zaaknummer / rolnummer: C/05/317824 / HZ ZA 17-162
Vonnis van 2 augustus 2017
in de zaak van
[eiseres]
,
wonende te [woonplaats] ,
eiseres,
advocaat mr. K. Çelik te Nijmegen,
tegen
[gedaagde]
,
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. M.H. Doornbos te Zwolle.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd worden.
1 De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
-
het tussenvonnis van 7 juni 2017
-
het faxbericht van 8 juni 2017 van mr. Çelik
-
het faxbericht van 9 juni 2017 van mr. Doornbos
-
het e-mailbericht van 14 juni 2017 van de roladministratie
-
het proces-verbaal van comparitie van 19 juli 2017.
1.2.
De uitspraak is bij vervroeging bepaald op heden.
2 De feiten
2.1.
[eiseres] werkt als kapster in de kapsalon [naam kapsalon] in Zutphen. Deze kapsalon aan huis wordt gedreven in de vorm van een vennootschap onder firma. Blijkens een uittreksel uit het handelsregister (productie 1 bij conclusie van antwoord) zijn [eiseres] en haar echtgenoot, [naam echtgenoot] , hiervan de vennoten.
2.2.
De heer [naam] is wijkagent in de wijk waar [eiseres] woont en werkt.
2.3.
[gedaagde] is op 5 februari 2016 als verdachte van een strafbaar feit door [naam wijkagent] gehoord op het politiebureau in Zutphen. [gedaagde] is aansluitend heengezonden.
2.4.
In een e-mailbericht van 20 oktober 2016 van [naam wijkagent] aan de advocaat van [eiseres] staat, voor zover van belang, het volgende vermeld:
“(…) Tot slot kwam [de officier van justitie] tot de conclusie dat hij deze zaak NIET voor de rechter ging brengen.
Dit ivm ontbreken van stelselmatigheid in het geheel. Er is nl 3 x gebeld in de opgevraagde bob-lijsten en dit was net buiten de 3 maanden termijn.
Hiermee vervalt dus de stelselmatigheid blijkt uit eerdere rechtszaken.
Ik heb hiervan [ [eiseres] ] telefonisch op de hoogte gebracht. dit viel haar en haar man zwaar tegen. Ik heb hen aangedragen dan evt tegen dit besluit in bezwaar te gaan. Dit overwegen zij. (…)”
3 De vordering
3.1.
[eiseres] vordert dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,
a. [gedaagde] veroordeelt tot vergoeding van de door [eiseres] [geleden] schade ad € 27.029,99;
b. [gedaagde] veroordeelt tot vergoeding van smartengeld voor zowel [eiseres] als haar gezin ad € 20.000,00 (zie Smartengeldbundel uitspraaknr. 1891*);
c. [gedaagde] veroordeelt tot een contactverbod met [eiseres] en haar gezin. Op iedere overtreding van het contactverbod dient een dwangsom te worden betaald ad € 250,00;
d. [gedaagde] veroordeelt tot het betalen van de wettelijke rente over de door [eiseres] geleden schade vanaf de datum van ontvangst van de respectievelijke termijnen tot de datum van betaling;
e. [gedaagde] veroordeelt in de proceskosten, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis en - voor het geval voldoening van de (na)kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt - te vermeerderen met de wettelijke rente over de (na)kosten, te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening tot de dag der algehele voldoening.
3.2.
[eiseres] heeft de volgende stellingen aan haar vorderingen ten grondslag gelegd.
3.2.1.
[eiseres] is van 2001 tot en met januari 2016 structureel telefonisch gestalkt door [gedaagde] . Zij werd gebeld op het telefoonnummer van haar kapsalon aan huis. Zij hoorde dan seksuele geluiden. Deze telefoongesprekken vonden plaats om de twee à drie weken, op maandagen of dinsdagen tussen 13:00 en 14:30 uur. Nadat [eiseres] op woensdag 24 juni 2015 om 10:37 uur, maandag 20 juli 2015 om 11:17 uur en maandag 14 september 2015 om 9:50 uur wederom was gebeld, is door Ziggo het telefoonnummer van de stalker vrijgegeven aan [naam wijkagent] . Op dinsdag 5 januari 2016 is door middel van een telefoongesprek door [naam wijkagent] , waarbij ook [eiseres] , haar man en dochter als toehoorders aanwezig waren, naar boven gekomen dat [gedaagde] de dader is. [gedaagde] heeft op 5 februari 2016 op het politiebureau in Zutphen een volledige bekentenis afgelegd ten overstaan van [naam wijkagent] . Na 5 januari 2016 is [eiseres] niet meer telefonisch lastig gevallen.
3.2.2.
[eiseres] heeft zowel lichamelijk als psychisch letsel opgelopen als gevolg van de vijftien jaar durende structurele stalking door [gedaagde] . Dit letsel bestaat onder meer uit urticaria (netelroos). Hierdoor was zij niet toonbaar voor de buitenwereld en kon zij haar beroep als kapster niet, althans minder goed, uitoefenen. Wanneer [eiseres] werd gebeld door [gedaagde] , moest zij noodgedwongen voor de rest van de dag en de volgende dag haar klanten afzeggen. Zij heeft hierdoor in de betreffende vijftien jaar 188 dagen niet kunnen werken. Haar inkomensverlies is door [eiseres] becijferd op een bedrag van € 22.936,00. [eiseres] heeft daarnaast € 4.093,99 aan medische kosten moeten maken. Zij maakt tot slot aanspraak op een smartengeldvergoeding van € 20.000,00 en een aan [gedaagde] op te leggen contactverbod, beide zowel ten behoeve van [eiseres] als ten behoeve van haar man en dochter.
4 Het verweer
4.1.
[gedaagde] concludeert dat de rechtbank bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad [eiseres] niet-ontvankelijk verklaart in haar vorderingen dan wel deze afwijst met veroordeling van [eiseres] in de kosten van dit geding.
4.2.
[gedaagde] voert verweer. Op de stellingen van [gedaagde] zal, voor zover van belang, hierna nader worden ingegaan.
5 De beoordeling
5.1.
[eiseres] stelt dat zij schade heeft geleden als gevolg van de door haar gestelde telefonische stalking door [gedaagde] . [gedaagde] heeft zowel de stalking als de schade als het causaal verband daartussen ontkend. Gelet op de hoofdregel van artikel 150 Rv is het dan aan [eiseres] om allereerst de in randnummer 3.2.1 weergegeven stellingen met concrete feiten en omstandigheden te onderbouwen.
5.2.
De rechtbank stelt vast dat [eiseres] dit niet heeft gedaan.
[eiseres] heeft ter onderbouwing van de stelling dat [gedaagde] haar vijftien jaar lang structureel telefonisch heeft lastig gevallen, volstaan met het overleggen van een e-mailbericht (randnummer 2.4), waaruit blijkt dat het Openbaar Ministerie heeft besloten om [gedaagde] niet (onderstreping, rb) strafrechtelijk te vervolgen. De bekennende verklaring, waarover [eiseres] bij herhaling heeft gesproken, is door haar niet in het geding gebracht, terwijl [gedaagde] heeft betwist een bekennende verklaring te hebben afgelegd. Met haar ter comparitie ingenomen stelling dat die verklaring op enig moment kan worden ingebracht, miskent (de advocaat van) [eiseres] de verplichting van artikel 85 lid 1 Rv. Overigens heeft [gedaagde] - onweersproken - ter comparitie verklaard dat van het in randnummer 2.3 bedoelde verhoor in het geheel geen proces-verbaal is opgemaakt. Ook enige onderbouwing van het door [naam wijkagent] en [eiseres] op 5 januari 2015 gevoerde telefoongesprek met, naar zij stellen, [gedaagde] , is uitgebleven. Dat [gedaagde] betrokken is geweest bij de gestelde stalking is dus niet komen vast te staan.
5.3.
Daarbij komt nog dat [eiseres] ook heeft nagelaten om te concretiseren op welke momenten zij in de vijftien jaar tussen 2001 en 2016 stelselmatig telefonisch is lastig gevallen. Dat had, gelet op de vordering die zij op die grondslag heeft ingesteld, wel van haar mogen worden verwacht. Een logboek of verklaringen van getuigen ontbreken. De enkele stelling dat de telefoontjes plaatsvonden op maandagen of dinsdagen tussen 13:00 en 14:30 uur is daarvoor onvoldoende. Bovendien laat die stelling zich moeilijk rijmen met de drie door [eiseres] wél concreet aangeduide tijdstippen in de zomer van 2015 (respectievelijk 10:37 uur, 11:17 uur en 9:50 uur): alle drie immers niet tussen 13:00 en 14:30 uur, zoals door [eiseres] gesteld. De kennelijk door [eiseres] zelf opgestelde, grotendeels zwartgelakte kasboekoverzichten van de jaren 2003 tot en met 2015 volstaan als onderbouwing evenmin. De enkele aanduidingen op deze overzichten dat er op bepaalde data geen omzet is gedraaid en [eiseres] ziek was, vormen geen onderbouwing van de stelling dat [eiseres] op die dagen telefonisch zou zijn lastig gevallen, laat staan door [gedaagde] .
5.4.
[eiseres] heeft volstrekt niet voldaan aan haar stelplicht met betrekking tot de aan haar vorderingen ten grondslag gelegde onrechtmatige gedragingen van [gedaagde] . Dat betekent dat aan bewijslevering op dat punt, zoals door [eiseres] aangeboden, niet wordt toegekomen. Ook de beoordeling van de gestelde schade, het causaal verband tussen het vermeend onrechtmatig handelen en die schade en de gestelde toerekenbaarheid kan gelet op het voorgaande achterwege blijven. De vorderingen van [eiseres] zullen worden afgewezen.
5.5.
[eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden vastgesteld op: