2 De opgelegde straf
De rechtbank zal aan de verdachte een geldboete opleggen van € 1400,-. Verder krijgt de verdachte een waarschuwing in de vorm van een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor 6 maanden. Daarbij geldt een proeftijd van 2 jaren. Indien de verdachte vanaf nu binnen 2 jaren een strafbaar feit pleegt, dan mag hij dus 6 maanden lang geen motorvoertuigen besturen zoals bijvoorbeeld een auto of een motor.
3. De inhoud van de tenlastelegging
1
De officier van justitie maakt de verdachte één verwijt. Dit verwijt heeft hij opgedeeld in een ernstige variant (het primaire verwijt) en een iets minder ernstige variant (het subsidiaire verwijt).
Het primaire verwijt is dat de verdachte op 19 mei 2016 op de Arnhemseweg (N310) met zijn auto een ongeval heeft veroorzaakt met een hem tegemoetkomende motor. Hierdoor is de bestuurder van die motor, de heer [slachtoffer] , overleden.
Volgens de officier van justitie heeft de verdachte gekeken naar een reclamebord naast de weg en heeft hij daardoor onvoldoende op de weg gelet. Hij is links afgeslagen en heeft [slachtoffer] niet voor laten gaan. Dat had wel gemoeten. Er is een botsing ontstaan waardoor [slachtoffer] van zijn motor is gevallen. Hij is na een paar dagen overleden aan zeer ernstige verwondingen die hij bij dit ongeval heeft opgelopen.
Wanneer de rechtbank zou oordelen dat [slachtoffer] niet door dit ongeval is overleden, dan vindt de officier van justitie dat de verdachte in elk geval gevaar of hinder op de weg heeft veroorzaakt. Dit is het subsidiaire verwijt.
4. Overwegingen met betrekking tot het bewijs
2
Het standpunt van de officier van justitie en de verdachte
De officier van justitie en de verdachte vinden allebei dat het primaire verwijt, het veroorzaken van een dodelijk verkeersongeval, bewezen kan worden.
De officier van justitie vindt verder dat bewezen kan worden dat dit is gebeurd doordat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig heeft gereden.
Beoordeling door de rechtbank
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op 19 mei 2016 in zijn auto op de Arnhemseweg richting Otterlo reed. Twee kleinzonen van destijds 5 en 9 jaar oud zaten achterin zijn auto. Zij waren op weg naar een speeltuin genaamd “ [naam 1] ”. De verdachte was daar nog nooit eerder geweest en hij wist niet precies welke afslag hij moest hebben. Hij wist wel dat hij een afslag moest hebben naar een weg waaraan een camping ligt. Voorbij die camping zou dan de speeltuin liggen. Op een gegeven moment zag hij bij een afslag langs de kant van de weg een houten (reclame)bord van de camping. De verdachte heeft verklaard dat hij op dat moment al langzaam reed en dat hij de beweging naar links is gaan maken (de rechtbank begrijpt: naar links is afgeslagen). Hij heeft de motorrijder daarbij niet gezien. De verdachte heeft verder verklaard dat hij zijn ogen een maand voor het verkeersongeval nog had laten controleren en dat hij optimale glazen in zijn bril had. Hij heeft geen verklaring voor hoe het ongeval heeft kunnen gebeuren, behalve dan dat hij afgeleid is geweest door het (reclame)bord van de camping. Hij vindt het afschuwelijk dat het gebeurd is en heeft meerdere keren verklaard dat het echte verlies bij de nabestaanden van de heer [slachtoffer] zit.3
De politie heeft onderzocht hoe dit verkeersongeval heeft kunnen gebeuren. Uit dit onderzoek is gebleken dat de snelheid van de auto van de verdachte laag zal zijn geweest. Ook de motorrijder reed niet hard. Zijn snelheid zal aanzienlijk lager zijn geweest dan de toegestane maximumsnelheid van 80 kilometer per uur. Het ongeval is ontstaan doordat de verdachte op de Arnhemseweg linksaf is geslagen in de richting van de inrit van camping “ [naam 2] ”. Hij heeft daarbij geen vrije doorgang gegeven aan de motor die rechtdoor reed richting Arnhem. Daardoor is een botsing ontstaan, waarbij de bestuurder van de motor zwaargewond is geraakt.4
Op 22 mei 2016 is [slachtoffer] overleden.5 De schouwarts heeft het lichaam van [slachtoffer] onderzocht. Volgens de schouwarts is hij overleden aan meerdere verwondingen, met name aan de bekkenbreuken met daarbij fors bloedverlies en shock waarbij multi-orgaanfalen is ontstaan. Het verkeersongeval waarbij hij betrokken is geraakt, is een verklaring voor al deze verwondingen.6
De mate van schuld van de verdachte
Om te kunnen bewijzen dat de verdachte artikel 6 van de Wegenverkeerswet heeft overtreden (hierin staat kort gezegd dat je door je verkeersgedrag geen dodelijk ongeval of een ongeval met zwaar lichamelijk letsel als gevolg mag veroorzaken) moet worden bewezen dat hij schuld heeft gehad aan het veroorzaken van het ongeval. Het begrip schuld in het strafrecht is niet hetzelfde als het begrip schuld in het normale taalgebruik. In het normale taalgebruik wordt sneller gezegd dat iemand schuld heeft aan een ongeval dan in het verkeersstrafrecht. De drempel om te zeggen dat iemand schuld heeft in het verkeerstrafrecht ligt dus hoger. Er is pas schuld in het verkeersstrafrecht als sprake is van een “ten minste aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid”. Dat betekent dat de verdachte meer dan één moment van onoplettendheid moet hebben gehad of meer dan één kleine verkeersfout moet hebben gemaakt.
In de rechtspraak is bovendien bepaald dat de ernst van de gevolgen van een ongeval, zoals een dodelijk slachtoffer, op zichzelf niet genoeg is om meteen aan te nemen dat sprake is van deze mate van schuld.
Om te kunnen vaststellen dat er sprake is van schuld zoals bedoeld in artikel 6 van de Wegenverkeerswet, moet er gekeken worden naar de gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst van die gedragingen en naar de omstandigheden van het geval. Er zijn daarbij vier niveaus van schuld mogelijk. Het laagste niveau is aanmerkelijke schuld, daarna komt ernstige schuld, vervolgens een zeer hoge mate van schuld en het hoogste niveau van schuld is roekeloosheid.
De rechtbank zal moeten beoordelen of de verdachte schuld heeft gehad aan het veroorzaken van het ongeval en zo ja, welk niveau van schuld van toepassing is.
Het staat vast dat de verdachte naar het houten (reclame)bord langs de kant van de weg heeft gekeken en dat hij linksaf is geslagen. Hij heeft daarbij geen voorrang verleend aan [slachtoffer] , die hem op dat moment tegemoet reed op de motor. De verdachte wilde een inrit inrijden.
In artikel 54 van het RVV 1990 staat dat het van een weg een inrit oprijden een bijzondere manoeuvre is. Het overige verkeer moet men dan laten voorgaan. Dat heeft de verdachte niet gedaan.
De rechtbank komt tot de conclusie dat de verdachte lang naar links heeft gekeken. Die conclusie baseert de rechtbank op twee omstandigheden. De eerste is dat de verdachte heeft gekeken naar het houten (reclame)bord dat langs de linkerkant van de weg stond. De tweede omstandigheid is dat de verdachte [slachtoffer] niet heeft gezien, ondanks dat [slachtoffer] waarschijnlijk met zijn licht aanreed. Bovendien was het een overzichtelijke weg.7 De rechtbank vindt daarom dat de verdachte onvoldoende op het verkeer op die weg heeft gelet.
De overtreding van één verkeersregel en het onvoldoende opletten maken dat bij verdachte sprake is van het laagste niveau van schuld: de aanmerkelijke schuld. Dat was anders geweest, indien de verdachte bijvoorbeeld teveel alcohol had gedronken, te hard had gereden of met zijn mobiele telefoon aan zijn oor had gezeten. Dan zou er sprake zijn geweest van een hoger niveau van schuld, maar die omstandigheden hebben zich in dit geval niet voorgedaan. Vandaar dat bewezen kan worden dat verdachte aanmerkelijk onoplettend heeft gereden. Het primaire verwijt is dus bewezen.
5. Bewezenverklaring
8
De rechtbank vindt bewezen dat de verdachte op 19 mei 2016 op de Arnhemseweg (N310) een ongeluk heeft veroorzaakt waarbij hij in botsing is gekomen met een motor. Daardoor is [slachtoffer] , de bestuurder van die motor, overleden. De rechtbank vindt ook bewezen dat dit is gekomen doordat de verdachte onvoldoende heeft opgelet en doordat hij geen voorrang heeft verleend aan [slachtoffer] .
9 De beslissing
verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 5, heeft begaan, de volledige bewezenverklaring is opgenomen in bijlage 2 bij dit vonnis;
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 6;
verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een geldboete van € 1400,-(veertienhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 24 dagen hechtenis;
ontzegt verdachte ten aanzien van het primair bewezen verklaarde de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 (zes) maanden;
bepaalt, dat deze bijkomende straf, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M. Hamaker (voorzitter), mr. E.M. Vermeulen en
mr. G.J.M. van Wijk, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. Bril, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 20 oktober 2017.
|
|
|
|
|
|
|
Mr. E.M. Vermeulen en mr. G.J.M. van Wijk zijn niet in staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage 1 – de inhoud van de tenlastelegging
Het Openbaar Ministerie heeft het verwijt dat zij aan verdachte maakt, op de terechtzitting gewijzigd. Het verwijt dat daardoor aan verdachte wordt gemaakt is dat:
Primair
hij op of omstreeks 19 mei 2016 te Otterlo in de gemeente Ede, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), komende uit de richting Arnhem en/of gaande in de richting Otterlo, daarmee rijdende op de Arnhemseweg (N310),
zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
ter hoogte van een inrit/weg van de aan die weg (de Arnhemseweg (N310)) gelegen camping " [naam 2] ",
naar een aldaar zich bevindend reclamebord heeft gekeken en/of;
niet of in onvoldoende mate heeft gelet en/of is blijven letten op het direct voor hem, verdachte gelegen weggedeelte van die weg (de Arnhemseweg (N310)) en/of terwijl het uitzicht voor hem, verdachte niet werd belemmerd en/of gehinderd,
vanaf de door hem, verdachte bereden rijstrook van die weg (de Arnhemseweg (N310)) naar links heeft gestuurd en/of naar links is gegaan en/of;
in strijd met het gestelde in artikel 54 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, een bijzondere manoeuvre heeft uitgevoerd, namelijk van die weg (de Arnhemseweg (N310)) naar links gaand een inrit is opgereden en daarbij een hem, verdachte tegemoetkomende, toen dicht genaderd zijnde bestuurder van een ander motorrijtuig (motorfiets) niet heeft laten voorgaan of;
in strijd met het gestelde in 18 lid 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 ter hoogte van de aan die weg gelegen kruispunt (T-splitsing) nabij Camping, [naam 2] (de Arnhemseweg (N310)) naar links is afgeslagen en/of en daarbij een hem, verdachte op die weg (de Arnhemseweg (N310)) tegemoetkomende toen dicht genaderd zijnde bestuurder van een ander motorrijtuig (motorfiets) niet heeft laten voorgaan en/of;
is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met dat dicht genaderd zijnde andere motorrijtuig (motorfiets) en/of de bestuurder van dat andere motorrijtuig (motorfiets),
ten gevolge waarvan die bestuurder van dat andere motorrijtuig (motorfiets) ten val is gekomen,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander(genaamd [slachtoffer] ) werd gedood, althans zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht;
althans, indien het voorgaande niet tot een veroordeling leidt:
Subsidiair
hij op of omstreeks 19 mei 2016 te Otterlo in de gemeente Ede, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), komende uit de richting Arnhem en/of gaande in de richting Otterlo, daarmee heeft gereden op de Arnhemseweg (N310) en
in strijd met het gestelde in artikel 54 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, een bijzondere manoeuvre heeft uitgevoerd, namelijk van die weg (de Arnhemseweg (N310)) naar links gaand een inrit is opgereden en daarbij een hem, verdachte tegemoetkomende, toen dicht genaderd zijnde bestuurder van een ander motorrijtuig (motorfiets) niet heeft laten voorgaan of;
in strijd met het gestelde in 18 lid 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 ter hoogte van de aan die weg gelegen kruispunt (T-splitsing) nabij Camping, [naam 2] (de Arnhemseweg (N310)) naar links is afgeslagen en/of en daarbij een hem, verdachte op die weg (de Arnhemseweg (N310)) tegemoetkomende toen dicht genaderd zijnde bestuurder van een ander motorrijtuig (motorfiets) niet heeft laten voorgaan en/of;
is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met dat dicht genaderd zijnde andere motorrijtuig (motorfiets) en/of de bestuurder van dat andere motorrijtuig (motorfiets);
ten gevolge waarvan die bestuurder van dat andere motorrijtuig (motorfiets) ten val is gekomen;
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
Bijlage 2 – de bewezenverklaring
Primair
hij op of omstreeks 19 mei 2016 te Otterlo in de gemeente Ede, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), komende uit de richting Arnhem en/of gaande in de richting Otterlo, daarmee rijdende op de Arnhemseweg (N310),
zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
ter hoogte van een inrit/weg van de aan die weg (de Arnhemseweg (N310)) gelegen camping " [naam 2] ",
naar een aldaar zich bevindend reclamebord heeft gekeken en/of;
niet of in onvoldoende mate heeft gelet en/of is blijven letten op het direct voor hem, verdachte, gelegen weggedeelte van die weg (de Arnhemseweg (N310)) en/of terwijl het uitzicht voor hem, verdachte niet werd belemmerd en/of gehinderd,
vanaf de door hem, verdachte bereden rijstrook van die weg (de Arnhemseweg (N310)) naar links heeft gestuurd en/of naar links is gegaan en/of;
in strijd met het gestelde in artikel 54 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, een bijzondere manoeuvre heeft uitgevoerd, namelijk van die weg (de Arnhemseweg (N310)) naar links gaand een inrit is opgereden en daarbij een hem, verdachte tegemoetkomende, toen dicht genaderd zijnde bestuurder van een ander motorrijtuig (motorfiets) niet heeft laten voorgaan of;
in strijd met het gestelde in 18 lid 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 ter hoogte van het aan die weg gelegen kruispunt (T-splitsing) nabij Camping “ [naam 2] ” (de Arnhemseweg (N310)) naar links is afgeslagen en/of en daarbij een hem, verdachte, op die weg (de Arnhemseweg (N310)) tegemoetkomende toen dicht genaderd zijnde bestuurder van een ander motorrijtuig (motorfiets) niet heeft laten voorgaan en/of;
is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met dat dicht genaderd zijnde andere motorrijtuig (motorfiets) en/of de bestuurder van dat andere motorrijtuig (motorfiets),
ten gevolge waarvan die bestuurder van dat andere motorrijtuig (motorfiets) ten val is gekomen,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) werd gedood, althans zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht.
De kennelijke taal- en/of schrijffouten in datgene wat verdachte wordt verweten zijn verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders wordt verweten aan verdachte dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte wordt daarvan vrijgesproken.