vonnis
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
zaaknummer / rolnummer: C/05/289235 / HA ZA 15-515 / 115 / 538
Vonnis in incident van 16 november 2016
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
FINANCIAL SERVICES NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Echt,
2. de vennootschap naar Belgisch recht
KIREAN N.V.,
gevestigd te Antwerpen (België),
eiseressen in de hoofdzaak,
eiseressen in het incident,
procesadvocaat mr. R.S. van der Spek te Leeuwarden,
behandelend advocaat mr. J.C.J. Wouters te Bussum,
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ACCON AVM GROEP B.V.,
gevestigd te Goes, kantoorhoudende te Arnhem,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ELLEN4BIZ B.V.,
gevestigd te Leeuwarden,
3. de stichting
STICHTING ELLEN4BIZ,
gevestigd te Leeuwarden,
gedaagden in de hoofdzaak,
verweersters in het incident,
procesadvocaat mr. R.G.J. de Haan te Amsterdam,
behandelend advocaten mrs. F.W. Gerritzen en L.J. Braams te Amsterdam.
Partijen zullen hierna FSN, Kirean, Accon, E4B en stichting E4B genoemd worden.
FSN en Kirean gezamenlijk zullen FSN c.s. worden genoemd en Accon, E4B en stichting E4B gezamenlijk zullen Accon c.s. worden genoemd.
2 De beoordeling in het incident
2.1.
FSN c.s. hebben hun incidentele vordering verminderd in die zin dat niet langer wordt gevorderd om een afschrift te verschaffen van een door Accon en/of E4B ingewonnen deskundig advies. Thans resteert dan ook de vordering om de beslissing over de proceskosten van het incident aan te houden totdat eindvonnis in de hoofdzaak is gewezen. Indien FSN c.s. in de proceskosten worden veroordeeld, vorderen zij het liquidatietarief, en niet de volledige proceskosten in de zin van artikel 1019h Rv en evenmin het indicatietarief, toe te passen. Indien Accon c.s. in de proceskosten worden veroordeeld wordt eveneens toepassing van het liquidatietarief gevorderd, alsook een uitvoerbaar bij voorraad verklaring ten aanzien van de kostenveroordeling. Accon c.s. hebben verzocht om FSN c.s. als de in het ongelijk gestelde partij in de volledige proceskosten zoals bedoeld in artikel 1019h Rv aan de zijde van Accon c.s. te veroordelen en daarbij de indicatietarieven in IE-zaken buiten toepassing te laten.
2.2.
De rechtbank ziet geen aanleiding om de beslissing over de proceskosten in dit incident aan te houden en is van oordeel dat FSN c.s. dienen te worden veroordeeld in de vergeefs gemaakte kosten in het incident aan de zijde van Accon c.s. Accon c.s. hebben in hun conclusie van antwoord in het incident nauwelijks verweer gevoerd dat is gegrond op het intellectuele eigendomsrecht, zodat een veroordeling in de volledige proceskosten op grond van artikel 1019h Rv dan wel de indicatietarieven in IE-zaken niet aan de orde is. Er is daarvoor sprake van een te ver verwijderd verband.
2.3.
De kosten in het incident aan de zijde van Accon c.s. tot aan deze uitspraak worden begroot op € 678,00 (1,5 punt liquidatietarief x € 452,00).
3 De hoofdzaak
3.1.
Op 31 augustus 2016 hebben FSN c.s. een conclusie na niet-gehouden getuigenverhoor met producties ingediend, waarin zij onder meer een verwijzing van de zaak naar de rol hebben gevorderd om hen in de gelegenheid te stellen de grondslagen van hun eis en de eis zelf te vermeerderen en de rechtbank te verzoeken terug te komen van een aantal bindende eindbeslissingen in het incidentele vonnis van 16 december 2015 en het tussenvonnis van 6 juli 2016. Bij akte van 19 oktober 2016 hebben Accon c.s. bezwaar gemaakt tegen de wijziging van de grondslag van eis. Volgens Accon c.s. maken FSN c.s. zich schuldig aan procedureel wangedrag en is een wijziging in strijd met de eisen van een goede procesorde. FSN c.s. wijzigen meerdere keren hun eis en houden structureel informatie achter, waardoor Accon c.s. onevenredig in hun verdediging worden geschaad, aldus Accon c.s.
3.2.
Allereerst merkt de rechtbank op dat zij de conclusie na niet gehouden getuigenverhoor van 31 augustus 2016 van FSN c.s. aanmerkt als schriftelijke bewijslevering aangaande de in het tussenvonnis van 6 juli 2016 aan FSN c.s. gegeven bewijsopdracht. Indien in een later stadium door de rechtbank niet zal worden teruggekomen op deze bewijsopdracht zal Accon c.s. nog de gelegenheid dienen te worden geboden op dit punt tegenbewijs te leveren.
3.3.
Vastgesteld kan worden dat de wijziging van de grondslag van hun vorderingen er op neer lijkt te komen dat niet FSN en Kirean gezamenlijk maar Kirean alleen de rechthebbende op de auteursrechten op de software zou zijn en dat Kirean de software op 31 december 2014 aan Lyanthe International Holding (LIH) heeft verkocht, maar dat Lippens, LIH en AFOS als cedenten hun vorderingen wegens (beweerdelijke) schending van auteursrechten op de software hebben overgedragen aan Kirean, alsook dat FSN in plaats van Kirean en FSN gezamenlijk de rechthebbende zou zijn op de knowhow van de scan en herken service. Volgens FSN c.s. is geen sprake van een gemeenschap tussen FSN en Kirean met als object de software.
3.4.
Op grond van artikel 130 Rv kan een verandering van gronden en eis plaatsvinden totdat eindvonnis is gewezen. Alleen op grond van strijdigheid met de eisen van een goede procesorde kan dit worden geweigerd. Dat een verandering van gronden en eis enige vertraging van de procedure oplevert is onvermijdelijk, maar dat is onvoldoende om aan te nemen dat sprake is van handelen in strijd met een goede procesorde. FSN c.s. preciseren thans enkel hun stellingen en grondslagen. Immers aanvankelijk was de stelling dat FSN én Kirean rechthebbenden waren op de auteursrechten en de knowhow op de software, maar nu wordt dat dus nader geduid. Dat FSN c.s. structureel informatie achterhouden, is niet gebleken. Vooralsnog lijkt een verandering van gronden en eis langs de lijnen die FSN c.s. nu hebben uitgezet toewijsbaar. Echter, op een en ander zal pas worden beslist zodra FSN c.s. precies de gewenste wijziging hebben geformuleerd.
3.5.
De rechtbank zal de zaak daarom naar de rol verwijzen om FSN c.s. in de gelegenheid te stellen de wijziging van grondslagen van eis en de eis (nader) te formuleren, waarna Accon c.s. daarop kunnen reageren en de rechtbank vervolgens zal beslissen of de eiswijziging wordt toegestaan. Tevens zal de rechtbank dan beslissen of zij zal terugkomen op de bindende eindbeslissingen in haar vonnissen van 16 december 2015 en 6 juli 2016.
3.6.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
4 De beslissing
De rechtbank
4.1.
veroordeelt FSN c.s. in de kosten van het incident, aan de zijde van Accon c.s. tot op heden begroot op € 678,00,
4.2.
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
4.3.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 14 december 2016 voor akte aan de zijde van FSN c.s. teneinde de wijzigingen van grondslag van eis en van eis (nader) te formuleren, waarna Accon c.s. vier weken nadien daarop bij akte kunnen reageren,
4.4.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.J. Meijer en in het openbaar uitgesproken op 16 november 2016.