Overwegingen
1. Aan eiseres is een bedrag van € 950,40 voor onderhoudsrecht opgelegd voor de grafruimte met nummer [000] (ten name van [B] ) en een bedrag van € 950,40 voor onderhoudsrecht voor de grafruimte met nummer [001] (ten name van [C] ).
2. Ingevolge artikel 229, eerste lid, van de Gemeentewet, voor zover thans van belang, kunnen rechten worden geheven ter zake van:
-
het gebruik overeenkomstig de bestemming van voor de openbare dienst bestemde gemeentebezittingen of van voor de openbare dienst bestemde werken of inrichtingen die bij de gemeente in beheer of in onderhoud zijn;
-
het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten.
Ingevolge het tweede lid van dit artikel, voor zover hier van belang, worden de in het eerste lid bedoelde rechten aangemerkt als gemeentelijke belastingen.
3. In de Verordening op de heffing en de invordering van rechten gemeentelijke begraafplaatsen 2016 van de Gemeente Oldenbroek (hierna: Verordening) is het volgende vermeld:
“ Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Deze verordening verstaat onder:
(…)
b. graf: een daartoe aangewezen gedeelte op een gemeentelijke begraafplaats waar
één of twee grafruimten aanwezig zijn;
c. grafruimte: een ruimte in een graf bestemd en geschikt tot:
- het begraven en begraven houden van één lijk of één asbus met of zonder urn;
- het verstrooien van de as van één overledene;
d. particuliere grafruimte: een grafruimte of (een gedeelte van) een grafkelder, waarvoor voor (on)bepaalde tijd aan een natuurlijk of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend om één stoffelijk overschot of asbus of urn in onder te brengen of as te verstrooien van één overledene.
(…)
m. onderhoudsrecht: het bedrag dat wordt geheven als deel in de kosten van het dagelijks onderhoud van de gehele begraafplaats, inclusief de graven, urnennissen en grafbedekking.
(…)
Artikel 2 Belastbaar feit
Op basis van deze verordening worden rechten geheven voor het gebruik van de begraafplaatsen en voor het door de gemeente verlenen van rechten of diensten in verband met de begraafplaatsen.
(…)
Artikel 5 Grondslag van heffing en belastingtarief
De rechten worden geheven naar de grondslagen en de tarieven zoals opgenomen in de tarieventabel die bij deze verordening hoort.”
4. In de bij de Verordening behorende tarieventabel is in hoofdstuk 3 het volgende
vermeld:
“ 3.3 Het onderhoudsrecht voor een particuliere grafruimte of particuliere urnennis kan worden afgekocht bij een voor het grafrecht bepaalde periode van 20 jaar voor: € 950,40.”
5. Eiseres heeft het onderhoudsrecht van een graf waarin twee grafruimten aanwezig zijn afgekocht voor een periode van 20 jaar. Volgens eiseres is ten onrechte twee keer het onderhoudsrecht in rekening gebracht omdat sprake is van één graf. Het maakt volgens haar geen verschil dat sprake is van twee grafruimten in één graf omdat dit niet van invloed is op het onderhoud. Volgens eiseres is de dubbele heffing niet gebaseerd op een te verrichten dienst en worden bij omliggende gemeenten de onderhoudskosten gekoppeld aan een graf.
6. Verweerder heeft aangevoerd dat terecht tweemaal onderhoudsrecht is geheven omdat het onderhoudsrecht niet alleen betrekking heeft op het onderhoud van het graf zelf maar ook op een aandeel in de kosten van het dagelijks onderhoud van de gehele begraafplaats. Verweerder heeft gesteld dat hij ervoor mocht kiezen deze kosten op basis van het aantal grafruimten om te slaan.
7. Vaststaat dat het onderhoud van een graf met daarin één grafruimte niet verschilt van het onderhoud van een graf met daarin in twee grafruimten. Volgens vaste rechtspraak laat het karakter van de onderhavige retributie (het onderhoudsrecht) differentie in het tarief voor het algemene onderhoud van de begraafplaats slechts toe indien die differentiatie zich richt naar het genot dat een rechthebbende tot een graf heeft van dit onderhoud (vergelijk onder meer: Hoge Raad 28 februari 2003, ECLI:NL:HR:2003:AF5108). De rechtbank is van oordeel dat deze rechtspraak niet alleen van toepassing is bij tariefdifferentiatie tussen algemene graven en eigen graven, maar ook in het onderhavige geval. Verweerder heeft immers feitelijk ook gekozen voor tariefdifferentiatie door aan te knopen bij het aantal grafruimten in plaats van het aantal graven. Vaststaat dat eiseres de enige rechthebbende is tot het graf. Verweerder heeft niet aannemelijk gemaakt dat het genot dat eiseres van het algemene onderhoud van de begraafplaats heeft groter is dan, laat staan twee keer zo groot is als, het genot dat een rechthebbende heeft tot een graf waarin zich één grafruimte bevindt. Het verschil in tarief wordt dus niet gerechtvaardigd door het verschil in genot. Verweerder heeft dus ten onrechte twee keer onderhoudsrecht ter zake van één graf in rekening gebracht.
8. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is het beroep gegrond verklaard en de aanslag verminderd.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding omdat gesteld noch gebleken is dat eiseres kosten heeft gemaakt die op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking komen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.J. Tikken, rechter, in aanwezigheid van mr. M.M.A. Arts, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 30 oktober 2017.
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.