1 De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1. hij op of omstreeks 15 september 2015, op het treintraject Frankfurt-Amsterdam, ter hoogte van Arnhem, althans in Nederland, van een voorwerp, te weten een geldbedrag van 32.300,00 euro, althans een hoeveelheid geld,
a. de herkomst verborgen/verhuld en/of de vindplaats verborgen/verhuld en/of de vervreemding verborgen/verhuld en/of de verplaatsing verborgen/verhuld en/of verborgen/verhuld wie de rechthebbende op het/de voorwerp(en) was/waren en/of het/de voorwerp(en) voorhanden heeft/hebben gehad en/of
b. verworven en/of voorhanden gehad en/of één of meer voorwerp(en), te weten (een) geldbedrag(en), gebruikt heeft/hebben gemaakt, terwijl hij wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het/de voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - (mede) afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
2. hij op of omstreeks 15 september 2015 op het treintraject Frankfurt - Amsterdam, ter hoogte van Arnhem, in elk geval in Nederland, als vreemdeling heeft verbleven, terwijl hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat hij op grond van artikel 67 van de Vreemdelingenwet 2000, in elk geval op grond van enig wettelijk voorschrift, tot ongewenst vreemdeling was verklaard OF terwijl tegen hem een inreisverbod was uitgevaardigd met toepassing van artikel
66a, zevende lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs
1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 1 tenlastegelegde witwassen. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van het onder feit 2 tenlastegelegde, wegens onvoldoende informatie in het dossier over de ongewenstverklaring, dient te worden vrijgesproken.
Het standpunt van de verdediging
Verdachte was niet ter zitting aanwezig. Tijdens zijn verhoren heeft verdachte ontkend. Hij heeft gesteld dat het bij hem aangetroffen geld niet van misdrijf afkomstig was, maar bedoeld was voor de aanschaf van een auto in Amsterdam. Met betrekking tot feit 2 heeft verdachte verklaard dat hij wist dat hij in 2008 ongewenst was verklaard, maar dat hij ervan uitging dat deze ongewenstverklaring slechts voor een periode van vijf jaren gold.
Beoordeling door de rechtbank
Ten aanzien van feit 2
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat het dossier onvoldoende informatie bevat om tot een bewezenverklaring van dit feit te komen. Derhalve zal verdachte van dit feit vrijgesproken worden.
Ten aanzien van feit 1
Verdachte is op 15 september 2015 in de trein, op het traject Frankfurt-Amsterdam, ter hoogte van Arnhem aangehouden. Bij de controle van de bezittingen van verdachte is in een [naam] tas een pak yoghurt/melk aangetroffen. Verdachte gaf aan dat dit pak niet opengemaakt mocht worden, omdat het een nieuw pak was. In dit pak zat een hard witgekleurd voorwerp, dat volgens de verbalisant niet in een nieuw pak yoghurt thuis hoorde. Desgevraagd gaf verdachte aan dat in dat pak een hoeveelheid geld, ter grootte van ongeveer € 20.000,00 zou zitten.2
Bij nader onderzoek bleek dat zich in het melkpak diverse met folie omwikkelde “bolletjes” bevonden. In de “bolletjes” bevonden zich diverse opgerolde onvervalste eurobiljetten van € 100,00, € 200,00 en € 500,00. In totaal is er € 32.300,00 aangetroffen in de in het melkpak aanwezige “bolletjes”.3
Gelet op de wijze van verpakken van dit geldbedrag, het verstoppen van die verpakkingen in een melkpak en gelet op de grote hoeveelheid aan contante bedragen, waaronder geldbiljetten van € 500,00 die doorgaans in het criminele circuit worden gebruikt, is de rechtbank van oordeel dat het vermoeden gerechtvaardigd is dat het aangetroffen geldbedrag dat de verdachte voorhanden heeft gehad – onmiddellijk of middellijk – uit enig misdrijf afkomstig is.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte geen consistente verklaringen afgelegd over de herkomst en bestemming van het bij hem aangetroffen geld. Zo heeft hij onder meer gesteld dat het geld van vrienden afkomstig was en bedoeld was voor de aanschaf van auto’s. Hij heeft deze verklaring echter op geen enkele wijze gestaafd. Hij heeft geen verifieerbare verklaringen gegeven over de personen van wie hij het geld zou hebben gekregen, waarom en hoe hij het geld in het melkpak heeft verstopt en waar hij de auto’s wilde kopen. Evenmin heeft hij verifieerbare informatie over de betrokken personen willen geven, noch door wie en naar wie de auto’s zouden worden verscheept. Gelet hierop komt de rechtbank tot de conclusie dat het geld onmiddellijk of middellijk van misdrijf afkomstig was en dat verdachte dat wist.
Dit wordt nog verder ondersteund door de bij verdachte afgetapte telefoongesprekken. De telefoonnummers van verdachte zijn opgenomen en afgeluisterd. In een van deze gesprekken geeft [voornaam] (rechtbank begrijpt: verdachte, nu het zijn telefoon was die getapt is en ook gelet op zijn voornaam) aan dat “er een groot bedrag in beslag is genomen. Hij is wel blij dat hij niet is aangehouden toen hij naar de plaats ging met iets, want die straf is vier of vijf jaar gevangenisstraf. Hij was op weg terug met het geld en daarom is hij al vrijgelaten. Als hij geen advocaat in de hand neemt dan gaan mensen hem schieten en doodmaken omdat het bedrag te veel is.”4 Ook overigens lijkt het in de getapte telefoongesprekken te gaan om de handel in verdovende middelen, waarin verdachte een prominente rol lijkt te spelen.
Derhalve komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van het onder feit 1 tenlastegelegde.
3 Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 1 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1. hij op of omstreeks 15 september 2015, op het treintraject Frankfurt-Amsterdam, ter hoogte van Arnhem, althans in Nederland, van een voorwerp, te weten een geldbedrag van 32.300,00 euro, althans een hoeveelheid geld,
a. de herkomst verborgen/verhuld en/of de vindplaats verborgen/verhuld en/of de vervreemding verborgen/verhuld en/of de verplaatsing heeft verborgen/verhuld en heeft/of verborgen/verhuld wie de rechthebbende op het/de voorwerp(en) was/waren en/of het/de voorwerp(en) voorhanden heeft/hebben gehad en/of
b. verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of een één of meer voorwerp(en), te weten (een) geldbedrag(en), gebruikt heeft/hebben gemaakt, terwijl hij wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het/de voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - (mede) afkomstig was/waren uit enig misdrijf.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
7 Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder feit 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden. Voorts heeft de officier van justitie gesteld dat het inbeslaggenomen geld moet worden verbeurdverklaard. Met het oog daarop heeft de officier van justitie de ontnemingsvordering ingetrokken.
Het standpunt van de verdediging
Er is geen verweer gevoerd.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 28 juni 2017.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen - en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een deels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur leiden - dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van een forse hoeveelheid contant geld. De bankbiljetten waren op professionele wijze opgeborgen in een melkpak. Verdachte heeft door zijn handelen geprobeerd om geld afkomstig uit misdrijf te onttrekken aan het zicht van justitie, hetgeen doorgaans resulteert in een ernstige aantasting van de integriteit van het financieel en economisch bestel in het bijzonder en schade aan de maatschappij in het algemeen. Daarnaast werkt het witwassen van crimineel vermogen het voortbestaan van verschillende vormen van criminaliteit in de hand.
Ten aanzien van het beslag
Het in beslag genomen en nog niet teruggegeven geldbedrag, groot € 32.300,00, is vatbaar voor verbeurdverklaring, nu het een voorwerp is met betrekking tot welke het onder feit 1 bewezenverklaarde is begaan. De rechtbank gaat er met de officier van justitie vanuit dat het op de beslaglijst vermelde bedrag van € 32.500 berust op een verschrijving.
De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
8 De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 24, 27, 33a, 420bis van het Wetboek van Strafrecht.
9. De beslissing
spreekt verdachte vrij van het onder feit 2 tenlastegelegde feit;
verklaart bewezen dat verdachte de overige tenlastegelegde feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden;
beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
verklaart verbeurd het in beslag genomen, nog niet teruggegeven geldbedrag tot een totaal van € 32.300,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.G.J. Welbergen (voorzitter), mr. G. Noordraven en mr. Y.H.M. Marijs, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C. Aalders, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 24 augustus 2017.
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Mr. Aalders is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.