Op 1 mei 2000 is naar aanleiding van een bezoek op 4 maart 2000 een arbeidsdeskundig rapport (productie 5 van Achmea) opgesteld. Hierin is onder meer het volgende opgenomen:
“ Bedrijfssituatie/gezinsomstandigheden.
(…) Verzekerde werkt in maatschap [moet zijn: VOF, rechtbank] met vader in een grondverzet bedrijf. Men heeft twee vaste mensen in dienst naast Verz. en zijn vader. Ten tijde van het ongeluk wilde men juist verder uitbreiden. Men had al een man aangenomen (huidige tweede man), en er zou een machine bijgekocht gaan worden. Door ongeluk van de man is dit niet gebeurd.
(…)
Verz. Heeft de M.t.s. gevolgd, richting grond weg en waterbouw. Is enig kind, en is zijn hele leven geïnteresseerd in het bedrijf van zijn vader. Zou graag uitbreiden, kan voldoende werk krijgen, er is echter niet aan goed, of geschoold personeel te komen, waardoor uitbreiding niet of nagenoeg niet mogelijk Is.
Verzekerde werkte volledige we[r]kdagen als machinist op de kraan, en hiernaast werden nog klein onderhoud/reparaties/olie verversen in eigen bedrijf gedaan.
Hiervoor heeft men op het adres van de vader een grote loods met wasplaats Hier heeft men ook het beheer en administratie.
(…)
Mate van arbeidsongeschiktheid
De man is door zijn eenarmigheid niet instaat, om met een kraan te rijden, daar hierbij beiden armen intensief gebruikt moeten worden, m.n. voor de bediening van de laad en losbak. Onderzocht zal moeten worden, of er mogelijkheden zijn, om op een kraan aanpassingen te maken, zodat de man met een arm, en beide voeten in staat is de kraan te bedienen. De man zal zich in de komende periode nader informeren naar de mogelijkheden.
De man geeft aan, dat hij per week zeker 65 uur werkzaam was. Op zaterdag werd nog vaak kraanwerk verricht, en s’avonds en in het weekend werden administratie en beheer gedaan.
Gemiddeld draaide hij 45 tot 48 uur met de kraan, dit volgens eigen opgave.
E.e.a. wil zeggen, dat de man 70 a75% met de kraan werkte, en 25 a 30% overige werkzaamheden verrichte, zoals beheer administratie ,calculaties ,overleg opdrachtgevers enz. Bij deze werkzaamheden heeft de man ook zeker achterstand in tempo, maar kan dit compenseren, doordat hij geen kraanwerk meer verricht. Hierdoor behoeft m.i hier ook geen verlies voor aangenomen te worden.
Het verlies voor de man is dan ook zoals boven aangegeven +/- 75%
(…)
Advies/conclusie
Gezien de huidige bevindingen is de man voor maximaal 25% Arbeidsgeschikt te beschouwen, zoals boven aangegeven. Met de man besproken, dat als hij niet akkoord kan gaan met de afschatting, ondergetekende hem hernieuwd zal bezoeken, om e.e.a. te bespreken. (…)”
Bij brief van 3 mei 2000 (productie 6 van Achmea) heeft Achmea aan [eiser] medegedeeld dat op basis van het arbeidsdeskundig onderzoek d.d. 1 mei 2000 het uitkeringspercentage wegens arbeidsongeschiktheid wordt vastgesteld op 75%. Dit is als volgt toegelicht:
“(…) De arbeidsdeskundige onderzocht wat uw werkzaamheden inhouden en welke taken u niet meer kunt uitoefenen. Daarnaast is ook rekening gehouden met taakaanpassingen en/of taakverschuivingen, of aanpassingen van werkomstandigheden binnen uw eigen beroep of bedrijf. (…)”