk en een ernstige verstoring in de arbeidsrelatie. Omdat zij niet blind kan vertrouwen op de cijfers die [verweerder] aanlevert, is [verzoeker] van mening dat van haar in redelijkheid niet kan worden verwacht dat zij de arbeidsovereenkomst nog langer laat voortduren.

Herplaatsing als bedoeld in artikel 7:669 lid 1 BW is niet mogelijk en ligt ook niet in de rede, aldus [verzoeker] . [verweerder] bekleed een unieke functie binnen het bedrijf. Er zijn geen andere functies binnen het bedrijf beschikbaar die als passend kunnen worden aangemerkt. Bovendien is sprake van een verstoorde arbeidsrelatie op grond waarvan herplaatsing reeds niet in de rede ligt.

3.3.

[verweerder] voert gemotiveerd verweer en stelt dat het verzoek van [verzoeker] moet worden afgewezen. Voor zover de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden, verzoekt [verweerder] dat aan hem de transitievergoeding wordt toegekend alsmede een vergoeding naar billijkheid van € 140.000,00, althans een in goede justitie te bepalen bedrag met veroordeling van [verzoeker] in de kosten van deze procedure.

3.4.

Op de stellingen van partijen wordt, voor zover relevant voor de beoordeling, in het navolgende ingegaan.

4 De beoordeling

4.1.

[verzoeker] verzoekt ontbinding van de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst.

4.2.

De kantonrechter stelt vast dat het verzoek van [verzoeker] geen verband houdt met een opzegverbod.

4.3.

De kantonrechter stelt voorop dat uit artikel 7:669 lid 1 BW volgt dat de arbeidsovereenkomst alleen kan worden ontbonden indien daar een redelijke grond voor is en herplaatsing van de werknemer binnen een redelijke termijn niet mogelijk is of niet in de rede ligt. In artikel 7:669 lid 3 onder c tot en met h BW is nader omschreven wat onder een redelijke grond moet worden verstaan. Bij regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 23 april 2015 (Stcrt. 2015/12685) zijn daarvoor nadere regels gesteld (Ontslagregeling).

4.4.

[verzoeker] voert aan dat de redelijke grond voor ontbinding is gelegen in een verstoorde arbeidsverhouding. Naar het oordeel van de kantonrechter leveren de door [verzoeker] in dat verband naar voren gebrachte feiten en omstandigheden geen redelijke grond voor ontbinding op, zoals bedoeld in artikel 7:669 lid 3, onderdeel g, BW. Daartoe wordt het volgende overwogen.

4.5.

[verzoeker] stelt dat zij in juni 2015 aan [verweerder] de opdracht heeft gegeven om in plaats van de gebruikelijke vier wekelijkse liquiditeitsprognose, acht wekelijkse liquiditeitsprognoses op te stellen en de debiteurenposten goed te bewaken. De door [verweerder] aangeleverde liquiditeitsschema’s lieten een steeds negatiever beeld zien zonder dat daar een verklaring voor was. [verzoeker] stelt dat zij daarom op 3 september 2015 met [verweerder] een gesprek heeft gevoerd en daarin haar zorgen heeft uitgesproken over de betrouwbaarheid van de door [verweerder] aangeleverde prognoses. Zij heeft [verweerder] opdracht gegeven een nieuw schema op te stellen. Volgens [verzoeker] luidde de opdracht aan [verweerder] dat hij ten aanzien van de inkomstenkant alle termijnschema’s met de uitvoerders van het bouwbedrijf moest bespreken teneinde exact te kunnen bepalen wanneer welke betalingstermijn verstuurd kon worden, dan wel de betaling zou zijn bijgeschreven. Voor een inschatting van de uitgavenkant had [verweerder] de beschikking over een omzetschema dat door [naam 2] is opgesteld. Het nieuwe schema dat [verweerder] op 10 september 2015 aan [verzoeker] verstrekte liet wederom een negatieve trend zien. [verzoeker] stelt dat zij bij nadere bestudering tot de conclusie kwam dat [verweerder] in tegenstelling tot de gegeven opdracht in de prognose alleen rekening had gehouden met de inkoopfacturen die op dat moment binnen waren en de verkoopfacturen die tot dat moment waren verstuurd. Het overzicht hield geen rekening met de inkoop- en verkoopfacturen die na die datum zouden komen of zouden worden verstuurd.

[verzoeker] verwijt [verweerder] dat hij, ondanks de duidelijke opdracht aan hem is verstrekt en ondanks de wetenschap van [verweerder] van het belang van de opdracht, tot twee keer toe onjuiste cijfers heeft aangeleverd. [verzoeker] verbindt daaraan de conclusie dat deze omstandigheid heeft geleid tot een ernstige vertrouwensbreuk en een ernstige verstoring in de arbeidsrelatie, omdat zij niet kan vertrouwen op de cijfers die [verweerder] aanlevert.

4.6.

Het door [verzoeker] aan [verweerder] gemaakte verwijt moet als onvoldoende onderbouwd terzijde worden gelegd. [verweerder] heeft aangegeven dat hij alleen de facturen verwerkt, zoals deze geboekt zijn in de administratie of anders slechts indien het onderdeel van het werk is gereed gemeld door de werkuitvoerders. Voor het aanleveren van gegevens voor uitgaande facturering was [verweerder] afhankelijk van de bedrijfsleider die ervoor zorgde dat de werkuitvoerders de gegevens op tijd aanleverden. Door het wegvallen van de bedrijfsleider als gevolg van ziekte moesten de werkuitvoerders deze gegevens zelf rechtstreeks aanleveren. Dat gebeurde niet op tijd dan wel met allemaal mitsen en maren, waardoor [verweerder] niet wist in welke week de facturen uit konden. [verweerder] betwist dat hij in het gesprek op 3 september 2015 is aangesproken op de onjuistheid van de cijfers. [verzoeker] heeft aan [verweerder] alleen gevraagd om met name te focussen op de liquiditeit in september. [verweerder] heeft daarop uitgelegd dat daarvoor alle gegevens over augustus 2015 nodig waren en dat ten aanzien van grote projecten de essentiële gegevens nog niet door de werkuitvoerders waren aangeleverd. Daarnaast bleven onverwacht toegezegde betalingen op projecten uit. [verweerder] voert aan dat hij geen cijfers in een liquiditeitsbegroting verwerkt waarvan niet vast staat dat deze geboekt zijn, dan wel waarvan niet vast staat – uit mededelingen van de bedrijfsleider of werkuitvoerders – dat bepaalde onderdelen van het werk afgerond zijn en gefactureerd kunnen worden. Hieruit volgt dat [verweerder] een andere beleving van de door [verzoeker] gegeven opdracht heeft dan [verzoeker] . Een beleving die overigens overeen lijkt te komen met de aanwijzing die [verzoeker] aan [verweerder] tijdens de functionerings- en beoordelingsgesprekken in 2013 heeft gegeven, te weten het voorkomen dat voorlopige cijfers worden neergelegd die onvoldoende gecontroleerd zijn. Dat [verweerder] een zekere voorzichtigheid betrachtte bij het opstellen van de liquiditeitsprognoses is gelet hierop – waar de aard en inhoud van de opdracht van [verzoeker] niet vaststaat – niet aan hem te verwijten. De kantonrechter is voorts van oordeel dat, nog daargelaten dat niet vaststaat hoe de liquiditeitsprognose eruit moest zien, sprake is van een eenmalig incident. Van eerdere incidenten is niet gebleken. Uit de verslagen van de functionerings- en beoordelingsgesprekken blijkt niet dat [verweerder] meermaals is aangesproken op het aanleveren van onjuiste cijfers of prognoses. [verweerder] is er weliswaar in 2013 op gewezen dat hij moet voorkomen dat voorlopige cijfers worden neergelegd die onvoldoende gecontroleerd zijn, maar dit is nadien in de functioneringsgesprekken niet meer aan de orde geweest. Ook niet in het functioneringsgesprek op 7 september 2015. Daarmee is niet vast komen te staan dat de arbeidsverhouding tussen partijen zodanig ernstig én blijvend verstoord is dat voortzetting van de arbeidsovereenkomst in redelijkheid niet van [verzoeker] kan worden gevergd. Van [verzoeker] kan in redelijkheid verlangd worden om [verweerder] in het vervolg duidelijke instructies te geven, hem aan te spreken op onjuiste of onvolledige overzichten en hem waar nodig te begeleiden en ondersteunen bij het (eventueel) verbeteren van dit deel van zijn taken (vgl. artikel 7:669 lid 3, onderdeel b, BW).

4.7.

De kantonrechter concludeert dat geen sprake is van een redelijke grond voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Het verzoek van [verzoeker] zal dan ook worden afgewezen en de arbeidsovereenkomst zal dus niet worden ontbonden. Het voorwaardelijk tegenverzoek van [verweerder] hoeft gelet hierop geen bespreking meer.

4.8.

[verzoeker] wordt in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten dragen.

5 De beslissing

De kantonrechter

5.1.

wijst het verzoek af;

5.2.

veroordeelt [verzoeker] in de proceskosten, tot deze uitspraak aan de kant van [verweerder] begroot op € 400,00 aan salaris voor de gemachtigde.

Deze beschikking is gegeven door de kantonrechter mr. B.J. Engberts en in het openbaar uitgesproken op 8 januari 2016.

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.