Reclamebelasting gemeente Harderwijk 2013. Eiser is ten onrechte in de heffing betrokken, nu de Nederlandse en de Harderwijkse vlag geen openbare aankondigingen in de zin van de Gemeentewet en de Verordening zijn.
Rechtspraak.nl V-N Vandaag 2017/97 V-N 2017/15.25.9 NLF 2017/0177 met annotatie van NLF 2017/0177 met annotatie van
uitspraak van de meervoudige belastingkamer van 3 januari 2017
in de zaak tussen
[X] , te [Z] , belastingplichtige
(gemachtigde: mr. [gemachtigde] ),
en
de heffingsambtenaar van Meerinzicht, verweerder.
Procesverloop
Verweerder heeft aan belastingplichtige voor het jaar 2013 een aanslag reclamebelasting opgelegd ten bedrage van € 519.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 7 juli 2015 de aanslag gehandhaafd.
Belastingplichtige heeft daartegen bij brief van 13 augustus 2015, ontvangen door de rechtbank op 14 augustus 2015, beroep ingesteld.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben voor de zitting nadere stukken ingediend. Deze zijn telkens in afschrift verstrekt aan de wederpartij.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 december 2016.
Belastingplichtige is verschenen, bijgestaan door de gemachtigde. Namens verweerder zijn verschenen [gemachtigde] en [A] .
Belastingplichtige heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan de rechtbank en aan de wederpartij.
Het beroep is ter zitting gelijktijdig behandeld met 49 vergelijkbare beroepen van 47 andere belastingplichtigen.
Feiten
1. Belastingplichtige drijft een onderneming gelegen in het centrum van [Z] .
2. De gemeenteraad van de gemeente Harderwijk heeft op 20 december 2012 de Verordening op de heffing en invordering van reclamebelasting 2013 (hierna: de Verordening) vastgesteld. De Verordening, inclusief de daarbij behorende Tarieventabel (hierna: de Tarieventabel), is bekendgemaakt in het huis-aan-huisblad “ [B] ” van 27 december 2012. In de Verordening is - voor zover hier van belang - het volgende opgenomen:
“(…)
Artikel 2 Belastbaar feit
Onder de naam “reclamebelasting” wordt een directe belasting geheven ter zake van openbare aankondigingen zichtbaar vanaf de openbare weg.
Artikel 3 Belastingplicht
De belasting wordt geheven van degene van wie, dan wel ten behoeve van wie, al dan niet met vergunning, de openbare aankondigingen worden aangetroffen.
Artikel 4 Tarieven
1. De belasting wordt geheven naar de tarieven opgenomen in de bij deze verordening behorende tabel.
(…)”
3. In de Tarieventabel is, voor zover van belang, het volgende vermeld:
“nummer
Omschrijving
tarief
0
Openbare aankondiging
0.1
Het tarief bedraagt voor het hebben van een: reclamevlag, reclamebord, uithangbord, uithangteken, letteropschrift, letterreclame, embleem, reclamekastje, of -vitrine of een andere openbare aankondiging, in het gebied D per kalenderjaar, met een lengte:
0.1.1
niet meer dan 1 meter
€ 13,95
0.1.2
meer dan 1 meter, doch niet meer dan 2,5 meter
€ 24,47
0.1.3
meer dan 2,5 meter
€ 34,05
0.1.4
boven het onder 0.1.1 tot en met 0.1.3 vermelde wordt geheven voor een op het openbare elektriciteitsnet aangesloten reclameobject, per object, per jaar
€ 115,75
0.2
een spandoek ongeacht de afmeting:
0.2.1
per kalenderweek
€ 3,95
0.2.2
per volle kalendermaand
€ 11,95
0.3
Het tarief bedraagt voor het hebben van een: reclamevlag, reclamebord, uithangbord, uithangteken, letteropschrift, letterreclame, embleem, reclamekastje, of -vitrine of een andere openbare aankondiging, in het gebied A, B en C wat genoemd is in Artikel 1 van deze verordening
0.3.1
gebied A niet meer dan 1 m2
€ 682,00
0.3.2
gebied A meer dan 1 m2
€ 824,00
0.3.3
gebied B niet meer dan 1 m2
€ 519,00
0.3.4
0.3.5
gebied B meer dan 1 m2 gebied C niet meer dan 1 m2
€ 621,00
€ 357,00
0.3.6
gebied C meer dan 1 m2
€ 418,00”
Geschil
4. In geschil is het antwoord op de vraag of de onderhavige aanslag terecht aan belastingplichtige is opgelegd.
Beoordeling van het geschil
5. Eiser heeft bestreden dat hij een openbare aankondiging heeft gehad die voldoet aan de omschrijving in de Verordening en de Tarieventabel. Aan de gevel heeft slechts de Nederlandse vlag dan wel de vlag van Harderwijk gehangen. In het verweerschrift heeft verweerder erkend dat zich geen belastbaar feit heeft voorgedaan. Gelet hierop is het beroep gegrond en wordt de aanslag vernietigd. Op de overige beroepsgronden behoeft de rechtbank niet in te gaan.
6. De rechtbank ziet aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Deze kosten worden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: het Besluit) voor de kosten gemaakt door belastingplichtige voor door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand als volgt vastgesteld. Aangezien verweerder in een van de gelijktijdig behandelde beroepen reeds een vergoeding voor de bezwaarfase heeft toegekend, stelt de rechtbank het bedrag vast op 1/49 van € 738 voor de bezwaarfase (1 punt voor het indienen van het bezwaar met een waarde van € 246, in navolging van verweerder een wegingsfactor 2 voor een zeer zware zaak en een wegingsfactor 1,5 voor het aantal samenhangende zaken) en 1/50 van € 2.976 voor de beroepsfase (1 punt voor het indienen van het beroep, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 496, een wegingsfactor 2 voor een zeer zware zaak en een wegingsfactor 1,5 wegens het aantal samenhangende zaken), oftewel in totaal afgerond € 74,60. Voor de overige kosten (te weten reiskosten en verletkosten) bepaalt de rechtbank de vergoeding op € 135,40 (€ 35,40 aan reiskosten op basis van openbaar vervoer tweede klas en € 100 aan verletkosten). Hiertegen heeft verweerder geen bezwaar gemaakt. Van overige voor vergoeding in aanmerking komende kosten is niet gebleken. Het totaalbedrag beloopt aldus € 210.
Beslissing
De rechtbank:
-
verklaart het beroep gegrond;
-
vernietigt de uitspraak op bezwaar;
-
vernietigt de aanslag reclamebelasting;
-
bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;
-
veroordeelt verweerder in de proceskosten van belastingplichtige tot een bedrag van € 210;
-
gelast dat verweerder het door belastingplichtige betaalde griffierecht van € 45 vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.A. Eskes, voorzitter, mr. A.P. Vaatstra en mr. drs. V.F.R. Woeltjes, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.A. Aalbersberg, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op: 3 januari 2017
de griffier is buiten staat de uitspraak
te ondertekenen
griffier
voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd; 2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.
De gegevens worden opgehaald
Hulp bij zoeken
Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over: