1 De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is, na een op 5 oktober 2017 toegewezen vordering wijziging tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 20 juni 2017 te Nijmegen, althans (elders) in Nederland, een goed te weten een personenauto (merk BMW, type [type 1] , voorzien van kenteken [kenteken 1] ) heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 16 juni 2017 te Lunteren, binnen de gemeente Ede, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een personenauto (merk BMW, type [type 1] , voorzien van kenteken [kenteken 1] ), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
2.
hij op of omstreeks 15 juni 2017 te Nijmegen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een personenauto (merk BMW, type [type 2] ), voorzien van kenteken [kenteken 2] , in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
3.
hij op of omstreeks 20 juni 2017 te Nijmegen [naam 1] (hoofdagent politie Oost-Nederland) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, immers is verdachte opzettelijk dreigend (door meerdere malen extra gas te geven) met een personenauto voor deze [naam 1] gaan staan en/of in de richting van die [naam 1] gereden;
4.
hij op of omstreeks 20 juni 2017 te Arnhem opzettelijk en wederrechtelijk een slagboom, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan de Gemeente Arnhem, toebehoorde heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
5.
hij op of omstreeks 20 juni 2017 te Nijmegen opzettelijk en wederrechtelijk een aanhangwagen, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [naam 2] , toebehoorde heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
6. hij op of omstreeks 20 juni 2017 te Nijmegen opzettelijk en wederrechtelijk een bestelbus (voorzien van kenteken [kenteken 3] ), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [naam BV] BV, toebehoorde heeft vernield,
beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
7. hij op of omstreeks 20 juni 2017 te Nijmegen opzettelijk en wederrechtelijk een personenauto (BMW voorzien van kenteken [kenteken 4] ), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [benadeelde 3] , toebehoorde heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
8. hij op of omstreeks 20 juni 2017 te Nijmegen opzettelijk en wederrechtelijk een tuinmuur, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [benadeelde 4] , toebehoorde heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
9. hij op of omstreeks 20 juni 2017 op één of meerdere locaties te Arnhem en/of
Nijmegen en/of op één of meerdere locaties op het traject Arnhem in de richting Nijmegen en/of (elders) in Nederland, als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op meerdere wegen gelegen op het traject van Arnhem naar Nijmegen, althans één of meerdere weg(en) (elders) in Nederland,
-één of meerdere malen (zonder snelheid te verminderen) een rood verkeerslicht
heeft genegeerd en/of
-één of meerdere malen (met een hoge snelheid) één of meerdere voertuigen
rechts en/of links heeft ingehaald en/of
-één of meerdere malen (zonder snelheid te verminderen) een kruising is
overgestoken en/of
-één of meerdere malen over een doorgetrokken streep is gereden en/of
-met hoge snelheid door een parkeergarage is gereden en/of in die
parkeergarage één of meerdere aanrijdingen heeft veroorzaakt en/of
-met hoge snelheid over een parkeerterrein is gereden, waardoor meerdere
mensen aan de kant moesten springen en/of
-met zeer hoge snelheid tegen het verkeer is ingereden en/of
-met een snelheid van ongeveer 150/160 kilometer per uur, althans met een
snelheid aanzienlijk hoger dan 100 kilometer per uur heeft gereden en/of (met
deze snelheid) één of meerdere voertuig(en) heeft ingehaald en/of over de
vluchtstrook is gereden, terwijl de maximaal toegestane snelheid ter plaatse
100 kilometer per uur was en/of
-meerdere ongevallen heeft veroorzaakt en/of
-uiteindelijk met zijn voertuig tot stilstand is gekomen tegen een muur, welke in de directe nabijheid van een woning was gelegen,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
2 Overwegingen ten aanzien van het bewijs
Ten aanzien van de feiten 1, 4, 8 en 9
Er is sprake van een bekennende verdachte - met uitzondering van de onder feit 9 ten laste gelegde gedraging dat verdachte met hoge snelheid over een parkeerterrein is gereden, waardoor meerdere mensen aan de kant moesten springen- als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 1:
- het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 1] , PL0600-2017276730-1, gedateerd 16 juni 2017;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 5 oktober 2017.
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 4:
- het proces-verbaal van aangifte van [naam 3] namens gemeente Arnhem, PL0600-2017284421-1, gedateerd 21 juni 2017;
- het proces-verbaal van bevindingen PL0600-2017282705-5, gedateerd 20 juni 2017;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 5 oktober 2017.
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 8:
- het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 4] , PL0600-2017282792-1, gedateerd
20 juni 2017;
- het proces-verbaal van aanhouding PL0600-2017282705-3, gedateerd 20 juni 2017;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 5 oktober 2017.
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 9:
- het proces-verbaal van bevindingen, PL0600-2017282705-9, gedateerd 20 juni 2017;
- het proces-verbaal van bevindingen, PL0600-2017282705-5, gedateerd 20 juni 2017;
- het proces-verbaal van bevindingen, PL0600-2017282705-2, gedateerd 20 juni 2017;
- het proces-verbaal van bevindingen, PL0600-2017282705-30, gedateerd 21 juni 2017;
- het proces-verbaal van bevindingen, PL0600-2017282705-3, gedateerd 20 juni 2017;
- het proces-verbaal van bevindingen, PL0600-2017282705-38, gedateerd 2 oktober 2017;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 5 oktober 2017.
Ten aanzien van de onder feit 9 ten laste gelegde gedraging dat verdachte met hoge snelheid over een parkeerterrein is gereden, waardoor meerdere mensen aan de kant moesten springen
Verbalisant [verbalisant 1] heeft verklaard dat hij zag dat de bestuurder van de BMW zijn stuur naar rechts gooide en er met hoge snelheid van door ging over het parkeerterrein te Arnhem. Hij zag dat diverse omstanders aan de kant moesten springen op het parkeerterrein. Hierop zette hij de achtervolging in.1
Verdachte heeft verklaard dat hij op 20 juni 2017 in de donkerkleurige BMW station met kenteken [kenteken 1] reed en is gevlucht voor de politie.2
Uit het voorgaande blijkt dat verdachte met hoge snelheid over een parkeerterrein is gereden, waardoor meerdere mensen aan de kant moesten springen.
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 20 juni 2017 te Arnhem als bestuurder van een personenauto, met hoge snelheid over een parkeerterrein is gereden, waardoor meerdere mensen aan de kant moesten springen.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal van een personenauto met kenteken
[kenteken 2] . De officier van justitie heeft aangevoerd dat verdachte door verbalisant [verbalisant 2] is herkend op de camerabeelden van het Sanadome te Nijmegen en dat de sleutels van de personenauto zijn aangetroffen bij de insluitingsfouillering van verdachte.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit, aangezien er onvoldoende bewijs is dat verdachte de diefstal heeft gepleegd. De raadsvrouw heeft daartoe gesteld dat de door verbalisant [verbalisant 2] opgemaakte processen-verbaal tegenstrijdig zijn en de herkenning door deze verbalisant daarom als onbetrouwbaar terzijde geschoven dient te worden.
Beoordeling door de rechtbank
Aangever [benadeelde 2] heeft verklaard dat hij op 15 juni 2017 omstreeks 12.45 uur bij Sana Sport te Nijmegen ging sporten. Hij heeft zijn personenauto, een BMW [type 2] , met kenteken
[kenteken 2] , daar geparkeerd op het parkeerterrein. Na het sporten heeft hij in de kleedkamer gesproken met een jongen met een Marokkaans uiterlijk, circa 20 jaar oud, met kort gemillimeterd haar, een baardje, geen snor en een slank postuur. Na het douchen bemerkte aangever [benadeelde 2] dat zijn sleutelbos, inclusief zijn autosleutel, was ontvreemd. Bij het parkeerterrein zag hij dat ook zijn auto was ontvreemd.3
Verbalisant [verbalisant 2] heeft verdachte, die hij ambtshalve kent, herkend op de camerabeelden van Sanadome te Nijmegen op 15 juni 2017 om 14.06 uur. Verbalisant [verbalisant 2] heeft de volgende uiterlijke kenmerken benoemd: licht getint, ongeveer 1.75 lang, rond de 25 jaar oud, baard, kaal hoofd en tenger postuur.4
Op 20 juni 2017 zijn bij de insluitingsfouillering van verdachte twee BMW autosleutels inbeslaggenomen.5
Verbalisant [verbalisant 3] heeft de BMW sleutels, die tijdens de fouillering van verdachte werden gevonden, door een medewerker van [naam firma] laten uitlezen. Uit onderzoek is gebleken dat de tweede BMW sleutel behoorde bij [nummer 1] . Na onderzoek in BVH bleek dat dit VIN nummer behoorde bij een BMW met het kenteken
[kenteken 2] , die op 15 juni 2017 is gestolen.6
Uit het voorgaande blijkt dat verdachte een sleutel van de weggenomen personenauto, merk BMW type [type 2] , voorzien van kenteken [kenteken 2] , in bezit had op 20 juni 2017. Voorts heeft verbalisant [verbalisant 2] verdachte herkend als de persoon op de camerabeelden van Sanadome van 15 juni 2017 omstreeks 14.06 uur, alwaar de personenauto omstreeks dat tijdsstip is weggenomen. De rechtbank heeft geen aanleiding om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de herkenning door verbalisant [verbalisant 2] . Niet alleen is de bijgevoegde print van de camerabeelden van heldere kwaliteit, ook heeft verbalisant [verbalisant 2] bewegende beelden gezien, wat nog bijdraagt aan het kunnen herkennen van een persoon die men vanuit het werk (als verbalisant) kent. Daarbij komt dat er, zoals ter zitting aan verdachte is voorgehouden, een sterke gelijkenis is tussen de uiterlijke kenmerken van de persoon op de print van de camerabeelden en de uiterlijke kenmerken van de op 20 juni 2017 genomen foto van verdachte ten behoeve van het SKDB.7 Ook komt het door aangever [benadeelde 2] gegeven signalement hiermee overeen. Tot slot overweegt de rechtbank nog dat verdachte geen verklaring heeft gegeven voor het bezit van de sleutel van de gestolen auto, terwijl dit gegeven wel om een verklaring vraagt.
Gezien het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op
15 juni 2017 te Nijmegen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een personenauto, merk BMW, type [type 2] , voorzien van kenteken
[kenteken 2] , geheel toebehorende aan [benadeelde 2] .
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit en daartoe gesteld dat niet kan worden bewezen dat verdachte in de richting van aangever [naam 1] is gereden. Niet kan worden vastgesteld wat de feitelijke omstandigheden waren. Subsidiair heeft de raadsvrouw betoogd dat de gedraging niet gekwalificeerd kan worden als bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, maar slechts als bedreiging met zware mishandeling.
Beoordeling door de rechtbank
Aangever [naam 1] was op 20 juni 2017 omstreeks 12.15 uur werkzaam als hoofdagent van de politie in het werkgebied Nijmegen. Aangever [naam 1] en zijn collega [naam 4] reden in een opvallend dienstvoertuig, waren in uniform gekleed en zodoende herkenbaar als ambtenaren van de politie. Zij kregen de melding dat er een achtervolging plaatsvond van een donkerkleurige BMW station, voorzien van het kenteken [kenteken 1] . Vervolgens hebben zij positie ingenomen en zag aangever [naam 1] het verdachte voertuig hun richting oprijden. Nadat [naam 4] tegen het verdachte voertuig was aangereden, is aangever [naam 1] uit de dienstauto gestapt om verdachte aan te houden. Hij hoorde en zag toen dat het verdachte voertuig weer gas gaf en wegreed. Aangever [naam 1] heeft verklaard dat hij vervolgens naar de achterzijde van het dienstvoertuig is gelopen, om zicht te houden op het verdachte voertuig. Hij zag en hoorde dat het verdachte voertuig, met verhoogde snelheid en ongecontroleerd, linksom keerde en zodoende met de voorzijde in zijn richting kwam te staan, naar schatting op 20 meter afstand. Hij zag en hoorde dat het verdachte voertuig gas bleef geven, hoog in zijn toeren bleef en in beweging bleef, waardoor het voertuig niet op een veilige wijze te benaderen was. Toen het voertuig met de voorzijde in zijn richting stond en de bestuurder gas bleef geven, kreeg aangever [naam 1] het gevoel dat de bestuurder op hem in zou komen rijden. Aangezien het verdachte voertuig kort hiervoor verschillende voertuigen geramd had en omdat de verdachte ogenschijnlijk bewust aan het handelen was, voelde aangever [naam 1] zich bedreigd. Hij kreeg het gevoel dat, gezien het gevaarlijke rijgedrag van de bestuurder, de bestuurder het voertuig niet zou stoppen en er alles aan zou doen om te ontkomen aan de politie. Aangever [naam 1] voelde zich hierdoor genoodzaakt zich tegen dit gevaar te beschermen en zijn dienstwapen te trekken. Hij zag dat de bestuurder van het verdachte voertuig vervolgens een trekkende beweging maakte aan zijn stuur, waardoor het voertuig naar links uitweek en niet meer op hem in kwam rijden. Hierop heeft hij zijn dienstwapen geborgen en is hij weer in het dienstvoertuig gestapt.
Verdachte heeft verklaard dat hij op 20 juni 2017 in de donkerkleurige BMW station met kenteken [kenteken 1] reed en is gevlucht voor de politie.
Ter terechtzitting van 5 oktober 2017 heeft de rechtbank op de camerabeelden van de politiehelikopter, gemaakt op 20 juni 2017 omstreeks 12.00 uur, waargenomen dat de BMW, nadat deze geraakt was door het politievoertuig, een vloeiende bocht maakte en terugreed in de richting van de politieauto en deze vervolgens aan de linkerzijde, de bestuurderszijde, op korte afstand passeerde. Tevens heeft de rechtbank waargenomen dat de verbalisant vanaf de rechter achterzijde van de politieauto terug rende naar het rechter voorportier en instapte.
Wat betreft de feitelijke gang van zaken constateert de rechtbank allereerst dat niet geheel duidelijk is waar exact aangever [naam 1] zich bevond ten opzichte van het dienstvoertuig op het moment dat verdachte terugreed in de richting van het dienstvoertuig. Aangever [naam 1] heeft daar zelf ook nog over verklaard dat het de “rechterachterzijde” betrof. De rechtbank heeft op de beelden in ieder geval niet waargenomen dat aangever [naam 1] volledig achter het dienstvoertuig stond, dat wil zeggen tussen het dienstvoertuig en de BMW. Wel is op de beelden te zien dat aangever [naam 1] op het moment van het ter linkerzijde passeren van verdachte vanaf de rechterachterzijde van het dienstvoertuig terug rent in de richting van het portier aan de bijrijderszijde. Gelet hierop, en gezien de voornoemde verklaring van [naam 1] , gaat de rechtbank ervan uit dat [naam 1] , op het moment dat verdachte in de richting van het dienstvoertuig kwam rijden, bij de achterkant van het dienstvoertuig stond, aan de rechterzijde van dat voertuig.
Naar het oordeel van de rechtbank staat aldus vast dat verdachte met de BMW, gas gevend en hoog in de toeren, in de richting van het dienstvoertuig is gereden, terwijl aangever [naam 1] zich op dat moment bevond aan de achterkant van het dienstvoertuig, aan de rechterzijde daarvan.
Op zichzelf is een dergelijke gedraging, te weten het met de BMW rijden in de richting van het dienstvoertuig, en daarmee in de richting van aangever [naam 1] , van dien aard, en is deze ook zodanige omstandigheden geschied, dat bij aangever [naam 1] de redelijke vrees kon ontstaan dat hij zwaar lichamelijk letsel zou kunnen oplopen. De vraag is echter of verdachtes opzet daarop ook was gericht. Daarvoor is, minst genomen, nodig dat verdachte, door te rijden zoals hij heeft gedaan, bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat aangever [naam 1] zou vrezen dat hij door het handelen van verdachte zwaar lichamelijk letsel zou kunnen oplopen. Dit “bewust aanvaarden” veronderstelt dat verdachte aangever [naam 1] heeft zien staan. Naar het oordeel van de rechtbank ontbreekt hiervoor echter voldoende wettig en overtuigend bewijs. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij niet een politieagent bij de politieauto heeft zich staan. Hij wilde naar zijn zeggen enkel ontkomen en al zijn aandacht was daarop gericht. In het dossier vindt de rechtbank geen bewijs dat deze verklaring van verdachte ontzenuwt. De rechtbank acht ook niet uitgesloten dat verdachte aangever [naam 1] inderdaad niet heeft gezien, aangezien deze mogelijk, gezien zijn positie, niet vol in het zicht van verdachte stond. Van belang daarbij is dat de rechtbank op de beelden evenmin heeft waargenomen dat verdachte op het laatste moment een stuurbeweging naar links heeft gemaakt.
De rechtbank concludeert dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 3 tenlastegelegde.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte opzettelijk en wederrechtelijk een aanhangwagen van [naam 2] heeft beschadigd en onbruikbaar heeft gemaakt.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
Op 20 juni 2016 omstreeks 11:45 uur was aangever [naam 5] voor het bedrijf [naam 2] aan het werk aan de Energieweg te Nijmegen. Daar hadden zij een rijdende afzetting, achter zijn auto. Plots zag hij een zwarte BMW en hoorde hij een harde knal. De zwarte BMW was tegen zijn aanhanger aangereden. De bestuurder reed met hoge snelheid weg van de plaats van het ongeval en werd achtervolgd door politieauto’s. Aangever [naam 5] heeft verklaard dat zijn aanhanger nu is beschadigd en niet meer te gebruiken is. Het wiel is kapot, de wielkast is kapot en de borden zijn verbogen.8
Verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5] zagen een personenauto, merk BMW, met kenteken [kenteken 1] . Het voertuig reed op zeer hoge snelheid de Energieweg op.9 Bij wegwerkzaamheden minderde het voertuig geen vaart en reed met zijn rechtervoorzijde tegen een pijlwagen aan, waarna hij doorreed met hoge snelheid.10
Verdachte heeft verklaard dat hij op 20 juni 2017 in de donkerkleurige BMW station met kenteken [kenteken 1] reed en is gevlucht voor de politie. Hij heeft verklaard dat hij tijdens deze vlucht van Arnhem naar Nijmegen meerdere aanrijdingen heeft veroorzaakt.11
Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit voorgaande dat verdachte tegen de aanhangwagen (pijlwagen) van [naam 2] is aangereden. Verdachte wilde ontkomen aan de politie. Naar de uiterlijke verschijningsvorm van zijn gedragingen heeft verdachte door de aanrijding opzettelijk de aanhangwagen beschadigd en onbruikbaar gemaakt.
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 20 juni 2017 te Nijmegen opzettelijk en wederrechtelijk een aanhangwagen, geheel toebehorende aan [naam 2] heeft beschadigd en onbruikbaar gemaakt.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte opzettelijk en wederrechtelijk een bestelbus met kenteken [kenteken 3] van [naam BV] B.V. heeft beschadigd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
Op dinsdag 20 juni 2017 omstreeks 12.00 uur stond aangever [naam 6] in een bestelbus voorzien van kenteken [kenteken 3] stil voor het verkeerslicht op de Energieweg ter hoogte van de Gamma te Nijmegen. Toen hij stond te wachten werd hij rechtsachter geraakt door een zwartkleurige auto. Toen hij uitstapte hoorde hij veel sirenes en zag hij veel politieauto's achter het voertuig aanrijden. Hij zag dat hij rechtsachter schade had. Het voertuig staat op naam van [naam BV] B.V..12
Verdachte heeft verklaard dat hij op 20 juni 2017 in de donkerkleurige BMW station reed en is gevlucht voor de politie. Hij heeft verklaard dat hij tijdens deze vlucht van Arnhem naar Nijmegen meerdere aanrijdingen heeft veroorzaakt.13
Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit voorgaande dat verdachte tegen de bestelbus van [naam BV] B.V. is aangereden. Verdachte wilde ontkomen aan de politie. Naar de uiterlijke verschijningsvorm van zijn gedragingen heeft verdachte door de aanrijding opzettelijk de bestelbus beschadigd.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 20 juni 2017 te Nijmegen opzettelijk en wederrechtelijk een bestelbus, voorzien van kenteken [kenteken 3] , geheel toebehorende aan [naam BV] B.V., heeft beschadigd.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte opzettelijk en wederrechtelijk een personenauto, BMW met kenteken [kenteken 4] , van [benadeelde 3] heeft beschadigd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
Op dinsdag 20 juni 2017 omstreeks 12:20 uur stond aangever [benadeelde 3] met zijn auto stil op de Waalbandijk, voorgesorteerd om linksaf te slaan richting de Weurtseweg. Aangever
bestuurde zijn auto, een zwarte BMW met het kenteken [kenteken 4] . Plots hoorde hij een klap en voelde hij zijn auto vooruit schieten. Aangever [benadeelde 3] had gelijk door dat iemand achterop zijn auto gereden was.14 Aangever [benadeelde 3] heeft schade aan de rechter achterzijde van zijn auto. Het betreft krasschade. Tevens zitten er barsten en scheuren in de achterbumper.15
Getuige [getuige] heeft verklaard dat een auto tegen de auto van haar en haar man aangebotst was en hen duwde in de richting van de kruising. Het was een zwarte stationwagen en getuige [getuige] zag dat de politie achter de man aan zat.16
Verbalisant [verbalisant 2] heeft de camerabeelden van de politiehelikopter, gemaakt op 20 juni 2017 omstreeks 12.00 uur, uitgekeken. Verbalisant [verbalisant 2] heeft gezien dat een zwarte BMW stationwagen met kenteken [kenteken 1] tegen een personenauto aanreed, die stilstaat voor het verkeerslicht naar links op de Weurtseweg. Hij zag dat de BMW deze auto naar voren duwde.17
Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit voorgaande dat verdachte tegen de personenauto, BMW voorzien van kenteken [kenteken 4] , van [benadeelde 3] is aangereden. Verdachte wilde ontkomen aan de politie. Naar de uiterlijke verschijningsvorm van zijn gedragingen heeft verdachte door de aanrijding opzettelijk de personenauto beschadigd.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 20 juni 2017 te Nijmegen opzettelijk en wederrechtelijk een personenauto BMW voorzien van kenteken [kenteken 4] , geheel toebehorende aan [benadeelde 3] , heeft beschadigd.
3 Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 4 tot en met 9 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op of omstreeks 20 juni 2017 te Nijmegen, althans (elders) in Nederland, een goed te weten een personenauto (merk BMW, type [type 1] , voorzien van kenteken [kenteken 1] ) heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
2.
hij op of omstreeks 15 juni 2017 te Nijmegen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een personenauto (merk BMW, type [type 2] ), voorzien van kenteken [kenteken 2] , in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
4.
hij op of omstreeks 20 juni 2017 te Arnhem opzettelijk en wederrechtelijk een slagboom, in elk geval enig goed, die geheel of ten dele aan een ander, te weten aan de Gemeente Arnhem, toebehoorde heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
5.
hij op of omstreeks 20 juni 2017 te Nijmegen opzettelijk en wederrechtelijk een aanhangwagen, in elk geval enig goed, die geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [naam 2] , toebehoorde heeft vernield, beschadigd en onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
6. hij op of omstreeks 20 juni 2017 te Nijmegen opzettelijk en wederrechtelijk een bestelbus (voorzien van kenteken [kenteken 3] ), in elk geval enig goed, die geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [naam BV] BV, toebehoorde heeft vernield,
beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
7. hij op of omstreeks 20 juni 2017 te Nijmegen opzettelijk en wederrechtelijk een personenauto (BMW voorzien van kenteken [kenteken 4] ), in elk geval enig goed, die geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [benadeelde 3] , toebehoorde heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
8. hij op of omstreeks 20 juni 2017 te Nijmegen opzettelijk en wederrechtelijk een tuinmuur, in elk geval enig goed, die geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [benadeelde 4] , toebehoorde heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
9. hij op of omstreeks 20 juni 2017 op één of meerdere locaties te Arnhem en/of
Nijmegen en/of op één of meerdere locaties op het traject Arnhem in de richting Nijmegen en/of (elders) in Nederland, als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op meerdere wegen gelegen op het traject van Arnhem naar Nijmegen, althans één of meerdere weg(en) (elders) in Nederland,
-één of meerdere malen (zonder snelheid te verminderen) een rood verkeerslicht
heeft genegeerd en/of
-één of meerdere malen (met een hoge snelheid) één of meerdere voertuigen
rechts en/of links heeft ingehaald en/of
-één of meerdere malen (zonder snelheid te verminderen) een kruising is
overgestoken en/of
-één of meerdere malen over een doorgetrokken streep is gereden en/of
-met hoge snelheid door een parkeergarage is gereden en/of in die
parkeergarage één of meerdere aanrijdingen heeft veroorzaakt en/of
-met hoge snelheid over een parkeerterrein is gereden, waardoor meerdere
mensen aan de kant moesten springen en/of
-met zeer hoge snelheid tegen het verkeer is ingereden en/of
-met een snelheid van ongeveer 150/160 kilometer per uur, althans met een
snelheid aanzienlijk hoger dan 100 kilometer per uur heeft gereden en/of (met
deze snelheid) één of meerdere voertuig(en) heeft ingehaald en/of over de
vluchtstrook is gereden, terwijl de maximaal toegestane snelheid ter plaatse
100 kilometer per uur was en/of
-meerdere ongevallen heeft veroorzaakt en/of
-uiteindelijk met zijn voertuig tot stilstand is gekomen tegen een muur, welke in de directe nabijheid van een woning was gelegen,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
7 Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van alle ten laste gelegde misdrijven, de feiten 1 tot en met 8, zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 14 maanden, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
De officier van justitie heeft voorts geëist dat verdachte ter zake van de overtreding - feit 9 - zal worden veroordeeld tot een hechtenis voor de duur van 1 maand en tot oplegging van een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 12 maanden.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht verdachte te veroordelen tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht en daarnaast een voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden op te leggen. De raadsvrouw heeft hiertoe aangevoerd dat conform de richtlijnen voor vernieling een geldboete en bij recidive voor heling slechts een korte gevangenisstraf worden opgelegd. Ook heeft de raadsvrouw verzocht rekening te houden met de totstandkoming van de strafbare feiten. Verdachte was erg kwetsbaar toen hij de feiten pleegde doordat hij geen begeleiding heeft gekregen na zijn detentieperiode en zijn relatie was verbroken.
De raadsvrouw heeft verder gemeld dat verdachte civielrechtelijk aansprakelijk zal worden gesteld door diverse verzekeringsmaatschappijen. Ook hierdoor zal hij de gevolgen van zijn daden voelen en ook dit is een vorm van straf.
Verdachte wil begeleid worden en dit dient gezien zijn leeftijd zo spoedig mogelijk van start te gaan. Daarom dient de duur van het onvoorwaardelijke gedeelte van de gevangenisstraf zo kort mogelijk te zijn.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 28 augustus 2017;
- voorlichtingsrapportages van Reclassering Nederland, gedateerd 27 juli 2017 en 2 oktober 2017;
- een NIFP-advies van [naam 7] , gedateerd 7 juli 2017.
De rechtbank houdt in het bijzonder rekening met de feiten en omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd. Kort na zijn vrijlating heeft verdachte een auto gestolen en een auto geheeld. Toen verdachte een stopteken kreeg van de politie, terwijl hij in de gestolen auto reed, besloot hij te vluchten met een zeer verkeersgevaarlijke dollemansrit tot gevolg. Verdachte wilde koste wat het kost de politie ontvluchten, waarbij hij zich niet heeft bekommerd om zijn medeweggebruikers maar duidelijk alleen zijn eigen hachje heeft willen redden. Tijdens de rit heeft verdachte meerdere ernstige verkeersovertredingen begaan. Zo reed verdachte met hoge snelheid tegen het verkeer in, haalde hij links en rechts in en veroorzaakte hij meerdere aanrijdingen. Tijdens de terechtzitting is gebleken hoezeer de slachtoffers zijn geschrokken van het rijgedrag van verdachte. Een van de slachtoffers heeft geëmotioneerd te kennen gegeven tot op de dag van vandaag last te ondervinden van de aanrijding die verdachte heeft veroorzaakt.
De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij kennelijk niet te stoppen was en tientallen minuten lang ernstige verkeershinder en gevaar voor andere weggebruikers heeft veroorzaakt, dit overigens ook nog zonder in het bezit te zijn van een rijbewijs.
Naar het oordeel van de rechtbank is niet gebleken van persoonlijke omstandigheden van verdachte waaraan een relevant strafverminderend effect kan worden toegekend. De rechtbank merkt hierbij op dat de schadevergoedingen die verdachte zal moeten betalen naar aanleiding van eventuele civielrechtelijke procedures een reparatoir karakter hebben.
Verdachte is meerdere malen veroordeeld voor vermogensdelicten. Dat verdachte binnen enkele weken nadat hij is vrijgelaten opnieuw ernstig de fout in gaat, is strafverzwarend.
De rechtbank is het met de verdediging eens dat begeleiding nodig is om het recidiverisico te verminderen. Verdachte heeft verklaard dat hij bereid is mee te werken aan de bijzondere voorwaarden, waaronder woonbegeleiding. De rechtbank acht hierbij een forse stok achter de deur noodzakelijk, gezien de recidive van verdachte, de door de rapporteur van het NIFP geuite twijfels omtrent de leerbaarheid van verdachte, zijn cannabisgebruik en het feit dat verdachte geen openheid van zaken geeft over zijn sociale contacten. De rechtbank zal daarom, anders dan de reclassering heeft geadviseerd en de officier van justitie heeft geëist, een deels voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen.
Gezien de ernst van de feiten en de recidive van verdachte acht de rechtbank - voor de bewezen verklaarde misdrijven onder de feiten 1, 2 en 4 tot en met 8 - een gevangenisstraf voor de duur van 14 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar passend en geboden. Hierbij zal de rechtbank bijzondere voorwaarden opleggen, bestaande uit een meldplicht, een cannabisverbod, een contactverbod en woonbegeleiding.
Gezien de ernst van het feit en de gevaarzetting die verdachte heeft veroorzaakt acht de rechtbank - voor de bewezen verklaarde overtreding onder feit 9 - een hechtenis voor de duur van 1 maand en de oplegging van een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 12 maanden passend en geboden.
7a. De beoordeling van de civiele vorderingen, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
Benadeelde partij [benadeelde 1]
De benadeelde partij [benadeelde 1] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder feit 1 bewezen verklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 6.177,39.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] tot betaling van het bedrag van € 6.117,39 toe te wijzen, waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 65 dagen hechtenis.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gesteld dat de vordering geen rechtstreeks verband heeft met de heling en deels onvoldoende onderbouwd is. Tevens heeft de raadsvrouw gesteld dat enkele goederen zijn teruggeven aan de benadeelde partij, zoals de saunapas. De kosten van de teruggegeven goederen komen niet in aanmerking voor schadevergoeding. De raadsvrouw heeft verzocht de vordering niet-ontvankelijk te verklaren, dan wel af te wijzen.
Beoordeling door de rechtbank
De diefstal of heling van de portemonnee en de telefoon van [benadeelde 1] zijn niet ten laste gelegd. De schade die daarmee verband houdt staat niet in rechtstreeks verband tot het bewezen verklaarde feit. Dat de laptop van de benadeelde partij is beschadigd volgt niet uit de bewijsmiddelen. Naar het oordeel van de rechtbank is onvoldoende onderbouwd waar deze schade uit bestaat en of, en zo ja in hoeverre, deze schade verband houdt met het bewezen verklaarde feit.
Door de heling en de wijze waarop verdachte met de auto op 20 juni 2017 heeft gereden, is de auto zodanig beschadigd dat deze total loss is verklaard. Voor de auto was een servicecontract afgesloten. Gevorderd is vergoeding van de kosten voor de resterende duur van het servicecontract. Deze kosten staan in rechtstreeks verband met de bewezen verklaarde heling en komen voor vergoeding in aanmerking tot een bedrag van € 420,79. Dit geldt evenzeer voor de kosten van de wegenbelasting, voor zover deze zien op de periode vanaf 20 juni 2017 tot en met 24 juli 2017, de laatste in rekening gebrachte periode. Uitgaande van een wegenbelasting van € 133,- per maand betekent dit dat een bedrag van € 153,04 voor vergoeding in aanmerking komt. De gevorderde vergoeding met betrekking tot de wegenbelasting die nog moet worden betaald tot aan het moment van vrijwaring van de total loss verklaarde auto is onvoldoende onderbouwd. Verdachte heeft met de auto gereden, dus de kosten met betrekking tot het verbruik van de benzine en de kilometerkostenvergoeding, tezamen een bedrag van € 97,05, staan ook in rechtstreeks verband met de heling en komen voor vergoeding in aanmerking.
Voor het overige is de vordering van benadeelde partij [benadeelde 1] onvoldoende met ter zake relevante bescheiden onderbouwd en het strafproces leent zich er niet voor om de benadeelde partij hiertoe alsnog de gelegenheid te bieden. Dat zou een onevenredige belasting van het strafproces vormen.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en wat hiervoor is overwogen, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het (onder 1) bewezen verklaarde handelen tot een bedrag van in totaal € 670,88,- schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De vordering dient tot dit bedrag te worden toegewezen. De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf
20 juni 2017.
Wat betreft het meer of anders gevorderde zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard worden in haar vordering.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partij.
Benadeelde partij [benadeelde 2]
De benadeelde partij [benadeelde 2] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder 2 bewezen verklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 1.670,-.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2] tot betaling van het bedrag van € 1.670,- toe te wijzen, waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 26 dagen hechtenis.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gesteld dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte de auto heeft beschadigd. Daarom kan de waardevermindering niet worden toegerekend aan verdachte. Het gestolen geldbedrag kan ook niet aan verdachte worden toegerekend. De raadsvrouw verzoekt daarom de vordering ten aanzien van de waardevermindering en het gestolen geldbedrag af te wijzen. De vergoeding voor de benzine is volgens de raadsvrouw onvoldoende onderbouwd. De raadsvrouw verzoekt de vordering ten aanzien van vergoeding van de benzinekosten daarom niet-ontvankelijk te verklaren.
Beoordeling door de rechtbank
De diefstal van de portemonnee van [benadeelde 2] is niet ten laste gelegd. De schade die hiermee verband houdt staat niet in rechtstreeks verband tot het bewezen verklaarde feit. Dat schade aan de auto is ontstaan blijkt niet uit de bewijsmiddelen. De met deze schade verband houdende waardevermindering van de auto kan, alleen al om die reden, niet worden toegewezen door de rechtbank. De rechtbank acht het aannemelijk dat na de diefstal van de auto benzine is verbruikt. De rechtbank maakt gebruik van haar schattingsbevoegdheid en stelt de schade vast op € 50,-.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en wat hiervoor is overwogen, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het (onder 2) bewezen verklaarde handelen tot een bedrag van € 50,- schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De vordering dient tot dit bedrag te worden toegewezen. De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 15 juni 2017.
Wat betreft het meer of anders gevorderde zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard worden in haar vordering.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partij.
Benadeelde partij Gemeente Arnhem
De benadeelde partij Gemeente Arnhem heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder 4 bewezen verklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 3.468,39.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij Gemeente Arnhem tot betaling van het bedrag van € 3.468,39 toe te wijzen, waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 44 dagen hechtenis.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gesteld dat de vordering door een onbevoegd persoon is ingediend. De raadsvrouw verzoekt de vordering niet-ontvankelijk te verklaren, dan wel af te wijzen.
Beoordeling door de rechtbank
Gezien de bij de vordering gevoegde brief van bevoegde [naam 8] , is de rechtbank van oordeel dat er geen bevoegdheidsgebrek kleeft aan de door gemeente Arnhem ingediende vordering.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en wat verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het (onder 4) bewezen verklaarde handelen tot het gevorderde bedrag schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De vordering is voor toewijzing vatbaar. De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 20 juni 2017.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partij.
Benadeelde partij [naam 2] B.V.
De benadeelde partij [naam 2] B.V heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder 5 bewezen verklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 2.066,12.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij [naam 2] B.V. tot betaling van het bedrag van € 2.066,12 toe te wijzen, waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 30 dagen hechtenis.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van de vordering van [naam 2] B.V.
Beoordeling door de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en wat verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het (onder 5) bewezen verklaarde handelen tot het gevorderde bedrag schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De vordering is voor toewijzing vatbaar. De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 20 juni 2017.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partij.
Benadeelde partij [benadeelde 3]
De benadeelde partij [benadeelde 3] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder 7 bewezen verklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 168,88.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3] tot betaling van het bedrag van € 168,88 toe te wijzen, waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 3 dagen hechtenis.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gesteld dat de telefoonkosten niet in rechtstreeks verband staan met de vernieling en verzoekt de vordering op dit punt af te wijzen. De parkeerkosten en de verlofuren zijn volgens de raadsvrouw onvoldoende onderbouwd.
Beoordeling door de rechtbank
De gevorderde vergoeding voor de opgenomen verlofuren is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderbouwd. De gemaakte telefoonkosten, parkeerkosten en reiskosten zijn naar het oordeel van de rechtbank aannemelijk en zijn het gevolg van de beschadiging van de auto van [benadeelde 3] . Bij het vaststellen van het schadebedrag maakt de rechtbank gebruik van haar schattingsbevoegdheid.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en wat hiervoor is overwogen, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het (onder 7) bewezen verklaarde handelen tot een bedrag van € 87,16 schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De vordering dient tot dit bedrag te worden toegewezen. De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 20 juni 2017.
Wat betreft het meer of anders gevorderde zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard worden in haar vordering.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partij.
7b. De beoordeling van de vordering na voorwaardelijke veroordeling
Het standpunt van de officier van justitie
Ten aanzien van de vordering na voorwaardelijke veroordeling vordert de officier van justitie de tenuitvoerlegging van 6 maanden gevangenisstraf die door de rechtbank Gelderland op 22 april 2015 voorwaardelijk is opgelegd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gesteld dat het feit waarvoor verdachte op 22 april 2015 is veroordeeld wezenlijk anders is dan de feiten waarvan verdachte in de huidige strafzaak wordt verdacht. Daarnaast heeft de raadsvrouw bepleit dat verdachte zo snel mogelijk in het kader van bijzondere voorwaarden aan zichzelf gaat werken. De raadsvrouw heeft daarom verzocht de vordering tenuitvoerlegging af te wijzen.
Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht de gevangenisstraf gedeeltelijk om te zetten in een werkstraf, zodat verdachte iets kan toevoegen aan de samenleving.
Beoordeling door de rechtbank
Nu is bewezen dat verdachte zich binnen de proeftijd opnieuw heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit, dient de bij vonnis van de rechtbank Gelderland van 22 april 2015 (parketnummer 05/0860621-13) voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf ten uitvoer gelegd te worden.
9 De beslissing
spreekt verdachte vrij van het onder 3 ten laste gelegde feit;
verklaart bewezen dat verdachte de overige ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
veroordeelt verdachte wegens de onder 1, 2 en 4 tot en met 8 bewezen verklaarde feiten tot een gevangenisstraf voor de duur van 14 (veertien) maanden;
bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf groot 5 (vijf) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarden voor het einde van de proeftijd die op drie jaren wordt bepaald;
de algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- zijn medewerking zal verlenen aan het door Reclassering Nederland te houden toezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich uiterlijk binnen drie dagen na het onherroepelijk worden van dit vonnis zal melden bij Reclassering Nederland en gedurende de proeftijd zich zal blijven melden bij deze instelling, zo frequent en zolang de instelling dat noodzakelijk acht;
- inzicht zal geven in zijn (sociale) netwerk en gedurende de proeftijd op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met pro-criminele contacten, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- zich gedurende de proeftijd zal onthouden van het gebruik van cannabis en zich verplicht ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan bloedonderzoek of urineonderzoek, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- gedurende de proeftijd zal verblijven in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, te weten Stichting Moria of een soortgelijke instelling, en zich zal houden aan het (dag-)programma dat deze instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld;
- geeft opdracht aan Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden (artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht);
beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
veroordeelt verdachte wegens het onder 9 bewezen verklaarde feit tot een hechtenis voor de duur van 1 (één) maand;
ontzegt verdachte ten aanzien van het onder 9 bewezen verklaarde feit de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 12 (twaalf) maanden.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
veroordeelt veroordeelde ten aanzien van feit 1 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [benadeelde 1] , ten bedrage van € 670,88 (zeshonderdzeventig euro en achtentachtig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 juni 2017 tot aan de dag der algehele voldoening en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde 1] voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering;
legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde 1] , een bedrag te betalen van € 670,88 (zeshonderdzeventig euro en achtentachtig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 juni 2017 tot aan de dag der algehele voldoening, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal van de hoofdsom 13 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]
veroordeelt veroordeelde ten aanzien van feit 2 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [benadeelde 2] , ten bedrage van € 50,- (vijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 juni 2017 tot aan de dag der algehele voldoening en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde 2] voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering;
legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde 2] , een bedrag te betalen van € 50,- (vijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 juni 2017 tot aan de dag der algehele voldoening, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal van de hoofdsom 1 dag hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij gemeente Arnhem
veroordeelt veroordeelde ten aanzien van feit 4 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij gemeente Arnhem, ten bedrage van € 3.468,39 (drieduizend vierhonderdachtenzestig euro en negenendertig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 juni 2017 tot aan de dag der algehele voldoening en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij Gemeente Arnhem, een bedrag te betalen van € 3.468,39 (drieduizend vierhonderdachtenzestig euro en negenendertig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 juni 2017 tot aan de dag der algehele voldoening, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal van de hoofdsom 44 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [naam 2] B.V.
veroordeelt veroordeelde ten aanzien van feit 5 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [naam 2] B.V., ten bedrage van € 2.066,12 (tweeduizend zesenzestig euro en twaalf cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 juni 2017 tot aan de dag der algehele voldoening en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [naam 2] B.V., een bedrag te betalen van € 2.066,12 (tweeduizend zesenzestig euro en twaalf cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 juni 2017 tot aan de dag der algehele voldoening, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal van de hoofdsom 30 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3]
veroordeelt veroordeelde ten aanzien van feit 7 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [benadeelde 3] , ten bedrage van € 87,16 (zevenentachtig euro en zestien cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 juni 2017 tot aan de dag der algehele voldoening en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde 3] voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering;
legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde 3] , een bedrag te betalen van € 87,16 (zevenentachtig euro en zestien cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 juni 2017 tot aan de dag der algehele voldoening, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal van de hoofdsom 1 dag hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
De beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling
gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de rechtbank Gelderland van 22 april 2015 (parketnummer 05/0860621-13), te weten van: 6 (zes) maanden gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. Y. Cenik (voorzitter), mr. K.A.M. van Hoof en mr. E.G.J. Broekhuizen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. Langstraat, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 19 oktober 2017. Mr. Y. Cenik is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
|
|
|
|
|
|
|
|
|