Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
2. Verzoekster is lid van de Kerk van het Vliegend Spaghettimonster. Binnen de kerk wordt het pastafarisme beleden.
3. Op 7 oktober 2016 heeft verzoekster de verlenging van haar rijbewijs aangevraagd. Verweerder heeft geweigerd de aanvraag in behandeling te nemen omdat de door verzoekster overgelegde pasfoto niet voldoet aan de wettelijke eisen.
4. Ten eerste dient de voorzieningenrechter te beoordelen of verzoekster een spoedeisend belang heeft bij een voorlopige voorziening.
Verzoekster heeft in dit verband aangevoerd dat zij gewoon was met haar auto te reizen en nu alles met het openbaar vervoer moet bereizen. Vanwege de vele kilometers die zij jaarlijks aflegt, rijdt zij in een dieselauto, die met meer dan 30.000 gereden kilometers voordeliger is dan een benzineauto. De afstanden die zij reist hebben onder meer te maken met het volgen van colleges, het bezoeken van haar familie en sociale evenementen, het in stand houden van vriendschappen, het bijwonen van religieuze bijeenkomsten en het helpen van haar vriend in zijn loonbedrijf te [plaats]. Ter zitting heeft verzoekster nog aangegeven dat zij door de weigering van verweerder haar rijbewijs te verlengen niet alleen wordt beperkt in haar godsdienstvrijheid maar ook in haar bewegingsvrijheid en haar recht op persoonlijke levenssfeer en zij onnodig veel tijd kwijt is met reizen, tijd die zij graag anders zou besteden. Ook ervaart zij de weigering van verweerder als een straf omdat zij het pastafarisme aanhangt; het intrekken of ongeldig verklaren van een rijbewijs wordt immers als strafrechtelijke sanctie gehanteerd.
Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat geen sprake is van een spoedeisend belang omdat – kort samengevat – verzoekster tot nu toe in staat is geweest zich zonder rijbewijs te bewegen en de gestelde contacten te onderhouden.
5. Een volgende vraag die de voorzieningenrechter dient te beantwoorden is de vraag in welke vorm een voorlopige voorziening zou kunnen worden getroffen die ook feitelijk en juridisch een voorlopige voorziening zou inhouden.
Verzoekster heeft geopperd dat zij een tijdelijk rijbewijs zou kunnen krijgen met een pasfoto waarop zij is afgebeeld met als hoofddeksel haar vergiet. Ter zitting heeft verzoekster aangegeven dat zij bereid is dit vergiet niet, zoals zij gebruikelijk is, schuin op haar hoofd te plaatsen maar dat zij bereid is het vergiet recht op haar hoofd te zetten zodat haar gezicht volledig zichtbaar is. De gemachtigde van verzoekster heeft er ter zitting nog op gewezen dat inderdaad geen standaard voorzieningen bestaan, maar dat dit ook wel aangeeft hoe lastig de situatie voor verzoekster is, ook omdat deze situatie, waarin verzoekster niet over haar rijbewijs kan beschikken, nog heel lang kan duren.
Verweerder heeft naar voren gebracht dat er geen tijdelijke oplossing is. Of verzoekster krijgt een rijbewijs met vergiet of zij krijgt die niet. Er is geen tussenoplossing.
6. Een derde vraag die de voorzieningenrechter bij de beoordeling van het verzoek moet betrekken is de vraag naar de rechtmatigheid van het besluit en de eventuele onomkeerbare gevolgen van dit besluit.
Verzoekster heeft betoogd dat de vraag of godsdienstige redenen zich verzetten tegen het niet bedekken van het hoofd dient te worden beantwoord aan de hand van háár levensovertuiging. Zij draagt haar vergiet elke dag en beschouwt het dragen van het vergiet ook als noodzaak/regel, ook als het haar voor moeilijke keuzes stelt. Bovendien is het dragen van een vergiet algemeen gebruik binnen het pastafarisme. Ter zitting heeft zij aangegeven dat zij binnen het pastafarisme vrij streng in de leer is. Er zijn verschillende stromingen binnen het geloof en niet iedere gelovige draagt een vergiet, maar zij heeft haar vergiet altijd op omdat de kerk een voorkeur heeft voor het dragen van dit hoofddeksel en dit ook in de heilige geschriften staat. Zij concludeert dat het besluit in rechte niet stand kan houden omdat sprake is van een ongerechtvaardigde inbreuk van haar godsdienstvrijheid. Haar gemachtigde heeft ter zitting nog gesteld dat weliswaar sprake is van een relatief nieuw en onbekend geloof maar dat de herkenbaarheid van verzoekster op de pasfoto niet wordt beïnvloed door het dragen van haar vergiet. Het doel van de Paspoortuitvoeringsregeling, namelijk dat de pasfoto een goedgelijkend beeld van de aanvrager geeft, komt daardoor niet in gevaar. Voor zover zou moeten worden aangenomen dat het pastafarisme als kritiek op of als spot met bestaande religies is ontstaan, doet deze ontstaansgeschiedenis niet af aan de geloofsbelevenis van verzoekster.
Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat het pastafarisme niet als godsdienst kan worden aangemerkt. Onder verwijzing naar de uitspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens in de zaak Eweida e.a. vs het Verenigd Koninkrijk van 15 januari 2013 heeft verweerder daartoe aangevoerd dat (pas) sprake is van een geloofsovertuiging of religie indien er sprake is van een zekere mate van begrijpelijkheid, serieusheid, samenhang en belang. Er moet enig samenwerkingsverband zijn, enige samenhang tussen een groep personen, deze moeten dezelfde overtuigingen qua geloof delen en deze ook in de praktijk brengen. Er moet sprake zijn van serieusheid en van aantoonbare belangrijkheid. De beweging van het vliegend spaghettimonster voldoet volgens verweerder niet aan deze ondergrens. De beweging vormt een duidelijke parodie op godsdienst en komt voort uit een brief met kritiek op religie vanwege het ontbreken van een wetenschappelijke onderbouwing. De stelling was: “Als men in creationisme gelooft, dan kan men net zo goed een vliegend spaghetti monster vereren.” Verweerder voert aan dat de beweging verschillende godsdiensten (en met name dan de bijzondere positie hiervan) ter discussie wil stellen. Het belang van de beweging betreft dus niet het belijden van een godsdienst maar betreft de vrijheid van meningsuiting. Daarnaast heeft verweerder aangevoerd dat niet is gebleken dat de beweging nadrukkelijk voorschrijft dat het hoofd niet onbedekt mag zijn door middel van het dragen van een vergiet. Er is hoogstens sprake van een soort aanbeveling.
Verweerder concludeert derhalve dat verzoekster in ieder geval niet valt onder de uitzonderingsbepaling van artikel 28, derde lid, van de Paspoortuitvoeringsregeling Nederland 2001.
7. De voorzieningenrechter komt op grond van de hiervoor weergegeven standpunten van partijen tot het volgende voorlopige oordeel over de te beantwoorden vragen.
Met betrekking tot de spoedeisendheid overweegt de voorzieningenrechter dat verzoekster met gebruikmaking van het openbaar vervoer in staat is geweest haar studie te blijven volgen, haar sociale contacten te onderhouden en kerkdiensten bij te wonen. Verzoekster heeft niet aangetoond dat het voor haar onmogelijk is om deze manier van reizen te continueren totdat op haar bezwaar is beslist. Dit betekent dat het spoedeisend belang van verzoekster niet heel groot is. Het feit dat verzoekster niet in staat is haar vriend in zijn bedrijf bij te staan voor zover daarvoor een rijbewijs is vereist, kan niet worden beschouwd als een spoedeisend belang van verzoekster zelf. Dat zij de weigering van verweerder als straf ervaart, houdt geen verband met de spoedeisendheid van haar verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening en kan ook verder geen rol spelen in dit geding. Het gaat thans immers alleen om de eisen die worden gesteld aan de door verzoekster in te dienen pasfoto.
Met betrekking tot de door verzoekster voorgestane voorlopige voorziening overweegt de voorzieningenrechter dat geen juridische mogelijkheid bestaat verweerder op te dragen aan verzoekster tijdelijk een rijbewijs af te geven waarop een pasfoto is geplaatst van verzoekster met een vergiet als hoofddeksel. Als de voorzieningenrechter verweerder zou opdragen een dergelijke foto te accepteren, zou dit betekenen dat verzoekster over een rijbewijs met de normale geldigheidsduur zou beschikken waarop zij met vergiet staat afgebeeld. Het zou in dat geval voor verweerder onmogelijk, dan wel uiterst gecompliceerd, zijn om deze situatie ongedaan te maken ingeval in hoogste instantie wordt geoordeeld dat verweerder terecht heeft geweigerd de door verzoekster gewenste pasfoto te accepteren. Het treffen van deze voorziening en niet het besluit van verweerder zou dus feitelijk tot een onomkeerbaar gevolg leiden.
Ten aanzien van rechtmatigheid van het besluit van verweerder overweegt de voorzieningenrechter als volgt.
Ingevolge artikel 33, eerste lid, aanhef en onder d, van het Reglement rijbewijzen moet bij een aanvraag om een rijbewijs een pasfoto van de aanvrager worden overgelegd, die voldoet aan de bij ministeriële regeling vastgestelde eisen.
Op grond van artikel 1 van de Regeling eisen pasfoto’s dienen de ingevolge artikel 33, onderdeel d, van het Reglement rijbewijzen over te leggen pasfoto’s te voldoen aan alle acceptatiecriteria zoals die zijn opgenomen in de bij de Paspoortuitvoeringsregeling Nederland 2001 behorende fotomatrix. Deze fotomatrix stelt, voor zover hier van belang, als acceptatiecriterium dat het hoofd van de aanvrager volledig moet zijn afgebeeld. Hoofdbedekking is alleen toegestaan op grond van godsdienstige, levensbeschouwelijke of medische redenen. Deze uitzondering vloeit voort uit artikel 28, derde lid, van de Paspoortuitvoeringsregeling Nederland 2001.
Het is vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State dat artikel 28, derde lid, van de Paspoortuitvoeringsregeling ertoe strekt op de in de fotomatrix neergelegde eis van een onbedekt hoofd uitzondering te maken voor de gevallen waarin de drager van het document aannemelijk maakt te behoren tot een in de maatschappij aanwezige godsdienst of levensbeschouwelijke stroming die het bedekken van het hoofd van de aanvrager voorschrijft, dit omwille van het vereiste respect voor zulke stromingen. Nu het hier gaat om een uitzonderingsbepaling dient deze restrictief te worden uitgelegd. De voorzieningenrechter verwijst in dit verband naar de uitspraak van de Afdeling van 16 november 2011 (ECLI:NL:RVS:2011:BU4596).
Naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter heeft verzoekster onvoldoende aannemelijk gemaakt dat het vliegend spaghettimonster verzoekster verbiedt zich zonder vergiet op een pasfoto te laten afbeelden. Verzoekster valt dus niet onder de uitzondering als bedoeld in artikel 28, derde lid, van de Paspoortuitvoeringsregeling.
8. De voorzieningenrechter komt dan ook tot de conclusie dat verzoekster onvoldoende spoedeisend belang heeft, dat het treffen van een voorlopige voorziening zoals verzoekster die wenst niet mogelijk is en dat zij onvoldoende heeft aangetoond dat sprake is van godsdienstige redenen die zich verzetten tegen het niet bedekken van het hoofd. Het standpunt van verweerder dat het geloof in het vliegend spaghettimonster in het geheel niet valt onder de bescherming van de godsdienstvrijheid kan bij deze conclusie buiten beschouwing blijven omdat de (voorlopige) beoordeling van dit standpunt niet kan bijdragen tot een andere uitkomst.
9. Gelet op het voorgaande zal de voorzieningenrechter het verzoek afwijzen. Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.