Overwegingen
-
Eiseres lijdt volgens een verklaring van haar behandelend arts aan hoge myopie (bijziendheid) met astigmatisme (cilindrische afwijking). In dat verband heeft eiseres op
14 september 2015 een operatie (Refractive Lens Exchange) ondergaan, waarbij haar ooglenzen zijn vervangen door multifocale torische lenzen (hierna: implantatie van de lenzen). De kosten van deze behandeling bedragen € 5.900 en zijn niet vergoed door haar ziektekostenverzekering.
-
In haar aangifte IB/PVV voor het jaar 2015 heeft eiseres de kosten van de implantatie van de lenzen als persoonsgebonden aftrek wegens uitgaven voor specifieke zorgkosten in de vorm van genees- en heelkundige hulp in mindering gebracht op haar inkomen. Verweerder heeft die aftrek geweigerd.
-
In geschil is of de kosten van de implantatie van de lenzen ingevolge artikel 6.17 Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB 2001) aftrekbaar zijn als uitgaven voor specifieke zorgkosten.
-
Artikel 6.17, lid 1, van de Wet IB 2001 (tekst 2015) luidt, voor zover van belang, als volgt:
“1 Uitgaven voor specifieke zorgkosten zijn de uitgaven die wegens ziekte of invaliditeit zijn gedaan voor:
a. genees- en heelkundige hulp, met uitzondering van ooglaserbehandelingen ter vervanging van bril of contactlenzen;
(…)
d. andere hulpmiddelen, voor zover deze hulpmiddelen van een zodanige aard zijn dat zij hoofdzakelijk door zieke of invalide personen worden gebruikt;
(…)
2 Als ander hulpmiddel als bedoeld in het eerste lid, onderdeel d, worden in ieder geval niet aangemerkt:
1°. brillen, contactlenzen en overige hulpmiddelen ter ondersteuning van het gezichtsvermogen;
(…).”
5. Tijdens de parlementaire behandeling van de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten is over de uitsluiting van aftrek van uitgaven voor brillen en contactlenzen het volgende opgemerkt:
“In het voorgestelde artikel 6.17, eerste lid, onderdeel d, van de Wet IB 2001 wordt de aftrekmogelijkheid van uitgaven voor andere hulpmiddelen geregeld.
Uitgaven voor brillen, contactlenzen en overige hulpmiddelen ter ondersteuning van het gezichtsvermogen zijn uitgezonderd. Daarbij wordt geen onderscheid gemaakt in afwijkingsgraad van de ogen en daarmee in sterkte van bril of contactlenzen, omdat vanwege uitvoeringstechnische redenen een dergelijke afbakening niet mogelijk is.
De reden van uitsluiting van voornoemde hulpmiddelen is, dat het dragen van een bril of contactlenzen een zo veel voorkomend verschijnsel in onze samenleving is dat de kosten die met de aanschaf en het gebruik hiervan samenhangen niet als voldoende specifiek en naar hun aard als meerkosten in vergelijking met doorgaans gezonde personen beoordeeld zijn, om voor aftrek in aanmerking te komen. Omdat een ooglaserbehandeling ter vervanging of voorkoming van bril of contactlenzen nauw verbonden is met het dragen van een bril of contactlenzen, zijn de uitgaven voor een dergelijke behandeling eveneens uitgesloten van aftrek. Onder overige hulpmiddelen ter ondersteuning van het gezichtsvermogen wordt bijvoorbeeld contactlensvloeistof verstaan.
Hulpmiddelen voor blinde personen vallen hier niet onder. Hulpmiddelen voor deze groep zien niet zozeer op ondersteuning van het gezichtsvermogen, maar op vervanging van het gezichtsvermogen. Visuele hulpmiddelen voor deze groep komen dus wel voor aftrek in aanmerking, uiteraard voor zover sprake is van drukkende uitgaven. Over het algemeen zullen deze kosten (deels) worden vergoed.” Kamerstukken II, 2008-2009, 31 706, nr. 3, p. 47.
6. Uit voormelde passage volgt dat de wetgever hulpmiddelen ter ondersteuning van het gezichtsvermogen heeft willen uitsluiten van aftrek. In navolging daarvan zijn behandelingen ter vervanging of voorkoming van een bril of contactlenzen, in het bijzonder de in artikel 6.17, eerste lid, letter a, van de Wet IB 2001 genoemde ooglaserbehandelingen, eveneens uitgesloten van aftrek.
7. De implantatie van de lenzen heeft ten doel gehad het gezichtsvermogen van eiseres te verbeteren en de afhankelijkheid van een bril of contactlenzen te verkleinen.
8. In deze situatie, waarbij de ooglenzen worden vervangen door multifocale torische lenzen, kwalificeren de geïmplanteerde lenzen naar het oordeel van de rechtbank als hulpmiddelen die ten doel hebben het gezichtsvermogen van eiseres te ondersteunen. Ook de operatieve behandeling die zij daarvoor heeft moeten ondergaan is in dat kader verricht. Dit leidt tot de conclusie dat de kosten voor de implantatie van de lenzen niet voor een persoonsgebonden aftrek wegens uitgaven voor specifieke zorgkosten in aanmerking komen.
9. Gelet op wat hiervoor is overwogen is het beroep ongegrond verklaard.
10. Nu eiser geen afzonderlijke beroepsgronden tegen de in rekening gebrachte belastingrente heeft aangevoerd, is ook het beroep inzake de beschikking belastingrente ongegrond verklaard.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. V.F.R. Woeltjes, rechter, in aanwezigheid van
S. Lensink MSc, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
29 september 2017.
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.