[eiser] baseert zijn vorderingen, tegen de achtergrond van de vaststaande feiten, op de volgende – zakelijk weergegeven – stellingen.
Repay, als formeel werkgever, is op grond van art. 7:658 lid 1 Burgerlijk Wetboek (verder: BW) verplicht de werkomgeving en materialen waarmee [eiser] de arbeid moest verrichten op zodanige wijze in te richten en te onderhouden, alsmede die maatregelen te nemen, die redelijkerwijs nodig zijn ter voorkoming dat [eiser] in de uitoefening van zijn functie schade lijdt. Diezelfde verplichting rustte op [gedaagde sub 2] als materieel werkgever op grond van art. 7:658 lid 4 BW.
[eiser] is op 27 januari 2016, omstreeks 13.00 en 13.30 uur, tijdens de uitoefening van zijn werkzaamheden voor [gedaagde sub 2], een bedrijfsongeval overkomen. Als gevolg hiervan is [eiser] arbeidsongeschikt geraakt en is het voor hem niet meer mogelijk geweest terug te keren bij Repay dan wel [gedaagde sub 2].
[eiser] is van mening dat Repay en [gedaagde sub 2] aansprakelijk zijn voor de door hem als gevolg van dat ongeval geleden en nog te lijden (letsel-)schade. [gedaagde sub 2] heeft immers, ondanks dat [eiser] hier herhaaldelijk om heeft verzocht, nooit gehoor gegeven aan de verzoeken van [eiser] tot verstrekking van hulpmiddelen, zoals een pompwagen, een kar of steekwagen over te gaan, dan wel aan hem (veiligheids)instructies verstrekt. Dit klemt te meer waar [eiser] (bijna) dagelijks pakketten/objecten tot circa 90 kilo geheel op eigen kracht moest tillen en verplaatsen om deze bij de geadresseerden te kunnen afleveren.
Het hem overkomen ongeval had voorkomen kunnen worden als Repay en [gedaagde sub 2] voldoende zorg hadden betracht voor de veiligheid en gezondheid van [eiser] die, zoals bekend bij Repay en [gedaagde sub 2], al vóór de indiensttreding bij Repay en [gedaagde sub 2] en dus al voor het arbeidsongeval, knieklachten had.