Het verweer mondt uit in een tegenvordering, waarbij [gedaagde] vordert (samengevat):
A. voor recht te verklaren dat [eiser] onrechtmatig heeft gehandeld jegens de leden van het gezin [gedaagde] door met een drone voorzien van camera te vliegen boven de aan (leden van) het gezin [gedaagde] in eigendom toebehorende onroerende zaken, staande en gelegen te [woonplaats] en/of door filmbeelden te maken door middel van een drone voorzien van een camera van de leden van het gezin [gedaagde], en/of de aan hen in eigendom toebehorende onroerende zaken,
B. [eiser] te verbieden om op straffe van een dwangsom van € 1.000,00 per overtreding van dit verbod, of enige andere te bepalen dwangsom, met een drone te vliegen boven het perceel en/of de percelen staande en gelegen te [woonplaats] en in eigendom toebehorend aan de familie [gedaagde], en/of te filmen met een aan een drone verbonden camera op of boven deze percelen;
C. [eiser] te gebieden een afschrift van alle gemaakte videobeelden van het gezin [gedaagde], en de aan leden van dit gezin toebehorende onroerende zaken, staande en gelegen te [woonplaats], te verstrekken, zulks op straffe van een dwangsom van € 500,00 per dag dat [eiser] nalaat aan dit gebod te voldoen.
D. [eiser] te veroordelen in de kosten van de reconventionele procedure.